Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
School
› 2 Duits H2 woorden + zinnen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
School
, deel 1
2 Duits H2 woorden + zinnen
Jaar 1 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
der Anrufbeantworter = het antwoordapparaat erzählen = vertellen passieren = gebeuren der Zettel = het briefje bitten/gebeten = verzoeken/verzocht komisch = vreemd verstehen = begrijpen erwischen = pakken, onderscheppen verrückt = gek ziemlich = tamelijk die eifersucht = de jaloezie verknallt = verliefd befreundet = bevriend Schluss machen = het uitmaken sich trauen = durven die Mathestunde = de wiskundeles fröhlich = vrolijk erleben = beleven die nachrichten = het nieuws die leute = de mensen mittmachen = meedoen der Spitzname = de bijnaam das Midglied = het lid höflich = beleefd die Erwachsenen = de volwassenen beleidigen = beledigen achten auf etwas = letten op iets verwenden = gebruiken Hoe vind je dat? = Wie findest du das? Dat vind ik oké. = Das finde ich okay. Wat denken jullie? = Was glaubt ihr? Vindt Stefan dat ook? = Findet Stefan das auch? Zeker wel. Vast en zeker. = Aber ja. Ganz bestimmt. Ik heb in het weekend gezocht. = Ich habe am Wochenende gesucht. Met Google zul je het niet vinden. = Mit Google wirst du es nicht finden. Dat zullen we zien. = Das werden wir sehen. Nou, ik ga. Het wordt tijd. = Also, ich gehe. Es wird Zeit. Het kost dertig euro. = Es kostet dreißig Euro. Dat wordt me te duur. = Das wird mir zu teuer. Je hoeft dat niet zelf te betalen! = Das brauchst du nicht selbst zu bezahlen! Hoe laat is het? = Wie spät ist es? De klok wijst half een. = Die Uhr zeigt halb eins. Het is kwart voor twee. = Es ist Viertel vor zwei. Het is kwart over vijf. = Es ist Viertel nach fünf. Het is tien over zes. = Es ist zehn nach sechs. . Bevalt het je hier? = Gefällt es dir hier? Hier is het heel cool. = Hier ist es ganz cool. Vind ik ook. = Finde ich auch. Hé, Lisa. - Ja, wat is er? = Du, Lisa. - Ja, bitte? Wie bedoel je? = Wen meinst du? Bedoel je die vrouw daar? = Meinst du die Frau da? Dat is onze directrice. = Das ist unsere Direktorin. Hm, ik weet het niet. = Hm, ich weiß nicht. Ongeveer dertig, geloof ik. = Etwa dreißig, glaube ich. Pardon. = Entschuldigung. Goedendag. - Ja, wat is er? = Guten Tag. - Ja, bitte? Wat mag het zijn? = Was darf es sein? Wat kost dat mobieltje? = Was kostet das Handy? Bedoelt u dit hier? = Meinen Sie das hier? Nee, dat links ernaast. = Nein, das links daneben. Kan ik dat eens zien? = Kann ich das mal sehen? uiteraard. Alstublieft. = Selbtverständlich. Bitte. Hartelijk dank. = Vielen Dank. Graag gedaan! = Gern geschehen! Hoe duur is het? = Wie teuer ist es? Is Eva er ook? = Ist Eva da? Moment, ik ga haar halen. = Moment, ich hole sie. Tot horens. = Auf Wiederhören. Ja, hallo? Met Eva. = Ja, bitte? Hier Eva. Hé, ik moet ophangen. = Du, ich muss Schluss machen. Dus dan, eh... = Also dann... Bedankt voor je telefoontje. = Danke für den Anruf. Alsjeblieft. = Bitte schön. Ik ga naar school. = Ich gehe in die Schule. Ik draag een bril. = Ich trage eine Brille. Ik heb zussen. = Ich habe Schwestern. Die zijn ouder dan ik. = Die sind älter als ich. Ik irriteer mijn ouders. = Ich nerve meine Eltern. Ik ga graag naar de bioscoop. = Ich gehe gern ins Kino. Op 4 mei word ik 14. = Am 4. Mai werde ich 14. Mijn sterrenbeeld is... = Mein Sternzeichen ist... Ik wil graag dierenarts worden. = Ich möchte gerne Tierarzt werden. Ik heb twee broers. = Ich habe zwei Brüder. Eén broer is jonger dan ik. = Ein Bruder ist jünger als ich. Ik heb bruin haar. = Ich habe braune Haare. Ik ben ongeveer een meter zestig groot. = Ich bin etwa ein Meter sechzig groß. Ik heb groene ogen. = Ich habe grüne Augen. Ik hou veel van dieren. = Tiere mag ich sehr. Vrienden zijn voor mij ook belangrijk. = Freunde sind für mich auch wichtig. Maar ik vind het toch leuk. = Mir macht es aber trotzdem Spaß. ich (finden) = finde du (finden) = findest er sie es (finden) = findet wir (finden) = finden ihr (finden) = findet sie Sie (finden) = finden ich (werden) = werde du (werden) = wirst er sie es (werden) = wird wir (werden) = werden ihr (werden) = werdet sie Sie (werden) = werden op maandag = am Montag op dinsdag = am Dienstag op woensdag = am Mittwoch op donderdag = am Donnerstag op vrijdag = am Freitag op zaterdag = am Samstag op zondag = am Sonnstag
Ingezonden op 18-11-2012 - 2236x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
01-11-2013
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!