Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Pallas, deel 1

0 HF 2-10

Jaar 2 (Gymnasium)

καί = en; ook; zelfs
οὐ, οὐκ, οὐχ = niet
δέ, δ᾿ = en; maar
ἐστι = is {hij, zij, het}
ὁ θεός = god 
ὁ ἄνθρωπος = mens; man 
ἔχει = heeft {hij, zij, het}
ὁ δοῦλος = slaaf
τί; = waarom
ἡ χώρα = land; streek
πρός = naar(toe);tot {+acc}
φέρει = draagt; brengt {hij, zij, het}
τὸ θηρίον = wild dier; beest
βαίνει = gaat {hij, zij, het}
ἡ μάχη = gevecht; strijd
φεύγει = vlucht (voor) {+acc} {hij, zij, het} 
ὁ φόβος = angst; vrees
νῦν = nu
εἰς = naar; naar binnen; tot {+acc}
γάρ = want
τοῦτο = dit; dat
ποιεῖ = doet; maakt {hij, zij, het}
λαμβάνει = neemt; pakt (vast) {hij, zij, het}
ὁ δεσπὀτης = heerser; meester
αὐτίκα = meteen; onmiddelijk
ἐνταῦθα = daar
εὑρίσκει = vindt; ontdekt; treft aan {hij}
μέγας = groot
πολύς = veel
φοβερός = angstaanjagend
μία = één
οὐδέν = niets
ἡ κεφαλή = hoofd; kop
ἀλλά, ἀλλ᾿ = maar
ζητεῖ = zoekt {hij}
δεινός = verschrikkelijk; geducht
μακρός = lang
ἔπειτα = daarna
κρύπτει = verbergt {hij}
οὕτω(ς) = zo; op die manier
ἀποκτείνει = doodt {hij}
καλεῖ = roept {hij}
ὁ φιλος = vriend
νέος = nieuw; jong
ἄλλος = ander
ἕκαστος = ieder
πρῶτον μὲν ... ἔπειτα δέ = eerst … daarna
οὖν = dan; nu; dus
ἀνδρεῖος = dapper
ἡ βασίλεια = koningin
μάλα = erg; zeer
καλός = mooi
τὸ δῶρον = geschenk; cadeau
φιλος = geliefd
θαυμάζω = bewonderen; zich verwonderen
φιλέω = houden van
σύ = jij; u {pers. vnw.}
ἐγώ = ik {pers. vnw.}
ὅτι = dat; omdat
ἐθέλω = willen; bereid zijn
ἐπιθυμέω = verlangen te; verlangen om {+inf}
ἐπί = op … af; naar {+acc.}
μέλλω = op het punt staan om; van plan zijn, zullen {+inf}
αἰτέω = vragen {om} {+2acc} {iemand}
λέγω = zeggen
ὥσπερ = zoals
σός = jouw;uw {bezit. vnw}
αὐτήν = haar {acc pers. vnw}
πέμπω = sturen; zenden
ἥκω = komen; gekomen zijn
σέ, σε = je; jou; u {acc pers. vnw.}
λύω = losmaken
ὁ ξένος = vreemdeling
κακός = slecht
τὸ ἔργον = werk; daad
δή = dan; dus
τί; = wat; waarom
ἐνθάδε = hier(heen)
ἐμός = mijn {bezit. vnw}
ἀεί = altijd
κελεύω = bevelen; verzoeken; vragen om {+acc} {+inf}
ἐμέ, με = mij; me
παρέχω = verschaffen; geven
ἄγω = brengen; leiden
λείπω = (ver)laten
αὐτόν = hem {acc pers. vnw}
ὕστερον = later {bijwoord}
γαμέω = trouwen (met)
᾿Αθηναῖος = Atheens
ὁ πολίτης = burger
ἰσχυρός = sterk; krachtig
φυλάττω = bewaken
τὸ τέκνον = kind
οἰκέω = wonen
εἰσιν = (zij) zijn
ἡ νῆσος = eiland
ὁ κίνδυνος = gevaar
διά = door; wegens
οὐδείς = niemand
ὁ ᾿Αθηναῖος = Athener
μόνον = slechts; alleen maar {bijwoord}
ἡ παρθένος = meisje
αἱ ᾿Αθῆναι = Athene {de stad}
ὁ χρόνος = tijd
τὸ πλοῖον = schip
πλέω = varen
ἡ λύπη = verdriet
μετά = na
σῳζω = redden
εἰ = als; indien
χαίρω = blij zijn
μόνος = alleen
αἴρω = optillen
ὧδε = zo; als volgt
ὑμεῖς = jullie {pers. vnw}
ἀκούω = horen
ἡ ἡμέρα = dag
ἡμεῖς = wij {pers.vnw}
θαυμάζω ὅτι = zich erover verwonderen dat
εἶναι = (te) zijn {inf}
μένω = blijven; wachten (op) {+acc}
ἡ ἀνδρεία = moed; dapperheid
ἡ θύρα = deur
ἅμα = tegelijk; tegelijkertijd {bijwoord}
καθεύδω = slapen
ἡ θάλαττα = zee
ἑαυτόν = zichzelf {acc}
ὁ θάνατος = de dood
ἡ συμφορά = gebeurtenis; ongeluk
ἡ ἐλευθερια = vrijheid
τυγχάνω = krijgen; treffen; bereiken {+gen}
μετά = {samen} met {+gen}
ἐκ = uit {+gen}
νομίζω = beschouwen als; vinden {+2 acc}
μετέχω = deelhebben aan; deelnemen aan {+gen}
ἡ φυγή = vlucht
ἱερός = heilig; gewijd aan {+gen}
ἐκβαίνω = gaan uit
ἐπί = op
ὁ οἶνος = wijn
ἐπιθυμέω = verlangen naar; begeren {+gen}
φροντίζω = zich bekommeren om {+gen}
αἴτιος = verantwoordelijk voor; schuldig aan {+gen}
ὁ ὓπνος = slaap 
ἡ αἰτία = oorzaak
πλήν = behalve {+gen}
αὖθις = opnieuw; weer {bijwoord}
ἡ φωνή = stem
ἀποστερέν = beroven van {+gen}
ἂνευ = zonder {+gen}
ἀναβαίνω = omhoog gaan; beklimmen
βλέπω = kijken
ὁ υἱός = zoon
κατέχω = in zijn macht hebben; vasthouden; beheersen
δακρύω = huilen
ὁ βίος = leven
μετά ταῦτα = na dit; daarna
ἀπό = vanaf {+gen}
πίπτω = vallen
ἀποθνῄσκω = sterven
τίς; = wie; wat; welke
ὁ ἣλιος = zon
περί = om; over {+gen}
. . . τε καὶ . . . = en {verbindt twee woord(groep) en nauw met elkaar}
ἡ ἀλήθεια = waarheid
ἐν = in; bij; op {+dat}
ὁ στπατηγός = legeraanvoerder
οὐκέτι = niet meer
αὐτοῖς = {aan} hen; hun {dativus pers. vnw}
πάρεισιν = {zij} zijn aanwezig
ὁ ναύτης = zeeman; matroos
ὁ στρατιώτης = soldaat
πάλιν = weer; opnieuw; terug
χαίρω = blij zijn met; zich verheugen over
παύω = (doen) stoppen; (doen) ophouden
ἡ θεός = godin
ὁ ἄνεμος = wind
οὐδέ = en niet; maar niet; ook niet; zelfs niet
ἐχθρός = gehaat bij; vijandig aan {+dat}
αὐτῆς = van haar {genitivus pers. vnw}
φίλτατος = liefste; zeer geliefd
ἡ τύχη = lot
ὁ ἄγγελος = bode
ἡ στρατιά = leger
ὁ νοῦς = geest; verstand
κωλύω = verhinderen; beletten (om) {inf}
τόδε, τάδε = dit; het volgende
ἐν νῷ ἔχω = van plan zijn {lett. In de geest hebben}
πιστεύω = vertrouwen {+dat}
ὁ λόγος = woord
εὔνους = goedgezind {aan} {+dat}
ὁ γάμος = huwelijk
αὐτῇ = {aan} haar {dativus pers. vnw}
ᾔδη = al; reeds
πάρεστιν = {hij} is aanwezig
ἀντί = in plaats van {+gen}
τὰ ὅπλα = wapens
βοηθέω = te hulp komen; helpen {+dat}

Ingezonden op 27-02-2013 - 961x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Fouten ontdekt?
Zeg het dan ff,
dan kan ik het verbeteren
en hebben anderen er geen last meer van

Succes met leren!

~Het tegenovergestelde van armoede is niet rijkdom, maar genoeg~

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Pallas, deel 1

0 HF 2-10