Deutsch Niederländisch
das Abendessen, - het diner, het avondeten
der Abteilungsleiter, - het afdelingshoofd
die Ankunft, - de aankomst
das Automobil, -e de auto
das Bad, Bäder het bad
basteln knutselen
bauen bouwen
sich befinden ergens zijn
bekannt sein für bekend staan om
bestätigen bevestigen
die Bestätigung, -en de bevestiging
bieten bieden
bilden vormen
bitten um om iets verzoeken, om iets vragen
bringen brengen
die Chance, -n de kans
dass (daß) dat (voegwoord)
denken an denken aan
der Denker, - de denker
der Dichter, - de dichter
das Doppelzimmer, - de tweepersoonskamer
drucken printen
die Dusche, -n de douche
einfallen te binnen schieten
das Einzelzimmer, - de eenpersoonskamer
sich empfehlen als zich aanbieden als
entfernt von verwijderd van
entwickeln ontwikkelen
erfinden uitvinden
erfolgreich succesvol
die Fahrradtour, -en de fietstocht
faxen faxen
das Fernsehen de televisie
der Fernseher, - het tv-toestel
fleißig ijverig
fliegen vliegen
der Flug, Flüge de vlucht
der Flughafen, ~häfen de luchthaven
das Frühstück het ontbijt
die Garage, -n de garage
das Gartenhäuschen, - het tuinhuisje
die Gastronomie de gastronomie
der Gedanke, -n de gedachte
das Gepäck de bagage
der Gepäckservice de bagageservice
die Geschäftsreise, -n de zakenreis
die Geschichte, -n het verhaal, de geschiedenis
gesund gezond
gewähren, einen Rabatt gewähren toestaan, een korting geven
gründen oprichten, stichten
die Halbpension het halfpension
halten für aanzien voor
der Hotelführer, - de hotelgids
die Kaffeepause, -n de koffiepauze
die Karriere, -n de loopbaan, de carrière
der Komfort het gemak, het comfort
komfortabel comfortabel
der Konferenzraum, ~räume de vergaderzaal
sich konzentrieren zich concentreren
sich kümmern um zorgen voor
der Kurpark, -s het park in een kuuroord
die Lage, -n 1: de situatie, 2: de ligging
die Linie, -n de lijn
lügen liegen
Lust haben auf zin hebben in
das Mädchen, - het meisje
das Mal, -e keer (als in keer op keer)
das Mittagessen, - de lunch, het middageten
der Motor, -en de motor
der Nachbar, -n de buurman
die Nacht, Nächte de nacht
nennen noemen, vernoemen
neugierig nieuwsgierig
der Nichtraucher, - die niet-roker
der Parkplatz, ~plätze de parkeerplaats
der Passant, -en de voorbijganger
das Patent, -e, ein Patent aanmelden het octrooi, octrooi aanvragen
der Rabatt, -e de korting
der Raucher, - de roker
der Rentner, - de gepensioneerde
die Reservierung, -en de reservering
die Rolle, -n, eine Rolle spielen de rol, een rol spelen
rückgängig machen, (stornieren) annuleren, (terugboeken)
schade jammer
das Schwimmbad, ~bäder het zwembad
der Stadtplan, ~pläne de stadsplattegrond
der Tageslichtprojektor, -en de overheadprojector
die Tagung, -en de conferentie
der Tagungsraum, ~räume de vergaderzaal
die Tagungstechnik de technische faciliteiten bij een vergadering
überlegen nadenken over
die Übernachtung, -en de overnachting
übertreiben overdrijven
die Unterkunft, Unterkünfte het logies
verfügen über beschikken over
die Verfügung, zur Verfügung stehen de beschikbaarheid, beschikbaar zijn
vergessen vergeten
verhalten ingetogen
verletzt (sein) gekwetst, geblesseerd
verschieben verplaatsen, verzetten
die Vollpension het volpension
vormerken noteren, bestelling opnemen
vorschlagen een voorstel doen
wahr waar
werben adverteren
das Werk, -e de fabriek
die Werkstatt, stätten de werkplaats
wichtig belangrijk
wirtschaftsstark economisch sterk
der Witz, -e de grap, de mop
der Wunsch, Wünsche de wens
zählen zu behoren bij
ziemlich tamelijk
der Zimmerschlüssel, - de kamersleutel