weefsels= een groep cellen bij elkaar
cytoplasma= een stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen
celmembraan= is de buitenste laag van het cytoplasma
celkern= bestaat uit kernplasma
kernmembraan= de buitenste laag van het kernplasma
vacuole= een blaasje gevuld met vocht
celwand= het stevige laagje om heen cel
intercellulaire ruimten=kleine holtes tussen de celwanden deze ruimten zijn gevuld met lucht
prepareermateriaal= materiaal dat je nodig hebt bij het maken van een preparaat
de rokken= de opgebouwde lagen van een ui
eosine= is een kleurstof waarmee je delen van cellen zichtbaar kunt maken
plastiden= korrels
bladgroenkorrels= komen voor in de bladeren van planten. door de bladgroenkorrels zien planten er groen uit
kleurstofkorrels= komen voor in de cellen van bloemen en vruchten met een gele, oranje, rode kleur kleurstofkorrels geven bloemen en vruchten hun opvallende kleur
zetmeelkorrels= komen voor in de in de cellen van aardappelen ze zijn kleurloos in zetmeelkorrels zijn zetmeel opgeslagen
slijmvlies= slijmvlies zit aan de binnenkant van je wang
kerndeling= is de deling van de celkern in tweeen
celdeling= is de deling van een cel in tweeen
moedercel= is een cel waar uiteindelijk twee cellen van ontstaan
dochtercellen= dat zijn de twee cellen die ontstaan van de moedercel
plasmagroei= cellen die cytoplasma bij vormen
chromosomen= lang gerekte dunne draden ze liggen in een celkern als een wirwar door elkaar
DNA= stof met informatie uit je lichaam
lichaamscellen= cellen waaruit het lichaam van een mens is opgebouwd
huidmondjes= kleine openingen, die bij de meeste planten vooral aan de onderkant van bladeren zitten
opperhuid=de onderkant en de bovenkant bestaan beide uit een laag cellen die worden de opperhuid genoemd