Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

makkelijke woorden Duits

1 woordjes 1

Jaar 2 (havo)

het journaal = die Tagesschau
gezellig = gemütlich
de langspeelplaat = die Schallplatte
de verzameling = die Sammlung
het apparaat = das Gerät
klassieke muziek = klassische Musik
uniek = einzigartig
de dienstregeling = der Farhplan
de machinist = der Lokführer
het perron = der Bahnsteig
het spoor = das Gleis
het ontbijt = das Frühstück
vertrekken = abfahren
nieuwsgierig = gespannt
oprichten = gründen
het bedrijf = der Bertrieb
zorgvuldig = sorgfältig
de conducteur = der Schaffner

willekeurig = beliebig
de grap = der Scherz
de bankrekening = das Konto
iets verzinnen = etwas erfinden
het leugensverhaal = die Lügengeschichte
iets verspreiden = etwas verbreiten
stiekem = heimlich
of - of = entweder - oder
de aflevering = die Folge
alledaags = alltäglich
de belevenis = das Erlebnis
het verdriet = die Trauer
iets voor elkaar krijgen = etwas schaffen
de verveling = die Langweile
leren = lernen
gaan = gehen
staan = stehen
horen = hören
zitten = sitzen
zoeken = suchen 
heten = heißen
blijven = bleiben
komen = kommen
roepen = rufen
sluiten = schließen
openen = öffnen
vinden = finden
zingen = singen
bedoelen =meinen
maken, doen =machen
dansen =tanzen
zeggen = sagen
vragen = fragen
schrijven = schreiben
proberen = probieren
kennen = kennen
werken = arbeiten
kopen = kaufen
verkopen = verkaufen
denken = denken
liggen = liegen
springen = springen
regenen= regnen
verliezen = verlieren
zwemmen = schwimmen
reizen = reisen
spelen = spielen
beginnen = beginnen
telefoneren = telefonieren
blaffen =bellen
drinken = trinken
koken = kochen
de man = der Mann
de vrouw = die Frau
het kind = das Kind
het meisje = das Mädchen
de jongen = der Junge
de broer = der Bruder
de zus = die Schwester
de vader = der Vater
de moeder = die Mutter
de broers en zussen = die Geschwister
de baby = das Baby
de opa = der Opa / Großvater
de oma = die Oma / Großmutter
de oom = der Onkel
de tante = die Tante
de naam = der Name
de tuin = der Garten
de boom = der Baum
de bloem = die Blume
het gebouw = das Gebäude
de in/uitgang = der Ein/Ausgang
de winkel = das Geschäft
de straat = die Straße 
het huis = das Haus
de tafel = der Tisch
de stoel = der Stuhl
de bank = die Couch / die Bank
de deur = die Tür
het raam = das Fenster
de lamp = die Lampe
de kamer = das Zimmer
de keuken = die Küche
de TV = der Fernseher
de fiets = das Fahrrad
de auto = das Auto
de bus = der Bus
de trein = der Zug
het vliegtuig = das Flugzeug
de bioscoop = das Kino
het hotel = das Hotel
de school = die Schule
de opgave = die Aufgabe
de oefening = die Übung
het huiswerk = die Hausaufgaben ( = meervoudsvorm)
het boek = das Buch
de krant = die Zeitung
de computer = der Computer
de vakantieder der Urlaub / die Ferien
de tas = die Tasche
het schrift = das Heft
de pen = der Kulli / der Kugelschreiber
de broek = die Hose
de rok = der Rock
der schoen / de schoenen = der Schuh / die Schuhe
de telefoon / het mobieltje = das Telefon / das Handy
de dag = der Tag
de verjaardag = der Geburtstag
het jaar = das Jahr
de maand = der Monat
het woord = das Wort
de taal =die Sprache
het land = das Land
groot = groß
kort = kurz
maar = aber
ook = auch
en = und
omdat = weil

Ingezonden op 14-09-2012 - 7063x bekeken.
Waardering 6.8 (aantal stemmen: 5)

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

makkelijke woorden Duits

1 woordjes 1