Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
happy history
› 4 CE REPUBLIEK basisvragen 1588-1648 WALBURG
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
happy history
4 CE REPUBLIEK basisvragen 1588-1648 WALBURG
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Veroveringen, veldtochten en vredesverdragen hebben de definitieve grenzen van de Republiek en de Zuidelijke Nederlanden beïnvloed. Geef van elke factor minstens één voorbeeld. = Veroveringen - Stadhouder Maurits maakte alle veroveringen van Parma in de Republiek ongedaan. Bovendien veroverde hij Breda en Sluis in Vlaanderen. - Stadhouder Frederik Hendrik veroverde Den Bosch met de Meierij, Breda met de Baronie en Sas van Gent en Hulst in Vlaanderen. Veldtochten: Een veldtocht van Frederik Hendrik langs de Maas leverde voor de Republiek de stad Maastricht en een deel van Zuid-Limburg op. Vredesverdragen: - Bij de Vrede van Munster (1648) werden de grenzen tussen de Spaanse Nederlanden en de Republiek voorgoed vastgelegd. Beide partijen behielden wat zij op dat moment bezaten. - Bij de vrede na de Dertigjarige Oorlog (1648) werd een deel van Vlaanderen Frans. 2 Waarom werden de in Brabant, Vlaanderen en Limburg veroverde gebieden na 1648 Generaliteitslanden genoemd? Deze gebieden behoorden niet tot de opstandige (zeven) gewesten en werden tussen 1629 en 1648 veroverd op de Spanjaarden. Daarom kwamen ze onder het bestuur van de Staten-Generaal en werden daarom Generaliteitslanden genoemd. 1 Het bestuur van de Republiek is uniek in Europa 3 Welke staatsvorm had de Republiek? De Republiek werd een statenbond (bond van grotendeels zelfstandige staten/gewesten). 4 Vermeld van de Staten-Generaal: de samenstelling, de manier waarop besluiten tot stand kwamen en de gebieden waarop ze samenwerkten. - In de Staten-Generaal was ieder gewest vertegenwoordigd, behalve Drenthe dat slechts 1% van de belastingen betaalde. - Belangrijke besluiten moesten worden genomen met algemene stemmen. Ieder gewest had dus het recht van veto. - De samenwerking betrof buitenlandse politiek, defensie en de daarmee verbonden financiën. 5 Vermeld van de Gewestelijke Staten: de bevoegdheden en de samenstelling. (zie ook het schema op blz. 45) - De Gewestelijke Staten hadden in ieder gewest het oppergezag. Zij regelden bijvoorbeeld kerkelijke zaken, belastingen en rechtspraak. En benoemden de stadhouder. - De samenstelling van de Gewestelijke Staten werd in elk gewest op een eigen wijze geregeld. In sommige (oostelijke) gewesten was bijvoorbeeld de adel vertegenwoordigd en in andere niet. 6 Wie was de machtigste man in de Staten-Generaal en waaraan ontleende hij zijn macht? De machtigste man in de Staten-Generaal was de landsadvocaat (later raadpensionaris genoemd) van Holland. Hij leidde, als hoogste Hollandse ambtenaar, de Hollandse vertegenwoordiging in de Staten-Generaal. 7 Welk gewest had in de praktijk de meeste invloed? Waardoor? Doordat Holland 58% van de belastingen betaalde, gaf de stem van Holland in de praktijk meestal de doorslag in de Staten-Generaal. 8 Bij wie lag volgens het gewest Holland in de Republiek sinds de Deductie van Vrancken de soevereiniteit? De soevereiniteit in de Republiek lag volgens het gewest Holland bij de Gewestelijke Staten. Deze opvatting werd door andere gewesten soms betwist. Zij vonden dat de soevereiniteit bij de Staten-Generaal moest liggen. 9 Welke functies hadden de regenten? De regenten bestuurden de steden en hadden zitting in de Gewestelijke Staten en de Staten-Generaal. 10 Welke functie hadden de stadhouders? De stadhouders voerden het bevel over de legers van de gewesten. 2 Conflicten tijdens het Twaalfjarig Bestand 11 Wie werden na de dood van Willem van Oranje de belangrijkste machthebbers? En waarvoor zetten zij zich in het bijzonder in? Na de dood van Willem van Oranje volgde zijn zoon Maurits hem als stadhouder op. Hij zette zich in het bijzonder in om de militaire macht van de Republiek te versterken. Naast Maurits werd ook Johan van Oldenbarnevelt een belangrijk machthebber. Hij was in 1586 landsadvocaat van Holland geworden en zette zich in het bijzonder in om de handelspositie van de Republiek te versterken. 12 De Republiek hield niet alleen door eigen kracht stand tegen de Spanjaarden. Welke buitenlandse omstandigheden waren ook van groot belang? - De Spaanse financiën raakten uitgeput ten gevolge van de ondergang van de Armada en de voortdurende oorlog tegen Frankrijk. - Filips II vond zijn oorlog tegen Frankrijk belangrijker dan het onderwerpen van de opstandige Nederlandse gewesten. Parma’s troepen vochten daardoor meer in Noord-Frankrijk dan in de Nederlanden. 13 Wanneer en waardoor werd de oorlog tegen Spanje onderbroken? In 1609 werd de oorlog tegen Spanje onderbroken door het Twaalfjarig Bestand (wapen¬stilstand van 1609 tot 1621). 14 Welke twee tegenstellingen speelden een rol bij een politiek conflict in deRepubliek tijdens het Twaalfjarig Bestand? - Johan van Oldenbarnevelt en de Staten van Holland waren voor voortzetting van het Bestand, omdat dat gunstig was voor de handel en omdat het de defensie-uitgaven verminderde. Maurits en de andere gewesten waren tegen uit angst voor versterking van de Spaanse troepen en voor verlies van eigen invloed (Maurits); en vanwege de wil om meer gebieden te veroveren om er het calvinisme te vestigen (andere gewesten). - De belangen van de gewesten stonden tegenover die van de Staten-Generaal (de Republiek): lag het hoogste gezag bij de Staten van ieder afzonderlijk gewest (de zienswijze van Oldenbarnevelt) of bij de Staten-Generaal (de Republiek) (de zienswijze van Maurits)? 15 a Welk conflict op religieus gebied ontstond er tijdens het Twaalfjarig Bestand? Op religieus gebied ontstond er binnen de Gereformeerde (protestantse) Kerk een conflict om een meer of minder strenge vorm van het calvinisme. Orthodoxen (streng in de leer) kwamen te staan tegenover vrijzinnigen (minder streng in de leer). b Welke groepering kreeg de meeste invloed? De orthodoxe richting kreeg de meeste invloed. De grote meerderheid van de protestantse bevolking en predikanten was orthodox. Alleen in de bovenlaag van de bevolking in Holland en Utrecht waren veel vrijzinnigen te vinden. c Bij welke groepering sloten Maurits en Oldenbarnevelt zich aan? Maurits sloot zich aan bij de orthodoxe richting, Oldenbarnevelt bij de vrijzinnige. 16 a Op welke wijze eindigde de machtsstrijd tussen Maurits en Oldenbarnevelt? In 1618 liet Maurits, met machtiging van de Staten-Generaal, Oldenbarnevelt arresteren. Oldenbarnevelt werd door een rechtbank, samengesteld door de Staten-Generaal, ter dood veroordeeld. Hij werd in 1619 onthoofd. b Welke gevolgen had de afloop van deze machtsstrijd? De gevolgen van deze afloop waren: - De bevestiging van de overheersende positie van stadhouder Maurits en de Staten-Generaal. Overeenkomstig hun wens werd na afloop van het Bestand de strijd tegen Spanje hervat (1621). - De benaming landsadvocaat werd gewijzigd in raadpensionaris en tot 1653 speelden de raadpensionarissen geen grote rol meer. 3 Na het Bestand versterking van de positie van de stadhouder en de Republiek 17 a In welke opzichten werd de positie van de stadhouder en van de Republiek onder Frederik Hendrik verder versterkt? Onder Frederik Hendrik werd de positie van de stadhouder en van de Republiek (Staten-Generaal) verder versterkt: - Frederik Hendrik werd niet, zoals Maurits, bevelhebber van de afzonderlijke legertjes van de gewesten, maar bevelhebber van het hele leger van de Republiek. - Frederik Hendrik stond niet meer onder het gezag van de Gewestelijke Staten van ieder gewest, maar van de Staten-Generaal. - De positie van de Staten-Generaal werd ook sterker, doordat de Staten van Holland minder tegenwicht konden bieden, want de Hollandse steden waren door de conflicten tijdens het Twaalfjarig Bestand verdeeld geraakt. b Welke gebieden veroverde stadhouder Frederik Hendrik? Frederik Hendrik veroverde strategische gebieden in Vlaanderen, Brabant en Limburg. 4 De Republiek wordt erkend als onafhankelijke staat in de internationale politiek 18 a In welke twee opzichten was het Drievoudig Verbond uit 1596 van belang voor de Republiek? Met het Drievoudig Verbond - erkenden Engeland en Frankrijk de soevereiniteit van de Republiek; - verbonden de drie landen zich om gezamenlijk tegen Spanje te strijden. b Waardoor was het Drievoudig Verbond van korte duur? Dit Verbond viel spoedig uit elkaar: - De Franse koning Hendrik IV kreeg te maken met een burgeroorlog tussen katholieken en protestanten. Daarom zag hij zich in 1598 gedwongen vrede met Spanje te sluiten. - De Engelse koning Jacobus I sloot in 1603 uit geldgebrek vrede met Spanje. 19 a In 1618 begon de Dertigjarige Oorlog. In welke opzichten werd die oorlog Europees gezien veel belangrijker dan de Tachtigjarige Oorlog? In 1618 begon de Dertigjarige Oorlog. Europees gezien werd deze oorlog veel belangrijker dan de Tachtigjarige Oorlog: - De Tachtigjarige Oorlog ging tussen twee landen (Spanje en de Republiek). Terwijl in de Dertigjarige Oorlog veel meer landen elkaar bestreden. - Er werd in veel meer gebieden gestreden: in Oostenrijk, Duitsland en de Zuidelijke Nederlanden. En de legers plunderden en verwoestten daar op grote schaal. Veel inwoners gingen op de vlucht. b In welk deel van Europa begon deze oorlog? Wie stonden daar tegenover elkaar? En waarom ging dat conflict? Deze oorlog begon met een conflict tussen katholieken en protestanten in de Duitse gebieden van het Habsburgse rijk, met name in de Habsburgse erflanden. Toen in Bohemen (nu Tsjechië) een katholiek koning werd, kwam de grotendeels protestantse bevolking in opstand. c Om welke redenen raakten veel Europese landen bij de strijd betrokken? Steeds meer landen mengden zich in de strijd, deels om godsdienstige motieven, deels ook om politieke motieven: de macht in Europa. d Welke Europese landen kozen voor welke partij? Spanje koos partij voor de katholieken. De protestantse partij werd gesteund door de protestantse Deense en Zweedse koningen, maar ook door het katholieke Frankrijk. Frankrijk was bevreesd voor toenemende invloed van Spanje. e Welke partij wilde Frederik Hendrik kiezen? Waarom? Frederik Hendrik dacht tijdens de Dertigjarige Oorlog aan een verbond met Lodewijk XIII en Richelieu. De Republiek en Frankrijk zouden samen de (Spaanse) Zuidelijke Nederlanden kunnen veroveren en onderling verdelen. f Waarom kon Frederik Hendrik zijn plan niet doorzetten? Er was in de Republiek veel tegenstand tegen een dergelijke samenwerking. Men zag ertegen op het machtige Frankrijk tot buurland te krijgen. 20 Noem drie voorbeelden waaruit de goede betrekkingen tussen de Republiek en Engeland bleken tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Met Engeland werden de banden hechter: - Elisabeth I had de Republiek openlijk gesteund tegen Spanje, bijvoorbeeld door in 1585 Leicester met een troepenmacht naar de Republiek te sturen. - Karel I bevond zich in ernstige financiële problemen en was financieel afhankelijk van het parlement. Hij wilde met steun van de Republiek zijn zelfstandigheid behouden. - In 1641 huwde Karels negenjarige dochter Mary Stuart met Frederik Hendriks veertienjarige zoon Willem, de latere stadhouder Willem II. 21 Welke twee gevolgen had de verbintenis van Engeland met de protestantse Republiek? - Door het huwelijk werden Engeland en Spanje weer uiteengedreven. De verbintenis van Engeland met de protestantse Republiek viel slecht in het katholieke Spanje. - De verbintenis met het koningshuis Stuart verhoogde het aanzien van de Oranjes. 22 a Welke vrede maakte een einde aan zowel de Tachtigjarige als de Dertigjarige Oorlog? De Vrede van Munster (ook wel de Vrede van Westfalen genoemd) in 1648 b Wie waren de deelnemers aan dat vredesoverleg? Deelnemers waren enerzijds de Habsburgers (Spanje en Oostenrijk) en anderzijds de Republiek, Frankrijk en Zweden. c Welk belangrijk gevolg had de vrede voor de Republiek? Voor de Republiek was het belangrijkste gevolg van de vrede, dat zij internationaal als een onafhankelijke staat werd erkend. 5 De Hollandse economie blijft groeien 23 Door welke drie factoren kon de Republiek een economische voorsprong op grotere staten als Engeland en Frankrijk verwerven? De Republiek kon door drie factoren een economische voorsprong verwerven: - Engeland en Frankrijk waren nog in opbouw en hadden daardoor vooral aandacht voor binnenlandse politieke problemen; - tijdens die opbouw bleven die staten een traditioneel economisch beleid voeren, gericht op traditionele kostbare producten; daardoor bleef het volume van hun handel achter; - in de Nederlanden werd door een slagvaardig beleid op economisch gebied een voorsprong verworven; tot laat in de 17de eeuw groeide het volume van de handel van de Republiek. 24 a Welk gemeenschappelijk doel werd beoogd bij de oprichting van de Amsterdamse Beurs en de Amsterdamse Wisselbank? Om de groei van de (Europese/internationale) handel te vergemakkelijken werden de Amsterdamse Beurs en de Amsterdamse Wisselbank opgericht. b Welke functies kregen de Amsterdamse Beurs en de Amsterdamse Wisselbank? - De Amsterdamse Beurs (Koopmansbeurs) fungeerde als ontmoetingsplaats van allen die iets met handel te maken hadden. Om het kopen van handelswaar te vergemakkelijken werd wekelijks een prijslijst van goederen opgesteld. - Op de Amsterdamse Wisselbank konden kooplieden niet alleen muntgeld wisselen, maar ook allerlei andere financiële transacties verrichten zoals cheques verrekenen en geld lenen tegen lage rente. 25 Door welke twee factoren kon in de Republiek de grootste koopvaardijvloot van Europa ontstaan? Twee factoren die van invloed waren op het ontstaan in de Republiek van de grootste koopvaardijvloot van Europa: - kooplieden gingen onderling samenwerken Individuele kooplieden die onvoldoende financiën hadden om een schip te laten bouwen, konden dat door samenwerking met anderen wel. Ook konden ze gezamenlijk beter voor bescherming van hun schepen zorgen. - de handel van de Republiek groeide Amsterdam werd één van de belangrijkste handelscentra van Europa. Producten uit allerlei landen werden aangevoerd, opgeslagen en vervolgens doorverkocht. 26 a Door welke factoren ontstond eind 16de eeuw bij Hollandse kooplieden de behoefte aan een eigen handelsroute naar Indië? Door enkele factoren ontstond eind 16de eeuw bij Hollandse kooplieden de behoefte aan een eigen handelsroute naar Indië: - de Portugese aanvoer liep in die tijd sterk terug; - de Hollandse scheepvaart op Portugal werd getroffen door een embargo, dat Filips II in 1585 instelde Als gevolg hiervan liep het aandeel van de Hollandse kooplieden in de specerijenhandel sterk terug. b Noem twee kenmerken van de zogenaamde ‘voorcompagnieën’. De voorcompagnieën waren: - tijdelijke ondernemingen voor de duur van één reis; - private (particuliere) ondernemingen. c Door welke organisaties werden in de Republiek en in Engeland de voorcompagnieën opgevolgd? En wat waren daarvoor de motieven? - Als opvolgers van de voorcompagnieën werden bijna tegelijkertijd in de Republiek en in Engeland door de overheid organisaties als de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC, 1602) en de East India Company opgericht. - De bedoeling was aan de onderlinge concurrentie van de voorcompagnieën een einde te maken en de krachten te bundelen. d Welke rechten en bevoegdheden kreeg de VOC? De VOC kreeg van de Staten-Generaal een monopolie (alleenrecht) op de handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop en tevens soevereine rechten (bestuursbevoegdheden in naam van de Staten-Generaal) in de gebieden ten oosten van Kaap de Goede Hoop. e Waarom richtte de VOC zich aanvankelijk vooral op de Molukken? De VOC richtte zich aanvankelijk vooral op de Molukken, want dat waren de ‘specerijeneilanden’. Specerijen vormden dan ook het belangrijkste handelsproduct van de VOC. 27 a Leg uit dat de VOC een voorbeeld is van handelskapitalisme. De VOC was een onderneming met aandeelhouders. Zij is een voorbeeld van een kapitalistische onderneming, want het ging de aandeelhouders erom zoveel mogelijk winst te maken. Het kapitalisme van de VOC wordt handelkapitalisme genoemd, omdat de ondernemers kooplieden waren. b Noem een belangrijke overeenkomst tussen de VOC en de Engelse East India Company. Zowel de Verenigde Oost-Indische Compagnie als de East India Company waren publiek-private organisaties. ‘Publiek-privaat’ houdt in dat deze organisaties zowel kenmerken hadden van een privé-onderneming (aandeelhouders als eigenaren, eigen beleid, winst maken) als van een overheidsonderneming (staatsmonopolie, bestuursbevoegdheden). c Met welk argument rechtvaardigde de VOC haar recht op deelname aan de overzeese handel? De VOC rechtvaardigde haar recht op deelname aan de overzeese handel door de theorie van de vrije zee zoals neergelegd in het geschrift Mare Liberum (De Vrije Zee, 1609) van Hugo de Groot. Daarin verdedigde hij de vrijheid van alle volkeren om de wereldzeeën te bevaren. 28 a Waarom werd de WIC opgericht? Om ook in West-Afrika, het Caribisch gebied en de noordoostkust van Amerika de krachten te bundelen werd in 1621 de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. b Welk recht kreeg de WIC? Van de Staten-Generaal kreeg de WIC het monopolie op de Atlantische handel (handel met Amerika en West-Afrika). c Waarmee ging de WIC zich bezighouden? De WIC ging zich bezighouden met de driehoekshandel en met kaapvaart tegen Spanje. d Wat houdt het begrip ‘driehoekshandel’ in? De WIC-schepen voeren eerst naar West-Afrika. Daar werden Hollandse nijverheidsproducten geruild tegen slaven, goud en ivoor. De slaven werden naar Amerika vervoerd en daar verkocht. Uit Amerika, vooral uit Suriname en Nederlands Guyana, brachten de schepen plantageproducten als suiker, koffie, cacao en tabak naar de Republiek, vooral naar Amsterdam. Daarmee was de ‘driehoeksreis’ voltooid. e Waarom werd de kaapvaart een belangrijke doelstelling van de WIC? De oprichting van de WIC in 1621 viel samen met de beëindiging van het Twaalfjarig Bestand, waardoor de Republiek weer in oorlog was met Spanje en Portugal. Een belangrijke doelstelling van de WIC werd daarom de kaapvaart. f Welk nadeel bracht de kaapvaart mee? De kaapvaart stond echter het functioneren van de WIC als handelscompagnie in de weg. De slavenhandel met Spaanse of Portugese gebieden in Zuid-Amerika werd erdoor bemoeilijkt. 29 a Welke invloed had het vroege handelskapitalisme van Engeland, Frankrijk en de Republiek op de wereld buiten Europa? Ten gevolge van het vroege handelskapitalisme vestigden Engeland, Frankrijk en de Republiek handelsnederzettingen en koloniën in Azië en Amerika. b Welke koloniën kwamen tot stand door de activiteiten van de VOC en de East-India Company? De VOC en de East-India Company breidden hun handelsnederzettingen geleidelijk uit tot koloniën, die in de 19de eeuw de namen Nederlands Oost-Indië (tegenwoordig Indonesië) en Brits-Indië (tegenwoordig India, Pakistan en Bangladesh) kregen. c In welke delen van Amerika kwamen koloniën van Engeland, Frankrijk en de Republiek tot stand? In het oosten van Noord-Amerika, de meeste West-Indische eilanden en aan de oostkust van Zuid-Amerika Frans-Guyana, Suriname en Nederlands/Brits-Guyana
Ingezonden op 06-07-2012 - 1814x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!