Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
wetenschap
› 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
wetenschap
, deel 1
hoofdstuk 1
Jaar 1 (basisschool)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
un grand-père = een grootvader aider = helpen aimer les livres = van boeken houden il faut traivailler = men moet werken brancher = aansluiten cliquer sur internet = klikken op internet, aanklikken installer = installeren marcher = functioneren, werken ça marche = het werkt téléphoner à lucie = telefoneren naar Lucie, opbellen effacer = afvegen fermer = sluiten ouvrir = openen demander à Iris = vragen aan Iris donner à Joëlle = geven aan Joëlle montrer à Marcel = tonen aan Marcel reprendre = hernemen, herbeginnen aller = gaan aller traivailler = gaan werken entrer = binnengaan, naar binnen gaan se lever = opstaan passer = langskomen, voorbijkomen rouler = rijden sortir = buitengaan, gaan uit écrivez = schrijf effacez le tableau = veeg het bord af levez-vous = sta op lisez le texte = lees de tekst ouvrez votre livre = open jullie boek répondez = antwoord reprenez à deux = herbegin met z'n tweeën sortez = ga buiten traduisez = vertaal ça va? = gaat het? alles goed ça va (bien) = het gaat goed, alles goed ça alors = nee maar, verdorie oh = o, och, nou alors, où vas-tu? = wel, welnu, waar ga je heen? vous pourriez répéter? = zou u kunnen herhalen? comment? = hoezo? wat zeg je? un centre = een centrum un site sur internet = een plaats, site un pays = een land un parc = een park une église = een kerk une firme = een firma, bedrijf une usine = een fabriek un aéroport = een luchthaven un magasin = een winkel un marche = een markt une boucherie = een slagerij une boulangerie = een bakkerij une pharmacie = een apotheek un hôpital = een ziekenhuis des hôpitaux = ziekenhuizen un cirque = een cirus un zoo = een dierentuin, zoo un autobus = een autobus un train = een trein une voiture = een auto, wagen en tram = een trein en autobus = met de autobus en train = met de trein en voiture = met de auto en tram = met de tram un pied = een voet un vélo = een fiets à pied = te voet à vélo = met de fiets une tête = een hoofd une gorge = een keel un ventre = een buik fatigué = moe, vermoeid malade = ziek une grippe = een griep la fièvre = de koorts avoir la grippe = griep hebben avoir de la fièvre = koorts hebben avoir faim = honger hebben avoir soif = dorst hebben avoir chaud = het warm hebben avoir froid = het koud hebben avoir mal à la tête = hoofdpijn hebben une heure = een uur aujourd'hui = vandaag il est quelle heure? = hoe laat is het? il est 11 heures = het is 11 uur à quelle heure? = om hoe laat? à 8 heures = om 8 uur alors, tu joues? = speel je nou eindelijk? clique alors ici = klik dan hier ensuite = vervolgens, dan, daarna enfin = ten slotte, eindelijk aller à Nice = naar Nice gaan être à Nice = in, te Nice zijn aller à l'école = naar school gaan être à l'école = op school zijn aller à la maison = naar huis gaan être à la maison = thuis zijn aller en France = naar Frankrijk gaan être en France = in Frankrijk zijn aller en classe = naar de klas gaan être en classe = in de klas zijn aller en ville = naar de stad gaan être en ville = in de stad zijn aller chez Ria = naar Ria thuis gaan être chez Bernard = bij Bernard thuis zijn aller par Arlon = door aarlen, langs, via aller par le parc = langs, via het park un chiffre = een cijfer onze = 11 douze = 12 trieze = 13 quatorze = 14 quinze = 15 seize = 16 dix-sept = 17 dix-huit = 18 dix-neuf = 19 vingt = 20 agréable = aangenaam, prettig grave = ernstig, erg intéressant = interessant, boeiend lent = traag rapide = snel, vlug possible = mogelijk seul = alleen seul = enig(alleen) un âge = een leeftijd un an = een jaar tu as quel âge? = hoe oud ben jij? j'ai 14 ans = ik ben 14 jaar allemand = Duits(m) anglais = Engels(m) belge = Belgisch(m) espagnol = Spaans(m) italien = Italiaans(m) néerlandais = Nederlands(m) allemande = Duits(v) anglaise = Engels(v) belge = Belgisch(v) espagnole = Spaans(v) italienne = Italiaans(v) néerlandaise = Nederlands(v) Quel est ce bruit? = wat voor geluid is dat? Quelle est cette chanson? = wat voor een leidje is dat? Quels sont ces journalistes? = welke journalisten zijn dat? Quelles sont ces photos? = welke foto's zijn dat?
Ingezonden op 02-11-2012 - 627x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
15-11-2012
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!