Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Studeo

124 Woorden I blz. 124-125

iaceo, iacére, iacui = liggen
iacio, iacere, ieci, iactum = gooien; werpen
iacto, iactare = heen en weer bewegen; opscheppen; pralen
iam = reeds; nu; eindelijk
iam + ontkenning = (niet) meer
ibi = daar
idem, eadem, idem = dezelfde; hetzelfde
idem ac/atque = dezelfde; hetzelfde als
ideo = daarom
idoneus = geschikt
igitur = dus
ignarus = onwetend
ignis, ignis = vuur
ignoro, ignorare = niet weten
ignosco, ignoscere + dat = vergeven
ignotus = onbekend
ille, illa, illud = die; dat
illic = daar
illustris = beroemd
imago, imaginis = beeld; afbeelding; schim
imitor, imitari = navolgen; imiteren
immineo, imminére +dat = uitsteken boven; (be)dreigen
immo = ja zelfs; integendeel
immortalis = onsterfelijk
impedimentum = hindernis
impedio, impedire = belemmeren; (ver)hinderen
impelle, impellere, impuli, impulsum = aandrijven; aanzetten (tot)
imperator, imperatoris = opperbevelhebber; keizer
imperium = bevel; (hoogste) macht; gezag; rijk; heerschappij
impero, imperare = opdragen; bevelen
impetro, impetrare = gedaan krijgen
impetus, impetus = snelle vaart; aanval
impius = misdadig; goddeloos
impono, imponere = leggen op; opleggen
improbus = slecht
in + abl = in; op; tijdens
in + acc = naar(binnen); in; tot; jegens
inanis = leeg; ijdel; nutteloos
incendium = brand
incertus = onzeker
incido, incidere, incidi = vallen in; terechtkomen in
incipio, incipere = beginnen
incito, incitare = aanzetten; aanvuren
includo, includere, inclusi, inclusum = insluiten
incolo, incolere = (be)wonen
incolumis = ongedeerd
incommodum = ongemak; schade
incredibilis = ongeloofwaardig; ongelooflijk
inde = daarvandaan; vervolgens
indicium = aanwezig
indignus + abl = onwaardig
induco, inducere = brengen naar; bewegen tot
ineo, inire = binnengaan
inferi, inferorum = goden
inferior, inerioris = lager (gelegen/geplaatst)
infero, inferre = binnen dragen; dragen naar
infestus = vijandig
infirmus = zwak
infra (bw)= (er)onder
infra + acc = onder 
ingenium = karakter; verstand; talent
ingens, ingentis = heel groot; geweldig
ingredior, ingredi, ingressus sum = binnengaan
inicio, inicere = gooien in
inimicus = vijand; vijandig
iniquus = ongelijk; oneerlijk
initium = begin
iniuria = onrecht
inopia = gebrek; armoede
inquam = ik zeg; ik zei
inquit/inquiunt = hij zegt; hij zei; zij zegt; zij zei; zij zeggen; zij zeiden
insequor, insequi = volgen
insidiae, insidiarum = hinderlaag
insignis = opvallend
instituo, instituere, institui, institutum = instellen; beginnen
institutum = instelling; gebruik
insto, instare, institi + dat = achterna zitten
instruo, instruere, instruxi, instructum = opstellen; onderrichten
insula = eiland
integer, integra, integrum = ongerept; onaangetast
intellego, intellegere, intellexi, intellectum = begrijpen
intendo, intendere, intendi, intentum = inspannen; richten
inter + acc = tussen; temidden van; onder; tijdens
interdum = soms
interea = intussen
intereo, interire = omkomen
interest = het is van belang; het verschilt
interficio, interficere = doden
interim = intussen
intersum, interesse = zijn tussen; verschillen; aanwezig zijn (bij + dat)
intervallum = tussenruimte
intra (bw) = binnen
intra + acc = binnen
intro, intrare = binnengaan; binnenkomen
invado, invadere, invasi, invasum = binnendringen; aanvallen
invenio, invenire = vinden
invideo, invidére + dat = jaloers zijn op
invidia = jaloezie
invitus = tegen mijn/jouw etc. zin
ipse, ipsa, ipsum = zelf
ira = woede
iratus = woedend
is, ea, id = hij; zij; het; die; dat
iste, ista, istud = die; dat
ita = zo
itaque = dus
item = eveneens
iter, itineris = weg; reis; tocht
iterum = opnieuw
iubeo, iubére, iussi, iussum = bevelen
iucundus = aangenaam
iudex, iudicis = (de) rechter
iudicium = oordeel; mening; vonnis
iudico, iudicare = oordelen; menen
iugum = juk; bergrug
iungo, iungere, iunxi, iunctum = verbinden
iure = terecht
iuro, iurare = zweren (bij: per +acc)
ius, iuris = (het) recht
iussu + gen = op bevel van
iustitia = rechtvaardigheid
iustus = rechtvaardig; juist
iuvenis, iuvenis = jonge man
iuventus, iuventutis = jeugd
iuvo, iuvare, iuvi, iutum = helpen
iuvat (me) = het doet (me) plezier

Ingezonden op 21-02-2013 - 1784x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 23-02-2013.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

niet af

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Studeo

124 Woorden I blz. 124-125