Woordjes leren follow up 4. 5. 6.
Beste bezoeker,
Wellicht kom je op onze site terecht omdat je op zoek bent naar woordenlijsten voor de methode follow up 4. 5. 6.. Woordjesleren.nl en studygo.com hebben de handen ineen geslagen om samen het allerbeste overhoorplatform van Nederland te maken! Je kunt je woordenlijst voor de methode follow up 4. 5. 6. dan ook vinden op studygo.com. Zie ook onze tips.
- Bespaar tijd
- Haal hogere cijfers
- Lijsten van uitgevers
- Verbeter je uitspraak
- Leer altijd en overal
- Nederlandse klantenservice
Wil je toch de woordenlijst opzoeken via woordjesleren.nl? Scroll dan naar beneden!
Hoofdstukken follow up 4. 5. 6.
Taal: Engels relationship = relatie
engaged = verloofd
engagement = verloving
to celebrate = vieren
to divorce = scheiden
divorce = scheiding
because of; on account of = vanwege
to live together; to cohabit = samenwonen
to separate = uit elkaar gaan
single = alleenstaand
to desert; to abandon = in de steek laten
to bring up; to raise = grootbrengen
foster parents = pleegouders
stepfather = stiefvader
relative = familielid
orphan = wees
ancestor = voorouder
to descend (from) = afstammen (van)
descendant = afstammeling
bachelor = vrijgezel
parental = ouderlijk
adult = volwassene
grown-up = volwassen
to regard; to consider = beschouwen
acquaintance = kennis
striking = opvallend
in common = gemeen; gemeenschappelijk
among = onder
to owe (to) = te danken hebben (aan)
human = menselijk
appearance = uiterlijk
scar = litteken
familiar = bekend; vertrouwd
tan = bruine kleur
sensitive = gevoelig
to expose (to) = blootstellen (aan)
exposure =blootstelling
sight = gezichtsvermogen
perspiration = transpiratie
bald = kaal
to dye = verven {haar/kleding}
muscle = spier
plastic surgery = plastische chirurgie
to remove =verwijderen
obese = zwaarlijvig
obesity = zwaarlijvigheid
slim = slank
to slim = afslanken; afvallen
features = gelaatstrekken
wrinkle = rimpel
to resemble = to look like
resemblance =gelijkenis
remarkable = opmerkelijk
graceful = gracieus; sierlijk
skull = schedel
sense = zintuig
naked; nude = naakt
health = gezondheid
healthy = gezond
disease = ziekte
to cause = veroorzaken
cause = oorzaak
malignant = kwaadaardig
germ = bacterie
risk = risico
ordinary = gewoon
pneumonia = longontsteking
to consult = raadplegen
to examine = onderzoeken
tranquilliser = kalmeringsmiddel
label = etiket
habit = gewoonte
disabled = invalide
disability = handicap
to relieve = verlichten/verzachten
relieved = opgelucht
relief = opluchting
defective = gebrekkig
asset = waardevol bezit
frail = zwak
to regain = terugkrijgen
to monitor = controleren
to ensure = ervoor zorgen
relief = hulp
tranquil = rustig; kalm
engaged = verloofd
engagement = verloving
to celebrate = vieren
to divorce = scheiden
divorce = scheiding
because of; on account of = vanwege
to live together; to cohabit = samenwonen
to separate = uit elkaar gaan
single = alleenstaand
to desert; to abandon = in de steek laten
to bring up; to raise = grootbrengen
foster parents = pleegouders
stepfather = stiefvader
relative = familielid
orphan = wees
ancestor = voorouder
to descend (from) = afstammen (van)
descendant = afstammeling
bachelor = vrijgezel
parental = ouderlijk
adult = volwassene
grown-up = volwassen
to regard; to consider = beschouwen
acquaintance = kennis
striking = opvallend
in common = gemeen; gemeenschappelijk
among = onder
to owe (to) = te danken hebben (aan)
human = menselijk
appearance = uiterlijk
scar = litteken
familiar = bekend; vertrouwd
tan = bruine kleur
sensitive = gevoelig
to expose (to) = blootstellen (aan)
exposure =blootstelling
sight = gezichtsvermogen
perspiration = transpiratie
bald = kaal
to dye = verven {haar/kleding}
muscle = spier
plastic surgery = plastische chirurgie
to remove =verwijderen
obese = zwaarlijvig
obesity = zwaarlijvigheid
slim = slank
to slim = afslanken; afvallen
features = gelaatstrekken
wrinkle = rimpel
to resemble = to look like
resemblance =gelijkenis
remarkable = opmerkelijk
graceful = gracieus; sierlijk
skull = schedel
sense = zintuig
naked; nude = naakt
health = gezondheid
healthy = gezond
disease = ziekte
to cause = veroorzaken
cause = oorzaak
malignant = kwaadaardig
germ = bacterie
risk = risico
ordinary = gewoon
pneumonia = longontsteking
to consult = raadplegen
to examine = onderzoeken
tranquilliser = kalmeringsmiddel
label = etiket
habit = gewoonte
disabled = invalide
disability = handicap
to relieve = verlichten/verzachten
relieved = opgelucht
relief = opluchting
defective = gebrekkig
asset = waardevol bezit
frail = zwak
to regain = terugkrijgen
to monitor = controleren
to ensure = ervoor zorgen
relief = hulp
tranquil = rustig; kalm
- Hoofdstuk 1 - 1.1 - havo/vwo 4
- Hoofdstuk 4 - 4, 5, 6 - havo/vwo 4
- Hoofdstuk 7 - follow up 7, 8, 9 - havo/vwo 4 (deel 7, 8, 9)
- Hoofdstuk 10 - 10.11.12 - havo/vwo 4
- Hoofdstuk 13 - 13, 14, 15 - havo/vwo 4
- Hoofdstuk 16 - 16, 17, 18 - havo/vwo 4 (deel 16)
- Hoofdstuk 19 - 19.20.21 - havo/vwo 4 (deel 19)
- Hoofdstuk 22 - 22.23.24 - havo 4 (deel 22)
- Hoofdstuk 25 - 25.26.27 - havo 4
- Hoofdstuk 28 - 28.29.30 - havo 4
- Hoofdstuk 31 - 31.32.33 - havo 4
- Hoofdstuk 34 - 34.35.36 - havo 4
Zoek in de oefeningen