Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Russische Grammatica 2 (Metz)
› 2 Boulogne - werkwoordenlijst
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Russische Grammatica 2 (Metz)
, deel 3
2 Boulogne - werkwoordenlijst
Jaar 3 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
агитировать/сагитировать = agiteren; ophitsen асфальтировать/заасфальтировать = asfalteren жестикулировать = gesticuleren планировать/запланировать = plannen ремонтировать/отремонтировать = herstellen репетировать = repeteren регулировать/урегулировать = reguleren исследовать = onderzoeken обследовать = onderzoeken использовать = gebruiken организовать = organiseren казнить = terechtstellen сдавать/сдать = een toets afleggen; slagen voor een toets; een examen afleggen; slagen voor een examen учиться/научиться = iets aangeleerd worden; studeren сообщать/сообщить = meedelen изучать/изучить = studeren; bestuderen извиняться/извиниться = excuseren; zich verontschuldigen относить/отнести = wegbrengen задавать/задать = stellen; poseren входить/войти = binnenlopen; binnengaan ждать/подождать = wachten соглашаться/согласиться = akkoord gaan оставаться/остаться = achterblijven; nablijven заниматься/заняться = zich bezighouden уходить/уйти = weggaan садиться/сесть = zitten; gaan zitten выходить/выйти = uitgaan; weg gaan; naar buiten gaan заходить/зайти = even naar binnen gaan; even binnen gaan; langsgaan браться/взяться за дело = er werk van maken; eraan beginnen приходить/прийти = komen; aankomen тратить/потратить = opgebruiken; verspillen; besteden aan принимать/принять = nemen; treffen рассказывать/рассказать = vertellen заказывать/заказать = bestellen доставать/достать = verkrijgen; behalen предупреждать/предупредить = waarschuwen дозваниваться/дозвониться = iemand telefonisch kunnen bereiken съезжать/съездить = ergens heen rijden; ergens heen rijden voor een korte tijd; ergens heen rijden voor een korte periode заключать/заключить = afsluiten подходить/подойти = te voet naderen; naderen; in de buurt gaan staan засыпать/заснуть = in slaap vallen готовиться/подготовиться = zich voorbereiden слушать/послушать = luisteren гулять = wandelen купаться = baden; in het water zijn загорать/загореть = bruinen; zonnen отмечать/отметить = vieren болеть = ziek zijn заболевать/заболеть = ziek worden читать/прочитать = lezen сидеть = zitten отдыхать/отдохнуть = uitrusten ставить/поставить = zetten; neerzetten; plaatsen давать/дать = geven проводить/провести = begeleiden плакать = wenen передавать/передать = uitzenden; doorgeven ужинать/поужинать = dineren; avondeten пробовать/попробовать = proberen проносить/пронести = meebrengen; ronddragen включать/включить = aanzetten зазвонить = beginnen te bellen; beginnen te rinkelen заканчиваться/закончиться = beëindigen; afsluiten нравиться/понравиться = bevallen; behagen восходить/взойти = opkomen; omhoog gaan получать/получить = ontvangen гасить/погасить = uitdoven; doven начинать/начать = beginnen заполнять/заполнить = invullen возвращать/вернуть = teruggeven подписывать/подписать = ondertekenen; handtekening zetten уговаривать/уговорить = overtuigen опаздывать/опоздать = te laat komen поступать/поступить = toetreden; zich inschrijven вспоминать/вспомнить = zich herinneren; herinneren просидеть = een tijdlang zittend doorbrengen; een tijdlang zitten ловить/поймать = proberen te vangen; vangen добиваться/добиться = bereiken успокаивать/успокоить = sussen; rustig maken выслушивать/выслушать = aanhoren доводить/довести = brengen tot; leiden tot; leiden naar; brengen naar воспринимать/воспринять = begrijpen; tot zich nemen обедать/пообедать = lunchen; middageten просить/попросить = verzoeken покупать/купить = kopen обращать/обратить = besteden; wenden; richten происходит/произойти = voorvallen спорить/поспорить = ruziën убегать/убежать = weglopen доедать/доесть = opeten; bord leegeten справляться/справиться = klaarspelen; iets voor elkaar krijgen курить = roken закурить = een sigaret opsteken; beginnen te roken опровергать/опровергнуть = weerleggen; ontkrachten записывать/записать = opschrijven разжигать/разжечь = aansteken полагаться/положиться = steunen op обижать/обидеть = beledigen проезжать/проехать = doorrijden уезжать/уехать = wegrijden советоваться/посоветоваться = raad inwinnen; overleggen; consulteren приглашать/пригласить = uitnodigen
Ingezonden op 31-05-2012 - 997x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!