Woordjes leren Grandes Lignes Frans 2.4
Beste bezoeker,
Wellicht kom je op onze site terecht omdat je op zoek bent naar woordenlijsten voor de methode Grandes Lignes Frans 2.4. Woordjesleren.nl en studygo.com hebben de handen ineen geslagen om samen het allerbeste overhoorplatform van Nederland te maken! Je kunt je woordenlijst voor de methode Grandes Lignes Frans 2.4 dan ook vinden op studygo.com. Zie ook onze tips.
- Bespaar tijd
- Haal hogere cijfers
- Lijsten van uitgevers
- Verbeter je uitspraak
- Leer altijd en overal
- Nederlandse klantenservice
Wil je toch de woordenlijst opzoeken via woordjesleren.nl? Scroll dan naar beneden!
Hoofdstukken Grandes Lignes Frans 2.4
Taal: Frans eten = manger
honger hebben = avoir faim
het ontbijt = le petit déjeuner
de lunch = le déjeuner
het avondeten = le dîner
eet smakelijk = bon appétit
lekker = bon(ne)
het voorgerecht = l'entrée v
het hoofdgerecht = le plat principal
het voedsel = la nourriture
de pannenkoek = la crêpe
de kip = le poulet
de patat = les frites v mv
de aardappel = la pomme de terre
het brood = le pain
het stokbrood = la baguette
de groente = le légume
de kaas = le fromage
de melk = le lait
het vlees = la viande
het ei, de eieren = l'œuf m, les œufs
het drankje, het drinken = la boisson
het vruchtensap = le jus de fruits
het water = l'eau v
de thee = le thé
het fruit = les fruits m mv
de sinaasappel = l'orange v
de appel = la pomme
de fles = la bouteille
de doos, het blik = la boîte
er is, er zijn = il y a
veel = beaucoup
weinig = peu
alstublieft (als je iets geeft) = voilà, voici
alstublieft (als je iets vraagt) = s'il vous plaît
eindelijk, tenslotte = enfin
altijd = toujours
daarna = après
vandaag = aujourd'hui
nemen = prendre
leren = apprendre
begrijpen = comprendre
houden van, lekker vinden = aimer
dol zijn op = adorer
een hekel hebben aan = détester
liever hebben, de voorkeur geven aan = préférer
klaarmaken = préparer
bestellen = commander
vaak = souvent
honger hebben = avoir faim
het ontbijt = le petit déjeuner
de lunch = le déjeuner
het avondeten = le dîner
eet smakelijk = bon appétit
lekker = bon(ne)
het voorgerecht = l'entrée v
het hoofdgerecht = le plat principal
het voedsel = la nourriture
de pannenkoek = la crêpe
de kip = le poulet
de patat = les frites v mv
de aardappel = la pomme de terre
het brood = le pain
het stokbrood = la baguette
de groente = le légume
de kaas = le fromage
de melk = le lait
het vlees = la viande
het ei, de eieren = l'œuf m, les œufs
het drankje, het drinken = la boisson
het vruchtensap = le jus de fruits
het water = l'eau v
de thee = le thé
het fruit = les fruits m mv
de sinaasappel = l'orange v
de appel = la pomme
de fles = la bouteille
de doos, het blik = la boîte
er is, er zijn = il y a
veel = beaucoup
weinig = peu
alstublieft (als je iets geeft) = voilà, voici
alstublieft (als je iets vraagt) = s'il vous plaît
eindelijk, tenslotte = enfin
altijd = toujours
daarna = après
vandaag = aujourd'hui
nemen = prendre
leren = apprendre
begrijpen = comprendre
houden van, lekker vinden = aimer
dol zijn op = adorer
een hekel hebben aan = détester
liever hebben, de voorkeur geven aan = préférer
klaarmaken = préparer
bestellen = commander
vaak = souvent
Zoek in de oefeningen
