Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
EigenboekBR
› 7 Les 7
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
EigenboekBR
, deel 1
7 Les 7
Jaar 1 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
(slange)agurk = kornkommer alt = alles avis = krant bakerbutikk = bakkerswinkel bakeri (n) = bakkerij begynne = beginnen blå = blauw bli (ble, blitt) = worden, blijven blomkål = bloernkool bluse = blouse bokhandel = boekhandel bønne = boon brennevin = brandewijn, sterke drank bringebær (n) = framboos da = dan del = deel, gedeelte dele = delen dele på = verdelen det spørs = het hangt ervan af dra (dro, dratt) = gaan, trekken drakt = mantelpak dress = pak, kostuum drikke (drakk, drukket) = drinken drue = druif Du store min! = Hemeltjeliefl egg (n) = el eller = of en (bijv.nw.) en = een .... . en del ..... = een aantal enten ..... eller = of ..... of få (fikk, fått) = krijgen, mogen farge = kleur fersk = vers (gebruikt voor vlees en vis) fersken = perzik finne (fant, funnet) = vinden fisk = VIS fiskeforretning = vishandel forskjellig = verschillend først = eerst forsyne (med) = voorzien (van) fortelle (fortalte, fortalt) = vertellen frukt = vrucht, fruit fruktforretning = fruithandel gå (gikk, gått) = gaan, lopen gauda = Goudse kaas gi (ga(v), gitt) = geven gjelde (gjaldt, gjeldt) = gelden gjøre (gjorde, gjort) = doen grå = gnJs grapefrukt = grapefruit greie seg med = genoeg zijn, het doen met grønnsaker = groente, groenten grønthandler = groenteboer handle med = verkopen," doen in" helmelk = volle melk herreekvipering = herenmodezaak hit = hierheen hjelpe (hjalp, hjulpet) = helpen hjemmelaget = handgemaakt hjemmestrikket = handgebreid husmor = huisvrouw hva slags = wat voor soort hvilken? = welke? hvis = als, indien hvitløk = knoflook hvor mye = hoeveel hvorfor? = waarom? i alle fall, iallfall = in ieder geval i orden = in orde issalat = ijssla jordbær (n) = aardbei kål = kool kalosje = overschoen kåpe = mantel, damesjas kasse = kassa kiosk = kiosk kirsebær (n) = kers kofte = (Noorse) trui kolonialavdeling = kruideniersafdeling komme (kom, kommet) = komen konfekt = bonbons krydderier = kruiden, specerijen la (lot, latt) = laten legge (la, lagt) = leggen ligge (lå, ligget) = liggen løk = Ul makrell = makreel man = men manufakturforretning = kledingzaak matvarer = levensmiddelen meierismør (n) = roomboter mel (n) = meel nestemann! = (de) volgende! nevnes = wordt/worden genoemd nok = toch, wel (meestal onvertaald) Norsk Husflid = Lett: Noorse Huisvlijt (winkel met nummer (n) = nummer, rna at nypoteter = nieuwe aardappelen ord (n) = woord ost = kaas overalt = overai pålegg n) = (brood)beleg passe = passen persille = peterselie potet = aardappel prøve = proberen, (aan)passen prøverom (n) = paskamer rå = rauw reddik = radijs rett = recht, juist rips = aalbes rødbete = rode biet så = zo salat = sla salathode (n) = krop sla saltet = gezouten såpe = zeep se (så, sett) = zien, kijken selge (solgte, solgt) = verkopen selleri = selderij selvbetjening = zelfbediening sette (satte, satt) = zetten si (sa, sagt) = zeggen sitte (satt, sittet) = zitten sjokolade = chocolade skjerf (n) = sjaal, das skjørt (n) = rok skjorte = overhemd sko (onbep. mv.: sko) = schoen skotøy = schoeisel skotøyforretning = schoenwinkel skrive (skrev, skrevet) = schrijven skummet melk = mage re melk slå (slo, slått) = slaan slå følge = samen gaan slips (n) = stropdas smør (n) = boter snakke om = spreken over som regel = in de regel, over het algemeen sove (sov, sovet) = slapen spare = sparen spørre (spurte, spurt) = vragen stormagasin (n) = warenhuis størrelse = maat, grootte støvel = Iaars strømpe = kous sukker (n) = suiker ta (tok, tatt) = nemen tallord (n) = telwoord ting (onbep. mv.: ting) = ding tobakk = tabak tobakksforretning = sigarenwinkel tøffel = slof, pantoffel tomat = tomaat torsk = kabeljauw tur = beurt ukeblad (n) = weekblad underetasje = souterrain utenfor = buiten være (var, vært) = zijn varehus (n) = warenhuis vaskemiddel (n) = wasmiddel vaskepulver (n) = waspoeder vel = wel veldig = geweldig, heel, zeer velge (valgte, valgt) = kiezen vinmonopol, (n) = staatsslijterij vite (visste, visst) = weten vin = wijn
Ingezonden op 03-10-2012 - 1403x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!