to abandon (abandonment) = in de steek laten
able (ability) = in staat; bekwaam
to abolish (abolition) = afschaffen
to abound (abundance) = in overvloed voorkomen
to abuse = misbruik; mishandeling
to accelerate = versnellen
to acknowledge = erkennen
accessible (accessibility) = toegankelijk
to accompany (accompaniment) = vergezellen; begeleiden
to accommodate (accommodation) = onderbrengen; huisvesten
to account (account) = verslag doen van
to account for = verklaren
to take into account = rekening houden met
to accumulate = opstapelen
to accuse = beschuldigen
to acquire (acquisition) = verwerven
act = daad; wet
ad (=advertisement) = advertentie
to adapt = aanpassen; bewerken
additional = bijkomend; extra
addict = verslaafde
to be addicted to (addiction) = verslaafd zijn aan
to address = adresseren; aanspreken
to address a problem = een probleem aanpakken
adjacent = aangrenzend
to adjust (adjustment) = zich aanpassen
to admire (admission) = bewonderen
to advance (advancement) = vorderen; vooruitgaan; bevorderen
advance = vooruitgang; voorschot
in advance = vooraf; van tevoren
advanced = gevorderd
adversary = tegenstander
to advocate (advocate) = voorstaan; voorstander zijn van