Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
memorable
› 4 Geschiedenis begrippen Grieken
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
memorable
, deel 1
4 Geschiedenis begrippen Grieken
Jaar 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Agamemnon = Koning over Mycene en Argos de machtigste van de Griekse vorsten. Voerde oorlog tegen Troje. Alexander de Grote = Macedonische generaal die het Perzische rijk onderwierp en het Hellinisme verspreidde. Aphrodite = Griekse God van de liefde. Werd bij de Romeinen Venus genoemd. Ariovistus = Germaanse vorst. Aristocratie = Regering door een groep mensen. Aristocraten = Grootgrondbezitters die als groep politieke macht uitoefenden. Aspasia = Vriendin van Pericles. Athene = Grootste stadstaat Griekenland. Autocratie = Regering door één persoon. Bestuursvorm Athene = Eerst een aristocratie en een koning, daarna democratie Carneades = Griekse Sofistische filosoof. Centurio = Was een rang in het Romeinse leger. De centurio had het bevel over een centuria. Zo'n centuria bestond uit ongeveer honderd man en daarom is een andere naam voor de centurio ook wel honderdman. Cicero = Romeinse schrijver, politicus en filosoof. Cleopatra = Koningin van Egypte, van Griekse afkomst. Consul = Er waren er in Rome twee om te voorkomen dat één persoon de macht greep. Waren voorzitter van de Senaat en aanvoerder van het leger. Werden voor één jaar benoemd. Democratie = Een regering door het volk. Dictator = Alleenheerser. Directe Democratie = Iedereen die stemrecht heeft mag zijn stem uitbrengen. Elbe-politiek = Poging van Caesar Augustus om het Germaanse gebied tot aan de Elbe te veroveren. Emerita Augusta (Merida) = Een kolonie in Spanje van voornamelijk Romeinse veteranen (oud-soldaten). Epos = Een lang verhaal in de vorm van een gedicht over mensen die heldendaden hebben verricht. Etrusken = Volk dat een koninkrijk vormde voordat Rome zich ontwikkelde tot het Romeins Imperium. (753-509) Euripides = Tragedieschrijver in Athene van de vijfde eeuw voor Christus. Filhellinisme = Positieve houding tegenover de Griekse cultuur. Hannibal = Cartaagse generaal die de Romeinen schrik aanjoeg. Hasdrubal = Cartaagse commandant in Spanje. Hellenistische cultuur = Een onderdeel van de Griekse cultuur, namelijk de Griekse cultuur van ca. 330-30 v. Chr. Heloten = De bevolking van het gebied veroverd door de Spartanen die voor de dagelijkse voorzieningen zorgden. Herodotus = Vader van de geschiedschrijving (485-420). Hippocrates = Vader van de medische wetenschap (460-380). Hopliet = Soldaat te voet. Imperialisme = Het veroveren van een moederland van veel koloniën. Keizer = Oorspronkelijk een eigennaam. Augustus, de eerste keizer (30 v.Chr. - 14 n.Chr.), heette officieel Caesar [uitspraak: Kaisar]. Toen latere keizers (ook als ze geen familie waren) Caesar Augustus achter hun naam gingen zetten, werd Caesar een titel. De keizer was de machtigste man in het Romeinse Rijk: zijn uitspraken golden als wet, hij was opperbevelhebber van het leger en had de kas om het leger te betalen, hij kon alle andere besluiten tegenhouden met zijn veto-recht. Latium = De streek in Italië waar Rome ligt. Legioen = Het Romeinse leger werd ingedeeld in legioenen. Een legioen bestond uit ongeveer 5000 soldaten Limes = Grenssysteem van legioenskampen, kleinere kampen (castella) en wachttorens. Metoikos = Inwoner van Athene uit een andere stad. Had geen stemrecht Oligarchie = Raad van ouderen. (oligos = weinig) Participeren = Deelnemen aan. Peleponnesische oorlogen = Oorlog tussen de stadstaten Athene en Sparta en hun bondgenoten (431-404). Sparta won uiteindelijk. Pericles = Veldheer en staatsman van Athene. Perioken = Inwoners van plaatsen rond Sparta. Hadden alleen zelfbestuur, geen volledig burgerrecht. Plato = Atheense filosoof. Plutarchos = Plutarchos was een Griek. Hij leefde van ca. 50 - 120 n.Chr., toen Griekenland deel was van het Romeinse keizerrijk. Behalve levensbeschrijvingen van beroemde Grieken en Romeinen heeft hij ook veel filosofische werken geschreven. In de tijd dat Plutarchos schreef, waren bijna alle genres erg beïnvloed door retorica: hoe je schreef was minstens net zo belangrijk als wat je schreef. Pnyx = Heuvel in Athene waar de volksvergadering werd gehouden. Proconsul = Het jaar nadat je consul was, kreeg je een provincie toegewezen om te besturen namens de consul (pro consule). Polybius = Griekse geschiedschrijver. Poseidon = Griekse God van de zee. Werd bij de Romeinen Neptunes. Punische oorlogen = De eerste Punische Oorlog ( 264-241 voor Chr.) werd gewonnen door de Romeinen. Hierdoor kregen ze Sicilië in handen. In de tweede Punische Oorlog (218- 201 voor Christus) kreeg Rome te maken met Hannibal. Deze voerde 14 jaar oorlog in Italië tegen Rome en hij won steeds. Rome werd door hem niet aangevallen en uiteindelijk werd Hannibal door Cartago teruggeroepen. De Romeinen versloegen de Cartagers in Afrika en sloten eeen gunstige vrede. Protagoras = Een van de belangrijkste Sofisten. Vriend van Pericles. Queastor = Hoogste financiële functionaris in Rome. Regering van dertig = Na de overwinning van Sparta in 404 v. Chr. regeerden zij over Athene. In 403 verdwenen ze weer en werd de democratie hersteld. Senaat = Raad van 600 leden (vóór de eerste eeuw 300, tijdens Caesar 900). Zuiver juridisch gezien was de senaat een adviesorgaan, maar omdat er alleen maar rijke oud-bestuurders inzaten, was het eigenlijk de senaat die regeerde. Dat kwam ook omdat de ambtstermijn van consuls en andere magistraten maar één jaar was. De senaat was de constante factor in de Romeinse politiek. Dat veranderde pas in de loop van de eerste eeuw v. Chr. toen de legeraanvoerders steeds belangrijker werden. Slag in het Teutoburgerwoud = Vond plaats in 9 na Chr. De Germanen versloegen daar de Romeinse commandant Varus met zijn drie legioenen. Socrates = Filosoof, tegenstander van de Sofisten. Speelde een belangrijke rol in de Atheense politiek. Werd gedwongen de gifbeker te drinken. Sofisten = Rondtrekkende redenaars. Gaven cursussen op het gebied van filosofie, politiek en communicatie. Spartiaten: = Zwaarbewapende soldaten die de bovenlaag van de maatschappij vormden in Sparta. De enige burgers met rechten. Staatsvorm Sparta = Mengvorm monarchie, oligarchie (raad van ouderen) en democratie(volksvergadering). Theseus = Volgens de Mythen was Theseus de koning die alle inwoners van Attica heeft samengebracht in de polis Athene en die het politieke systeem heeft ingesteld. hij werd ook beschouwd als de grondlegger van de democratie in Athene. Tyrannos = In de Griekse geschiedenis een staatsvorm (vooral in de 7e en 6e eeuw), waarbij één persoon de macht greep met steun van het volk. Het woord 'tyrannos' had bij de Grieken aanvankelijk niet de negatieve betekenis die tiran nu bij ons heeft. Wetenschap = Het proefondervindelijk vaststellen van wetmatigheden. Zeus = Griekse oppergod werd bij de Romeinen Jupiter genoemd.
Ingezonden op 18-07-2012 - 2033x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!