Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
hoe gasten ontvangen in de horeca
› 16 vaktermen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
hoe gasten ontvangen in de horeca
, deel 16
16 vaktermen
Jaar 4 (tso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aantal couverts = Aantal persoonen À blanc = Tafel voledig afruimen, behalve glazen, dessertbestek en tafelgarnituur Aboyeur (l’) = De chef op de roeper die de bon afroept Addition (l’) = De rekening Aiguilettes = Lange, dunne tranches vlees van wild en gevogelte; worden gebruikt als garnituur in soepen en sauzen À la carte = Eten:gerechten kiezen van de kaart Tafel dekken: tafel dekken voor à la carte, kijkbord, broodbordje, broodmesje, standaardbestek, water-en wijnglas en tafelgarnituur À la minute = Op het moment zelf, kort À l’assiete = Op bord gedreseerd en door het bedienend persooneel bij de gast word ingezet annoncer = Aankondigen van gerechten in d keuken, het omroepen/ doorgeven van bestellingen in de keuken Aperitief = Drankje dat de eetlust opwekt À vif =Het versnijden van citrusvruchten tot op het vruchtvlees. Het fruit wordt door deze snijwijze voledig ontdaan van de schil en het wit Blinis = Kleine boekweitpannekoekjes (bij kaviaar) Braadprocessen =Bleu -) kort gebakken Saignant -) rood gebakken A point -) rosé gebakken Bien cuit -) doorbakken Brigade (la) = Alle bedieningsmedewerkers van een restaurant (keuken) Brosseren = Na de hoofdschotel wordt de tafel gedebarraseerd (a blanc). Dadelijk nadien verwijdert men de broodkruimesen andere resten van de tafel door middel van dessertbord en dienstservet. De vakterm ‘brosseren’ is een synoniem voor ‘coup de torchon’ Brunch = Uitgebreid buffet, vervolledigd ontbijt Buffet (le) = De uitgifte van dranken en/of gerechten Canapé = Geroosterde snede brood (in verschillende vormen). Canneleren = Reepje schil van een zuidvrucht verwijderen. Cendrier (le) = De asbak. ceremoniemeester = Persoon de toeziet op het protocol en overleg voert met de maître d’hotêl. Chafing-dish = Verplaatsbare warmwaterbak. Chambreren = Het op kamertemperatuur brengen van rode wijn. Champagnecoupe = Glas voor champagneen buitenlandse liekeuren. Champagneflûte = Hoog amal glas voor het serveren van champagne Chariot (le) = De rolwagen voor nagerechten, desserten en zo. Chauffe-plate (le) = Het warmplaatje. Chef de cuisine (le) = De keukenchef. Chef de rang (le) = De zelfstandig werkend kelner in in afdeling van de eetzaal (rang). Cloche (la) = Het deksel om een bord of schaal af te dekken tijdens het transport. Cocktail (le) = Mengsel van alcocholhoudende en/of niet alcocholhoudende dranken. Coccotte = Vuurvaste schaal, rond of ovaal, meestal met deksel, die gebruikt wordt om bereidingen in klaar te maken en zo ook in te serveren. Commande (la) = De bestelling Comis de rang (le) = De hulpkelner in rang Commode (la) = De bestekkast Condimenten = Hieronder verstaan we gevulde: - peper- en zoutvatjes - mostertpotjes - olie- en azijnstellen - pepermolens - aromasauzen Corbeille à pain (la) = Het broodmandje Coulis (le) = De vloeibare puree Couvert (le) = Wat door de gast word gebruikt tijdens het eten, mes, vork en lepel Cure-dent (le) = De tandenstoker Coup de main = Het helpen van andere collega’s tijdens de dienst. Algemeene samenwerking komt alltijd tengoede aan de gast zelf Couperen = Versnijden van wild en gevogelte in de zaal Croûtons = In boter gebakken brood (in verschillende vormen) Débarrasser = Afruimen Déboucher = Ontkurken Décanter = Het voorzichtig overschenken van rode wijn in een karaf Degustatielepel = Een lepel met één platte zijrand om zo makkelijk saus op te lepelen en te savoureren Degusteren = Het proeven van de gerechten of dranken om de smaak, samenstelling, kwaliteit of temperatuur te controleren Dekservet = Napperon, klein tafellaken, gebruikt om vlekken op het tafellaken te bedekken, om snel een tafel te herdekken of om wat uit te sparen Demi-sec = Half zoet Dentelle (la) = Het kantpapier Deseres des dames = Zoetigheden voor bij de koffie Dienblad = Voor het transport van restaurant materiaal: heeft een kleine opstaande rand zodat er geen glazen of kopje of zo kunnen afglijden Dienstafel = Tafel waaro kan versneden worden, voor het uitserveren van gerechten en het maken van kleine gerechten in het restaurent Digestif = Drankje datde spijsvertering bevodert Diner = De maaltijd die in de avond plaats vindt Double fond = Twee in elkaar pasende saladiers waarvan de onderste waarvan de onderste gevult is met gepileert ijsom gerechten of dranken af te koelen Doubluren = Ronde of ovale schotels waarop men soepterrines, sauskommetjes of andere garnituren op plaatst om zo naar de zaal te brengen Doux = Zacht Desser un couvert = Dekken van een bord, broodbordje, broodmesje, standaartbestek, glas en een servet voor een persoon Dresser = Nettjes op een bord overbrengen, schikken Enlever = Gerechte vanuit de keuken aanhalen Entree = Het tussengerecht Entremets = Allgemeene verzamelnaam voor alle voorgerechten- of nagerechtbestek en borden Escaloperen = Versnijden van vlees, wild of gevogelte in schuine dunne plakken Etiket = Naamplaatje Etiquette = Gedragsregels Faites marcheer = Het keukenpersoneel kan starten met het maken of het afwerken van een schotel Filer = Verwijderen van filets, vel en graat bv. Bij vis Flambeerwagen = Wagen waarmee men aan tafel gerechten kan flamberen Flambeerpan = Luxepan voor aan het tafel te flamberen en/of gerechten te berijden Flambeerrechaud = Komfoor waarmee men aan tafel gerechten kan flamberen en/of bereiden Flamber = Gerecht met een alcoholische drank op smaak brengen en in brand steken Frapper = Een glas koelen door er een ijsblokje in rond te draaien Free-flow systeem = Systeem van apparte los opgestelde buffetten Friandises = Klein fijne zoetigheden Grosse-pièce = De fransen noemen het hooftgerecht zo Gang = Een gerecht dat een zelfstandig onderdeel vormt in een menu Garner = Versieren Gastronomie = Is eigelijk niets anders dan de kunst dan het bereiden van gerechten zodanig dat ze smakelijk overkomen Gastronoom = Specialiop culinair gebied Astronorm = Alle maten van materialen zijn op elkaar afgestemd Gepoleerd ijs = Fijngeklopt of gemolen ijs Givreren = De rand van glazen bevochtigen met citroen en in suiker gedompelt om een bepaalde presentatie te bekomen Glutenvrij = Eiwitvrij Goujons = In reepjes gesneden vis Guéridon = Een bijzettafel waaraan je kunt werken in het bijzijn van de gasten Hatelette = Sierpen Horeca = Hotel/restaurent/café Hotelporselein = Stevig porselein dat in restaurents wor gebruikt Infusion = Aftreksel van thee of kruiden Klimaatkast = Een kast waarin wijnen op de gewenste temperatuur kunnen worden gehouden Komfoor = Nederlandse naam voor réchaud Koolzuurgas = Het gas dat een drank doet mousseren Koosjer = Retueelbereide joodse voeding Kopbestek = Bestek dat boven het bord word opgedekt om gebruikt te worden voor het nagerecht Likeuren = Zoete, alcoholhoudende dranken Lunch = Maaltijd die tussen de middag word genuttigd Louche = Soeplepel Macereren = Bepaalde gerechten met een drank bevochtegen om er de smaak van de drank te laten intrekken Mastiek = De voorbereidende werkzaamheden zodat de dienst vlot kan voorlopen Ménage = Kruiderijen die op de tafel kunnen gezet worden Menu = Een maaltijd van ten minste drie gangen op de juiste volgorde geserveerd Mignardises = Klein fijn assortimentpateserie bij het einde van de maaltijd Mise-en-place = Voorbereidende werkzaamheden bij het klaarzetten van het restaurent. Klaarzetten en klaarleggen van al het materiaal dat we tijdens de dienst nodig hebben zodat de dienst vlot kan verlopen Molton = Onderleggen vervaardigt uit zachte weefsels om te tafel te beschermen en om de klant een aangenaam gevoel te geven Monogram = Schild of kenteken dat vermeld staat op borden Montre = De showtafel Moutardier = De mosterdpot Nappe = Het tafellaken Napper = Koude of warme gerechten overgieten met saus Napperon = Het dekservet Office = De werkruimte voor het personeel, waar de vaat en een deel van de mastiek word gedaan, gelegen tussen de keuken en het restaurent Ontbijt = Eerste maalijd van de dag, wordt s’ochtens geserveerd Parfumeren = Een lichte smaak geven aan een bepaalt gerecht, vooral bij nagerechen gedaan met een likeur Passe = De doorgeeftafel in de keuken Passeren = Serveren van gerechten, dranken ,… aan de tafel van de gast Pezo-stel = Peper-en zoutstel Placeren = De gasten behulpzaam zijn bij het plaatsnemen Plateau = De schotel Presenteren = Bepaalde gerechten aan de klanten tonen Poleren = Het nawrijen van borden, glazen en bestek met behulp van een vochtige doek Rayon = De verzameling van tafelsvoor de kelner (rang) Réchaud = Het komfoor Repasse = Wat men de tweede maal serveert bij de gasten Retour = Het terugbrengen van de resten naar de keuken Rince-doigts = De vingerkom, de fingerbowl Sauscière = De sauskom Savouren = Met aandacht proeven Schotelkomfoor = Warmplaatje met theelichtjes Scoopes = Lepelgevormde tukjes vruchtvlees Screwpull = Kurkentrekker Serveerbestek = Groot vork en groot lepel Serveermethode = De manier waarop geserveerd word Serviette = Het servet Service = De diest Side-plate = Bordje dat links word geplaatst voor salades en zo Socle = Maat tussen dessertbordje enbroodbordje Sommelier = De kelner die als taak heeft het verkopen het schenken en het servern van de wijn Sorbetlepel = Koudedrankenlepel Souper = De maaltijd na 22 uur Soupière = De soepterriine Suite lopen = Gerechten halen uit de keuken Supplement = Een bepaalt gerecht bijvragen in de keuken Suprême = Mooi stukje Table d’hôte = Gastentafel Tipje = Klein plat schaaltje Tire bouchon = De kurkentrekker Trancheur = De besoon die zich enkel bezig houd met het versnijden in de zaal Trier = sorteren Warmkast = Een elecktrisch toestel om de borden warm te houden Warmplaat = Chauffe-plats wijnkoeler = Wort gebruikt bij het serveren van van witte wijn, roséwijnen en champagne de koeler word gevult met water en ijsblokjes Wijnmandje = Word gebrijkt voor het serveren van rode wijn Zakouskis = Kleine belegde taostjes
Ingezonden op 23-09-2012 - 11886x bekeken.
Waardering 7.6 (aantal stemmen: 11)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!