Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Ct-week frans
› 4 leren en werken
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Ct-week frans
, deel leren&werk
4 leren en werken
Jaar 4
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
l'école = de school aller à l'école = naar school gaan l'école maternelle = de kleuterschool l'école primaire = de basisschool le collège = het voortgezet onderwijs (onderbouw) le lycée = het voortgezet onderwijst (bovenbouw) les vacances scolaires = de schoolvakantie la classe = de klas ; het klaslokaal le cours = de les ; de cursus la leçon = de les l'élève = de leerling le professeur = de leraar la professeur = de lerares le tableau = het bord le livre = het boek le cahier = het schrift le stylo = de pen le crayon = het potlood ; de stift la page = de pagina lire = leren écrire = schrijven calculer = rekenen écouter = luisteren parler = spreken la langue = de taal expliquer = uitleggen comprendre = begrijpen apprendre = leren apprendre par coeur = uit het hoofd leren savoir = weten oublier = vergeten répéter = herhalen aider quelqu'un = iemand helpen le baccalauréat = het eindexamen l'université = de universiteit l'étudiant, l'étudiante = de student , de studente les études = de studie faire des études = studeren étudier = studeren la formation = de opleiding devenir = worden le stage = de stage travailler = werken travailler à mi-temps = in deeltijd werken le métier = het beroep ; het vak la profession = het beroep réussir = succes hebben le policier, la policière = de politieagent, de politieagente l'ourvrier, l'ouvrière = de arbeider, de arbeidster le boulanger, la boulangère = de bakker le boucher, la bouchère = de slager le coiffeur, la coiffeuse = de kapper, de kapster le commerçant = de handelaar le vendeur, la vendeuse = de verkoper, de verkoopster l'employé, l'employée = de werknemer, de werkneemster l'ingénieur = de ingenieur le travail = het werk le bureau = het kantoor ; het bureau l'entreprise = de onderneming ; het bedrijf payer = betalen le salaire = het salaris le chômage = de werkloosheid être au chômage = werkloos zijn
Ingezonden op 02-12-2012 - 1173x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!