Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes

2 2.1/2.2/2.3/2.4/bron D/bron E/ bron F/bron K

Jaar 1 (havo/vwo)

le cousin = de neef 
aujourd'hui = vandaag 
s'il vous plaît = alstublieft 
merci = bedankt 
chercher = zoeken 
trouver = vinden 
regarder = kijken 
où = waar 
le centre commercial = het winkelcentrum 
la boulangerie = de bakkerij 
la piscine = het zwembad 
le supermarché = de supermarkt 
bien = goed 
allô = hallo 
en face de = tegenover 
devant = voor 
à gauche = links 
à droite = rechts 
tout droit = rechtdoor 
loin = ver 
tout près = dichtbij 
d'accord = oke
á = in, naar
la ville = de stad
le centre-ville = het centrum van de stad
le village = het dorp
la champagne = het platteland
la maison = het huis
l'appartement = het appartement, de flat
la ferme = de boerderij
l'étage = de verdieping
la chambre = de slaapkamer
le séjour = de woonkamer
la cuisine = de keuken
la jardin = de tuin
le cinéma = de bioscoop
le magasin = de winkel
aimer = houden van, leuk vinden
adorer = dol zijn op
habiter = wonen
travailler = werken
prés de = dicht bij
beau, belle = mooi
cool = te gek
petit(e) = klein
voilá, voici = alstublieft (als je iets geeft)
lundi = maandag
mardi = dinsdag
mercredi = woensdag
jeudi = donderdag
vendredi = vrijdag
samedi = zaterdag
dimanche = zondag
ouvert = open
fermé = gesloten
l'adulte = de volwassene
l'enfant = het kind
la blague = de grap
la BD = de strip
je voudrais = ik zou graag willen
bien sûr = natuurlijk
combien = hoeveel
tiens = alsjeblieft (als je iets geeft)
attention! = pas op!
payer = betalen
parler = spreken, praten
rencontrer = ontmoeten
vinden = trouver
zoeken = chercher
kijken (naar) = regarder
spreken, praten = parler
wonen = habiter
werken = travailler
houden van, leuk vinden = aimer
dol zijn op = adorer
het winkelcentrum = la centre commercial
de winkel = le magasin
de bakkerij = la boulangerie
het zwembad = la piscine
de supermarkt = le supermarché
de bioscoop = le cinéma
open = ouvert
gesloten = fermé
waar = oú
tegenover = en face de
voor (van plaats) = devant
links = á gauche
rechts = á droite
rechtdoor = tout droit
ver = loin
dichtbij = tout prés de
in, naar = á
de stad = la ville
het dorp = le village
het centrum van de stad = le centre-ville
het huis = la maison
het appartement, de flat = l'appartement
de slaapkamer = la chambre
de keuken = la cuisine
maandag = lundi
dinsdag = mardi
woensdag = mercredi
donderdag = jeudi
vrijdag = vendredi
zaterdag = samedi
zondag = dimanche
hoeveel = combien
alstublieft (als je iets vraagt) = s'il vous plaît
alstublieft (als je iets geeft) = voilà, voici
goed = bien
oké = d'accord
klein = petit(e)
mooi = beau, belle
je = ik e
tu = jij es
il/Justin = hij e
elle/Maude = zij e
on = men/we e
nous = wij ons
vous = jullie ez
ils/elles = zij ent
justin et maude = justin en maude ent
Oú est la boulangerie? = waar is de bakkerij?
Waar is de bakkerij? = Oú est la boulangerie?
C'est loin? = Is het ver?
Is het ver? = C'est loin?
C'est á côté de l'école? = Is het naast de school?
Is het naast de school? = C'ést á côté de l'école?
tu habites oú? = Waar woon je?
Waar woon je? = Tu habites oú?
Vous habitez dans une maison? = Wonen jullie in een huis?
Wonen jullie in een huis? = Vous habitez dans une maison?
C'est tout droit/á droite/á gauche. = Het is rechtdoor, rechts af, naar links.
Het is rechtdoor, rechtsaf, linksaf = C'est tout droit/á droite/á gauche
Non, c'est á cinq minutes. = Nee, het is vijf minuten hier vandaan.
Nee, het is vijf minuten hier vandaan.= Non, c'est á cinq minutes
Non, c'est en face de l'école. = Nee, het is tegenover de school.
Nee, het is tegenover de school. = Non, c'est en face de l'école.
J'habite en ville = Ik woon in de stad
Ik woon in de stad = J'habite en ville
Non, on habite dans un appartement. = Nee, we wonen in een appartement.
Nee we wonen in een appartement. = Non, on habite dans un appartement
Madame, la piscine, s'il vous plaît? = Mevrouw, het zwembad, alstublieft?
Mevrouw, het zwembad, alstublieft? = Madame, la piscine, s'il vous plaît?
C'est ouvert? = Is het open?
Is het open? = C'est ouvert?
Quelle heure est-il? = Hoe laat is het?
Hoe laat is het? = Quelle heure est-il?
Le zoo est ouvert le lundi? = Is de dierentuin open op maandag?
Is de dierentuin open op maandag? = Le zoo est ouvert le lundi?
C'est tout droit. = Het is rechtdoor.
Het is rechtdoor = C'est tout droit.
Oui, de dix heures á six heures. = Ja, van tien uur tot zes uur.
Ja, van tien uur tot zes uur. = Oui, de dix heures á six heures.
Il est midi = Het is 12 uur 's middags.
Het is 12 uur 's middags. = Il est midi.
Je ne sais pas. = Ik weet het niet.
Ik weet het niet = Je ne sais pas.
Non, ce n'est pas loin. = Nee, het is niet ver
Nee, het is niet ver. = Non, ce n'est pas loin
midi = 's middags
minuit = 's avonds
's middags = midi
's avonds = minuit
5 over = cinq
cinq = 5 over
10 over = dix
dix = 10 over
et quart = kwart over
kwart over = et quart
10 voor half = vingt
vingt = 10 voor half
5 voor half = vingt-cinq
vingt-cinq = 5 voor half
et demie = half
half = et demie
5 over half = moins vingt-cinq
moins vingt-cinq = 5 over half
10 over half = moins vingt
moins vingt = 10 over half
kwart voor = moins et quart
moins et quart = kwart voor
10 voor = moins dix
moins dix = 10 voor
moins cinq = 5 voor
5 voor = moins cinq

Ingezonden op 10-12-2012 - 3044x bekeken.
Waardering 9.2 (aantal stemmen: 16)

voting system
1
2
3
4
5

In deze lijst zitten ook de kloktijden (de getallen op het einde) en ik heb de woorden zoals je, tu enzo met de letters die je er dan achteraan plakt tussen gezet.
Veel succes met deze lijst!!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Grandes Lignes

2 2.1/2.2/2.3/2.4/bron D/bron E/ bron F/bron K