Woordjes leren FransVWO6

Beste bezoeker,

Wellicht kom je op onze site terecht omdat je op zoek bent naar woordenlijsten voor de methode FransVWO6. Woordjesleren.nl en studygo.com hebben de handen ineen geslagen om samen het allerbeste overhoorplatform van Nederland te maken! Je kunt je woordenlijst voor de methode FransVWO6 dan ook vinden op studygo.com. Zie ook onze tips.

  • Bespaar tijd
  • Haal hogere cijfers
  • Lijsten van uitgevers
  • Verbeter je uitspraak
  • Leer altijd en overal
  • Nederlandse klantenservice
Maak nu een gratis account aan >>

Wil je toch de woordenlijst opzoeken via woordjesleren.nl? Scroll dan naar beneden!

\/
   

Hoofdstukken FransVWO6

Taal: Frans


Au cours de=in de loop van
Essayer =proberen
En vain =vergeefs
La plupart de =de meeste
Est situé =staat
Attirer =aantrekken

Depuis =sinds
Une pièce =een (toneel)stuk
Compter parmi =rekenen tot
Démodé =ouderwets
Paraître =schijnen, lijken
Cequi/ce que =wat
Déplu (déplaire) =mishaagd
Même =zelf(s)
Bien sûr =zeker
Au fil des années =in de loop van de jaren
Se succéder =elkaar opvolgen
Se souvenir de =zich iets herinneren
Le membre =het lid
Parfois =soms
Décrocher =afhaken
Vieillir =oud worden
Mourir =sterven
Encore =nog
Le comportement =het gedrag
Respirer =ademhalen

“Quelle en est l’intention?” =wat is ervan de bedoeling?
Décourager =ontmoedigen
Une entreprise = een bedrijf
Mettre fin à =een eind maken aan
Les aliments =de voedingsmiddelen
Réduire =terugbrengen
Une émission =een uitzending
La santé =de gezondheid
La lutte =de strijd
Parmi =onder
S’avérer =blijken
Efficace =doeltreffend
Faire preuve de =blijk geven van
Combattif =strijdlustig
Moqueur =spottend
Résigné = berustend
Sceptique = twijfelend
S’adresser à = zich richten tot
Avant tout = voor alles

La publicité = de reclame
Comment…? = Hoe…?
Résister à = weerstand bieden aan
C’est que =dat komt omdat
Une cible =een doelwit
En moyenne = gemiddeld
Destiné à =bestemd voor
Le surpoids = het overgewicht
La société = de vereniging, samenleving
Charger de = belasten met
Au profit de = ten gunste van
Une chaîne = een zender
Instamment = dringend
La suppression = de afschaffing
Or = welnu
Le gouvernement = de regering
Refuser = weigeren
Éviter = vermijden
Grignoter = snaaien
Le repas = de maaltijd
Gras = vet
Modifier = veranderen
Censé = met de bedoeling
Rêver = dromen
Utiliser = gebruiken
Conditionner = manipuleren
Il s’agit de = het gaat om, het betreft
Vendre = verkopen
Disponible = beschikbaar
Lorsque = toen
Pourtant = toch
La loi = de wet
Interdire = verbieden
Avoir lieu =plaats hebben
Envisager = van plan zijn
Devenir = worden
L’avenir = de toekomst
Empoissonner = vergiftigen
Inviter à = uitnodigen om
Mieux = beter
L’environnement = het milieu

Déduire = afleiden
Le déjeuner = de lunch
“A qoui sert …?” = Waartoe dient…?
Mentionner = noemen
Illustrer = verduidelijken
Francophone = franstalig
Montrer = laten zien, aantonen
S’adapter à = wennen aan
Souligner = onderstrepen
Être attaché à = gehecht zijn aan
“Qu’ est-ce qui ressort de…?” = Wat blijkt uit…?
Tout en continuant = terwijl ze doorgaan met
L’ordinateur = de computer
Consacrer à = wijden aan
Sentir = voelen
Se détourner de = zich afwenden van
Adhérer à = lid worden van
Prononcer = uitspreken
La source = de bron
Bref = kortom
De plus = bovendien
Il en résulte que = daaruit volgt dat
Néanmoins = niettemin
Décu = teleurgesteld
Indigné = verontwaardigd

Sortir = uitgaan
Conquérir = veroveren
Appeler = bellen, roepen
Il y a = er is, er zijn; geleden
Séparer = scheiden
Car = want
Comme = zoals
À peu près = bijna
Parce que = omdat
Certain = zeker
Vanter = prijzen
Le guide = de gids
Compter = rekenen
Se détendre = zich ontspannen
D’habitude = gewoonlijk
Lorsque = wanneer
Revenir = terugkomen
Le droit = het recht
Le renommée = de roem
Lors de = tijdens
Pendant = tijdens, gedurende
Tant que = zolang
Se contenter de = zich tevredenstellen met
Il faut = er moet iets
D’après = volgens
Ensuite = daarna, vervolgens
Il est d’usage = het is gebruikelijk
La souris = de muis
Coller = plakken
Constituer = vormen
Né (naître) = geboren
Ils furent (passé simple) = ze waren
Obliger = ` verplichten
Ouvrir = openen
Nourrir = voeden
Issu de = afkomstig uit
Modeste = bescheiden
Commencer à = beginnen te
Se multiplier = zich vermeerderen
Apparaître = verschijnen
Une époque = een tijdperk
Le goût = de smaak
Réfléchir = nadenken
Consister à = bestaan uit
Comprendre = begrijpen; bevatten
Parfois = soms
Répandre (répandu) = verbreiden
Notamment = met name
Devenir = worden
Inaccessible = ontoegankelijk
Le verre = het glas
Suivre = volgen
Un écran = een beeldscherm
Peut-être = misschien
Le voisin = de buurman
Se rendre à = zich begeven naar
Probablement = waarschijnlijk


 
 

Zoek in de oefeningen

Zoek een vragenlijst van deze methode met het volgende woord:


 

   
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties. Meer informatie.