Woordjes leren franse vervoegingen
Beste bezoeker,
Wellicht kom je op onze site terecht omdat je op zoek bent naar woordenlijsten voor de methode franse vervoegingen. Woordjesleren.nl en studygo.com hebben de handen ineen geslagen om samen het allerbeste overhoorplatform van Nederland te maken! Je kunt je woordenlijst voor de methode franse vervoegingen dan ook vinden op studygo.com. Zie ook onze tips.
- Bespaar tijd
- Haal hogere cijfers
- Lijsten van uitgevers
- Verbeter je uitspraak
- Leer altijd en overal
- Nederlandse klantenservice
Wil je toch de woordenlijst opzoeken via woordjesleren.nl? Scroll dan naar beneden!
Hoofdstukken franse vervoegingen
Taal: FransMethodesite franse vervoegingen
Être = zijn
Je (être) = suis
Tu (être) = es
Il, elle, on (être) = est
Nous (être) = sommes
Vous (être) = êtes
Ils, elles (être) = sont
Avoir = hebben
Je (avoir) = 'ai
Tu (avoir) = as
Il, elle, on (avoir) = a
Nous (avoir) = avons
Vous (avoir) = avez
Ils, elles (avoir) = ont
Faire = doen
Je (faire) = fais
Tu (faire) = fais
Il, elle, on (faire) = fait
Nous (faire) = faisons
Vous (faire) = faites
Ils, elles (faire) = font
Aller = gaan
Je (aller) = vais
Tu (aller) = vas
Il, elle, on (aller) = va
Nous (aller) = allons
Vous (aller) = allez
Ils, elles (aller) = vont
Pouvoir = kunnen
Je (pouvoir) = peux
Tu (pouvoir) = peux
Il, elle, on (pouvoir) = peut
Nous (pouvoir) = faisons
Vous (pouvoir) = faites
Ils, elles (pouvoir) = font
Vouloir = willen
Je (vouloir) = veux
Tu (vouloir) = veux
Il, elle, on (vouloir) = veut
Nous (vouloir) = voulons
Vous (vouloir) = voulez
Ils, elles (vouloir) = veulent
Je (être) = suis
Tu (être) = es
Il, elle, on (être) = est
Nous (être) = sommes
Vous (être) = êtes
Ils, elles (être) = sont
Avoir = hebben
Je (avoir) = 'ai
Tu (avoir) = as
Il, elle, on (avoir) = a
Nous (avoir) = avons
Vous (avoir) = avez
Ils, elles (avoir) = ont
Faire = doen
Je (faire) = fais
Tu (faire) = fais
Il, elle, on (faire) = fait
Nous (faire) = faisons
Vous (faire) = faites
Ils, elles (faire) = font
Aller = gaan
Je (aller) = vais
Tu (aller) = vas
Il, elle, on (aller) = va
Nous (aller) = allons
Vous (aller) = allez
Ils, elles (aller) = vont
Pouvoir = kunnen
Je (pouvoir) = peux
Tu (pouvoir) = peux
Il, elle, on (pouvoir) = peut
Nous (pouvoir) = faisons
Vous (pouvoir) = faites
Ils, elles (pouvoir) = font
Vouloir = willen
Je (vouloir) = veux
Tu (vouloir) = veux
Il, elle, on (vouloir) = veut
Nous (vouloir) = voulons
Vous (vouloir) = voulez
Ils, elles (vouloir) = veulent
Zoek in de oefeningen
