Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Gente 1 Vocabulaire H1
› 1 Gente que estudia espanol
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Gente 1 Vocabulaire H1
, deel 1
1 Gente que estudia espanol
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
el = de {mannelijk} la = de {vrouwelijk} el día = de dag de = van la clase = de les esto = deze; dit un = een {mannelijk} una = een {vrouwelijk} la escuela de idiomas = het taleninstituut la escuela = de school los idiomas = de talen en = in España = Spanje el profesor = de leraar la profesora = de lerares la lista = de presentielijst está pasando la lista = hij neemt de presentielijst door ¿Están todos? = Zijn ze allemaal aanwezig? están = ze zijn aanwezig todos = allemaal {mannelijk} todas = allemaal {vrouwelijk} pon = zet {imperativo} la cruz = het kruisje al lado de = achter los estudiantes = de cursisten {mannelijk} las estudiantes = de cursisten {vrouwelijk} los = de {meervoud, mannelijk} las = de {meervoud, vrouwelijk} el nombre = de naam; de voornaam los apellidos = de achternamen ¿Cómo? = Hoe? suena = klinkt; hij klinkt; zij klinkt; het klinkt escucha = luister {imperativo} otra vez = nog een keer otro = nog een; andere la vez = de keer los nombres = de namen tu profesor = jouw leraar tu = jouw leerá = hij zal voorlezen; hij zal lezen; zij zal voorlezen; zij zal lezen {futuro} despacio = langzaam has oído = je hebt gehoord; jij hebt gehoord {p. perfecto} los sonidos = de klanken nuevos = nieuw {mannelijk meervoud} nuevas = nieuw {vrouwelijk meervoud} para ti = voor jou y = en tú = jij cada uno de nosotros = ieder van ons; elk van ons cada = iedere; elke; ieder; elk nosotros = wij; we; ons {na voorzetsel} {mannelijk} nosotras = wij; we; ons {na voorzetsel} {vrouwelijk} los intereses = de interesses diferentes = verschillend ¿A ti te interesan? = Interesseer jij je voor...? te interesan = jij interesseert je voor estos = deze {mannelijk meervoud} estas = deze {vrouwelijk meervoud} los temas = de thema's; de onderwerpen las playas = de stranden la cultura = de cultuur el arte = de kunst la comida = het eten; de lunch; de maaltijd la política = de politiek los negocios = de handel; het zakenleven grandes = grote las ciudades = de steden las fiestas populares = de volksfeesten la naturaleza = de natuur las actividades = de activiteiten intenta = probeer {imperativo} relacionar con = in verband brengen met las fotos = de foto's ¿Qué? = Wat? quieres = jij wilt; je wilt conocer = weten del = van de uno = een dos = twee tres = drie cuatro = vier cinco = vijf seis = zes siete = zeven ocho = acht nueve = negen diez = tien el mundo hispano = de Spaanstalige wereld el mundo = de wereld hispano = Spaanstalig {mannelijk} hispana = Spaanstalig {vrouwelijk} yo = ik sabes = je kunt; jij kunt ya = al; reeds contar = tellen hasta = tot en español = in het Spaans a ver = eens kijken inténtalo = probeer het {imperativo} sin mirar = zonder te kijken sin = zonder mirar = kijken la televisíon = de televisie está transmitiendo = zendt het uit; hij zendt uit; zij zendt uit; het zendt het uit; hij zendt het uit; zij zendt het uit; het zendt het uit el festival = het festival la canción = het lied participan = zij nemen deel los países = de landen en los que = waar; waarin se habla = men spreekt ahora = nu; op dit moment está votando = is net aan het stemmen;is aan het stemmen; hij is aan het stemmen; zij is aan het stemmen; hij is net aan het stemmen; zij is net aan het stemmen ¿cuántos? = hoeveel {mannelijk meervoud} ¿cuántas? = hoeveel {vrouwelijk meervoud} los puntos = de punten da = hij geeft; zij geeft el país = het land anótalo = noteer het {imperativo} la pantalla = het scherm cierra = doe dicht {imperativo} el libro = het boek puedes = je kunt; jij kunt decir = zeggen; opnoemen el alumno = de leerling; de cursist la alumna = de leerlinge; de cursiste lee = hij leest; zij leest uno de estos = een van deze {mannelijk} una de estas = een van deze {vrouwelijk} los números de teléfonos = de telefoonnummers los números = de nummers el teléfono = de telefoon los demás = de anderen; de rest {mannelijk} las demás = de anderen; de rest {vrouwelijk} tienen que = zij moeten adivinar = raden de quién es = van wie is het quién = wie cero = nul un poco de = een beetje poco = weinig {mannelijk} poca = weinig {vrouwelijk} geografía = geografie; de geografie; de aardrijkskunden; aardrijkskunde podéis = jullie kunnen situar = plaatsen; situeren; aanwijzen el mapa = de kaart trabajad = werk {imperativo} en parejas = in tweetallen; in paren yo creo que = ik geloof dat; ik denk dat creo = ik geloof; ik denk no = nee las letras = de letters observa = observeer; kijk goed naar; let op {imperativo} se escriben = ze worden geschreven; zij worden geschreven la ciudad = de stad elige = kies {imperativo} las etiquetas = de kofferlabels el aeropuerto = het vliegveld; de luchthaven deletrea = spel {imperativo} tus = jouw {meervoud} los compañeros = de klasgenoten; de collega's; de cursisten conoces = jij kent; je kent otros = andere {mannelijk meervoud} otras = andere {vrouwelijk meervoud} las abreviaturas = de afkortingen los aeropuertas = de vliegvelden; de luchthavens las soluciones = de oplossingen ¿Quién? = Wie? son = zij zijn algunos = enkele {mannelijk meervoud} algunas = enkele {vrouwelijk meervoud} los personajes = de personen famosos = beroemde {mannelijk meervoud} famosas = beroemde {vrouwelijk meervoud} háblalo = praat erover {imperativo} con =met el compañero = de klasgenoot; de buurman la compañera = de klasgenote; de buurvrouw este = dit; deze {mannelijk} esta = dit; deze {vrouwelijk} no sé = ik weet het niet ¿Cuáles? = Welke? {meervoud mannelijk} más = meest interesante = interessant para = voor nuestro = onze {mannelijk enkelvoud} nuestra = onze {vrouwelijk enkelvoud} ¿Cuál es? = Welke is het?; Welk?; Welke {enkelvoud} vamos = we gaan hacer = maken la estadíca = de tabel la pizarra = het schoolbord primero = eerst; eerste escribe = schrijf {imperativo} escribir = schrijven aquí al lado = hiernaast si = als queréis = jullie willen buscar = zoeken la información = de informatie sobre = over ganadores = winnende {mannelijk} ganadoras = winnende {vrouwelijk} presentar = presenteren clasificar = indelen en su lugar correspondiente = op de juiste plaats su = zijn; haar; uw; hun el lugar = de plaats correspondiente = bijbehorend; juist; overeenkomstig piensa en = denk aan {imperativo} parecidos = vergelijkbaar {mannelijk meervoud} parecidas = vergelijkbaar {vrouwelijk meervoud} la lengua = de taal compara = vergelijk {imperativo} después = vervolgens por ejemplo = bijvoorbeeld sabes = je weet; jij weet se llaman = zij heten preguntar = vragen se llama = hij heet; zij heet luego = vervolgens pregúntales = vraag hun {imperativo} la dirección electrónica = het e-mailadres; het emailadres tienen = ze hebben; zij hebben alguien = iemand puede = hij kan; zij kan; het kan pasar lista = de lijst voorlezen ¿Cuántos sois? = Met hoeveel zijn jullie {mannelijk} ¿Cuántas sois? = Met hoeveel zijn jullie {vrouwelijk} sois = jullie zijn mira = bekijk la página = de pagina ordénala = zet in volgorde {imperativo} alfabéticamente = alfabetisch nuestros = onze {mannelijk meervoud} nuestras {vrouwelijk meervoud} los resultados = de resultaten sabémos = wij weten algo = iets las tradiciones = de tradities los paisajes = de landschappen conocidos = bekende; beroemde {mannelijk meervoud} conocidos = bekende; beroemde {vrouwelijk meervoud} folclóricos = folkloristische {mannelijk meervoud} folclóricos = folkloristische {vrouwelijk meervoud} tiene muchas caras = hij kent veel gezichten; zij kent veel gezichten; hij heeft veel gezichten; zij heeft veel gezichten muchos = veel {mannelijk meervoud} muchas = veel {vrouwelijk meervoud} las caras = de gezichten los aspectos = de aspecten muy = zeer; erg ¿de dónde? = waarvandaan? ¿donde? = waar?; waarheen? también = ook suena = het klinkt; hij klinkt; zij klinkt las maneras = de wijzes; de manieren; de wijzen las versiones = de versies; de varianten mismo = dezelfde; hetzelfde {mannelijk enkelvoud} misma = dezelfde; hetzelfde {vrouwelijk enkelvoud}
Ingezonden op 30-09-2012 - 2534x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
06-10-2012
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!