Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Progetto Italiano nuovo
› 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Progetto Italiano nuovo
hoofdstuk 2
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Abbreviazioni = Afkortingen avverbio (avv.) = bijwoord femminile (f.) = vrouwelijk maschile (m.) = mannelijk singolare (sg.) = enkelvoud plurale (pl.) = meervoud infinito (inf.) = infinitief passato prossimo (p.pr.) = voltooid tegenwoordige tijd participio passato (p.p.) = voltooid deelwoord (v.dw.) l’unità = eenheid, hoofdstuk introduttiva = introductie-, inleidend benvenuti (sg. benvenuto) = welkom le parole = woorden la parola = het woord e = en le lettere = de letters la lettera = de letter osservate le foto = bekijken jullie de foto’s osservate = bekijken, observeren jullie osservare = bekijken, observeren le foto = de foto’s la foto = de foto cos’è l’Italia per voi? = wat is (betekent) Italië voor jullie? Cosa = wat è = is essere = zijn l’ Italia = Italië per = voor voi = jullie lavorate in coppia = werken jullie in tweetallen lavorare = werken in = in la coppia = tweetal, koppel, stel, paar abbinate = combineren jullie abbinare = combineren numerate = genummerd a queste parole = met deze woorden a = met, naar, in queste = deze, dit la musica = muziek gli spaghetti = spaghetti l’espresso = espresso il cappuccino = cappuccino l’ opera = opera l’ arte (f) = kunst la moda = mode il cinema = cinema i cinema = cinema’s conoscete = jullie kennen conoscere = kennen altre (sg. altra) = andere, nog meer italiane (sg. italiana) = Italiaanse le lettere dell’alfabeto = de letters van het alfabet l’ alfabeto = het alfabet ascoltate = jullie luisteren ascoltare = luisteren lunga = lang doppia = dubbel greca = Grieks in parole di origine straniera = in woorden van buitenlandse afkomst di = van l’ origine (f) = afkomst, origine, oorsprong straniera = buitenlands, vreemdeling pronunciate = jullie spreken uit pronunciare = uitspreken lettera per lettera = letter voor letter dell’attività 2 = van oefening/activiteit 2 l’ attività = oefening/activiteit la pronuncia = de uitspraak ripetete = herhalen ripetere = herhalen la casa = het huis ascoltare = luisteren la cosa = het ding la cucina = de keuken la scuola = de school il gatto = de kat il regalo = het cadeau, geschenk il dialogo = de dialoog i dialoghi = de dialogen singolare = enkelvoud il gusto = de smaak la lingua = de taal, tong ciao = dag, hallo, hoi la cena = het avondmaaltijd, diner la luce = het licht la pagina = de pagina giusto = juist, correct I gelato = het ijs l’ Argentina = Argentinië le chiavi = de sleutels la chiave = de sleutel la macchina = de auto, machine la maschera = het masker il pacchetto = het pakketje l’ Inghilterra = Engeland i colleghi = collega’s il college = de collega la margherita = de madelief,margherita l’ Ungheria = Hongarije scrivete = jullie schrijven scrivere = schrijven buongiorno = goeiedag,goeiemorgen facile = makkelijk americani = Amerikanen americano = Amerikaan chi = wie Genova = Genua gli amici = vrienden l’amico = de vriend il centro = het centrum corso = de cursus pagare = betalen italiana o italiano? = Italiaans(e) of Italiaan o = of le immagini = de afbeeldingen l’immagine = de afbeelding, illustratie notate = jullie schrijven op notare = opschrijven scoprite l’errore = ontdekken jullie de fout scoprite = jullie ontdekken scoprire = ontdekken l’errore(m) = de fout il giornale = de krant quali sono le desinenze = wat zijn de uitgangen? quali (sg. quale) = wat, welke sono = ik ben, zij zijn le desinenze = de uitgangen (van een woord) la desinenza = de uitgang (van een woord) ultima = laatste del singolare = van het enkelvoud plurale = meervoud i sostantivi = de zelfstandige naamwoorden il sostantivo = het zelfstandig naamwoord maschile = mannelijk il libro = het boek lo studente = de student femminile = vrouwelijk la borsa = de tas la classe = de klas alcuni = enkele irregolari (sg. irregolare) = onregelmatig particolari (sg. particolare) = bijzonder, afwijkend come = zoals lo sport = de sport gli sport = de sporten l’ appendice(f) = de bijlage,appendix a pagina 187 = op bladzijde 187 mettete i sostantivi al plurale = zetten jullie de zelfst. Naamw. in het meervoud mettete = jullie zetten mettere = zetten la finestra = het raam la libreria = de boekenkast il pesce = de vis la notte = de nacht l’ albero = de boom il treno = de trein il ragazzo = de jongen, vriend alto = lang, hoog rossa = rood aperta = open nuova = nieuw gli aggettivi in -o = e bijvoeglijke naamwoorden op -o gli aggettivi = de bijvoeglijke naamwoorden l’aggettivo = het bijvoeglijk naamwoord seguono = ze volgen seguire = volgen le stesse regole = dezelfde regels stesse (sg. stessa) = zelfde le regole = de regels la regola = de regel la ragazza = het meisje, vriendin ciao, io sono Gianna = hallo, ik ben Gianna io = ik sono = ik ben due = twee mini dialoghi = mini-dialogen, korte dialogen il dialogo = de dialoog mini = mini a quale foto corrisponde ogni dialogo? = bij welke foto hoort de dialoog? corrisponde = heeft betrekking op, hoort bij, correspondeert met corrispondere = bijhoren, corresponderen, betrekking hebben op ogni = elke, iedere di nuovo = opnieuw completate = jullie maken af completare = afmaken, vervolledigen questi sono = dit/deze zijn questi (sg. questo) = dit, deze siete (inf. essere) = jullie zijn lui = hij australiano = Australiër piacere = aangenaam sei (inf. essere) = bent spagnola = Spaans sì = ja e tu? = en jij? tu = jij leggete = jullie lezen leggere = lezen la tabella = tabel, schema il verbo = het werkwoord lei = zij (enk) noi = wij loro = zij (mv) I disegni = de tekeningen il disegno = de tekening oralmente (avv.) = mondeling costruite (inf. costruire) = maken/vormen jullie delle frasi = wat/enkele zinnen le frasi = de zinnen la frase = de zin come nell’esempio = zoals in het voorbeeld l’ esempio = het voorbeeld gli esempi = de voorbeelden brasiliana = Braziliaanse marocchino = Marokkaans argentini (sg. argentino) = Argentijns/Argentijnen Ungherese = Hongaar(s) Inglese = Engels adesso (avv.) = nu presentate (inf. presentare) = stellen jullie voor il vostro compagno alla classe = jullie klasgenoot in de klas vostro = jullie (bez. vnw) il compagno = de klasgenoot la sorella = de zus l’ uscita = de uitgang ma = maar lo schema = het schema il museo = het museum scendere = (af)dalen l’ isola = het eiland il vestito = de jurk, pak uscire = uitgaan, naar buiten gaan le frasi ascoltate (sg. la frase ascoltata) = beluisterde/geluisterde zinnen ascoltate = luisteren jullie l’ attenzione = de aandacht ci sono due immagini in più = er zijn twee plaatjes teveel ci sono (inf. esserci) = er zijn in più = te veel, extra, meer completate le frasi che seguono = maak de zinnen die volgen af che = die, dat articolo determinativo = bepaald lidwoord l’ articolo = het lidwoord determinativo = bepaald lo zio = de oom gli zii = de ooms la macchina di Paolo = de auto van Paolo ecco = hier (is)! gli studenti d’italiano = de studenten Italiaans molti = vele(n) il calcio = de voetbal preferisco (inf. preferire) = ik heb liever scusi = excuseert u mij è questo l’autobus per il centro? = is dit de bus naar het centrum? l’ autobus = de bus gli autobus = de bussen per il centro = naar het centrum con gli articoli dati (sg.l’articolo) = met de gegeven lidwoorden con = met dati (p.p. dato) = gegeven gli stivali = de laarzen lo stivale = de laars lo zaino = de rugzak la zia = de tante il panino = het broodje gli aerei = de vliegtuigen i numeri = de getallen formate (inf. formare) = maken jullie, formeren jullie la nota = de opmerking potete (inf. potere) = jullie kunnen l’ordine proposto = de aanbevolen volgorde l’ ordine (m) = de volgorde proposto = aanbevolen le combinazioni = de combinaties la combinazione = de combinatie bella = mooi piccoli (sg. piccolo) = klein il ristorante = het restaurant moderni (sg. moderno) =modern giovane = jong il bagno = de badkamer la famiglia = de familie, gezin globale = globaal, totaal lo zero = nul l’ azione = de actie la canzone = het liedje mezzo = half azzurro = lichtblauw il pezzo = het stuk, deel la pizza = de pizza il cognome = de achternaam meglio (avv.) = beter la Svizzera = Zwitserland esercizio = oefening maggio = mei le vacanze = de vakantie luglio = juli chi è? = wie is dat? verificare = controleren, verifiëren le risposte = de antwoorden la risposta = het antwoord si chiama (inf. chiamarsi) = hij/zij/u heet che bella ragazza! = wat een mooi meisje! che = wat il tesoro = de schat hai (inf. avere) = jij hebt le chiavi di casa = de huissleutels no = nee ho (inf. avere) = ik heb le chiavi della macchina = de autosleutels dove = waar sai (inf. sapere) = jij weet ha (inf. avere) = hij/zij/u heeft i fratelli = de broers davvero (avv.) = echt waar quanti anni hanno? = hoe oud zijn zij? quanti = hoeveel gli anni = de jaren hanno (inf. = avere) = zij hebben mi chiamo (inf. chiamarsi) = ik heet avere = hebben chiedi (inf. chiedere) = jij vraagt tuo = jouw rispondi alle domande = beantwoord de vragen rispondi (inf. rispondere) = beantwoord le domande = de vragen come si scrive = hoe schrijf je come = hoe, zoals suo = zijn/haar il nome = de naam alla fine = aan het einde la fine = het einde riferisce (inf. riferire) = hij/zij/u vertelt le consonanti = de medeklinkers la consonante = de medeklinker il caffè = de koffie, espresso i caffè = de koffies, espresso’s difficile = moeilijk l’ oggetto = het onderwerp, voorwerp giallo = geel la mamma = de moeder, mamma la nonna = de oma la gonna = de rok la terra = de aarde, grond corretto = juist, correct la settimana = de week le note = de muzieknoten la penna = de pen la mano = de hand le mani = de handen la stella = de ster il bicchiere = het glas, beker il latte = de melk la doccia = de douche la torre = de toren la bottiglia = de fles la pioggia = de regen Test finale = Eindtest il test = de toets finale = eind, slot grammaticale = grammaticaal l’ abitudine (f) = de gewoonte ecc. (eccetera) = enz. l’ attore (m) = de acteur il sapore = de smaak il problema = het probleem il tema = het thema il programma = het programma il clima = het klimaat il telegramma = de telegram il panorama = het uitzicht il/la turista = de toerist il/la barista = de barman il/la tassista = de taxichauffeur il/la pessimista = de pessimist il/la regista = de regisseur la crisi = de crisis l’ analisi (f) = de analyse la tesi = de thesis la sintesi = de synthese la perifrasi = de omschrijving l’ enfasi (f) = de nadruk, hoogdravendheid l’ ipotesi (f) = de hypothese amaro = bitter il re = de koning il film = de film la città = de stad l’università (f) = de universiteit la virtù = de deugd l’ auto (f) = de auto la moto = de motor la serie = de serie la specie = de soort il fuoco = het vuur l’ albergo (m) = het hotel l’ accento (m) = het accent cade (inf. cadere) = hij/zij/het valt penultima = voorlaatste la sillaba = de lettergreep eccezioni, le (sg. l’eccezione) = uitzonderingen il greco = de Griek il medico = de arts, dokter lo psicologo = de psycholoog terzultima = twee na laatste l’ incarico (m) = de opdracht l’ obbligo (m) = de verplichting, plicht le forme = de vormen il chirurgo = de chirurg lo stomaco = de maag terminano (inf. terminare) = zij (be)eindigen l’ archeologo (m) = de archeoloog indicano (inf. indicare) = zij wijzen aan le persone = de mensen, personen usiamo (inf. usare) = wij gebruiken cominciano (inf. cominciare) = zij beginnen
Ingezonden op 06-12-2012 - 1771x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!