Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
mywords
› 0 I
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
mywords
, deel LA
0 I
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
iaceo, iacére, iacui = liggen iacio, iacere, ieci, iactum = gooien; werpen iacto, iactare = heen en weer bewegen; opscheppen; pralen iam = reeds; nu; eindelijk ibi = daar idem, eadem, idem = dezelfde; hetzelfde idem ac/atque = dezelfde als; hetzelfde als ideo = daarom idoneus = geschikt igitur = dus ignarus = onwetend ignis, is = vuur {m} ignoro, ignorare = niet weten ignosco, ignoscere = vergeven {+ dat} ignotus = onbekend ille, illa, illud = die; dat illic = daar {adv} illustris = beroemd imago, inis = beeld; afbeelding; schim imitor, imitari = navolgen; imiteren im-mineo, minére = uitsteken boven; bedreigen {+ dat} immo = ja zelfs; integendeel immortalis = onsterfelijk impedimentum = hindernis im-pedio, pedire = belemmeren; hinderen; verhinderen im-pello, pellere, puli, pulsum = aanzetten; aanzetten tot; aandrijven imperator, oris = opperbevelhebber; keizer {m} imperium = bevel; hoogste macht; macht; gezag; heerschappij; rijk im-pero, perare = opdragen; bevelen im-petro, petrare = gedaan krijgen impetus, us = snelle vaart; aanval impius = misdadig; goddeloos im-pono, ponere = leggen op; opleggen improbus = slecht in = in; op; tijdens {abl} in = naar; naarbinnen; in; tot; jegens {acc} in-anis = leeg; ijdel; nutteloos incendium = brand incertus = onzeker in-cido, cidere, cidi = vallen in; terechtkomen in in-cipio, incipere = beginnen in-cito, citare = aanzetten; aanvuren in-cludo, cludere, clusi, clusum = insluiten in-colo, colere = wonen; bewonen incolumis = ongedeerd incommodum = ongemak; schade incredibilis = ongeloofwaardig; ongelooflijk inde = daarvandaan; vervolgens indicium = aanwijzing indignus = onwaardig {+ abl} in-duco, ducere = brengen naar; bewegen tot in-eo, ire = binnengaan inferi, orum = goden inferior, oris = lager; lager gelegen; lager geplaatst in-fero, ferre = binnen dragen; dragen naar infestus = vijandig infirmus = zwak infra = onder; eronder {1. adv, 2. prep + acc} ingenium = karakter; verstand; talent ingens, ntis = heel groot; geweldig in-gredior, gredi, gressus sum = binnengaan in-icio, icere = gooien in inimicus = vijand; vijandig in-iquus = ongelijk; oneerlijk initium = begin iniuria = onrecht inopia = gebrek; armoede inquam = ik zeg; ik zei inquit/inquiunt = hij zegt; hij zei; zegt; zei; zij zegt; zij zei; zij zeggen; zij zeiden; zeiden; zeggen in-sequor, sequi = volgen insidiae, arum = hinderlaag insignis = opvallend in-stituo, stituere, stitui, stitutum = instellen; beginnen institutum = instelling; gebruik in-sto, stare, stiti = achterna zitten {+ dat} in-struo, struere, instruxi, instructum = opstellen; onderrichten insula = eiland integer, gra, grum = ongerept; onaangetast intel-lego, legere, lexi, lectum = begrijpen in-tendo, tendere, tendi, tentum = inspannen; richten inter = tussen; temidden van; onder; tijdens {+ acc} interdum = soms interea = intussen inter-eo, ire = omkomen inter-est = het is van belang; het verschilt inter-ficio, ficere = doden interim = intussen inter-sum, esse = zijn tussen; verschillen; aanwezig zijn; aanwezig zijn bij {(3. + dat)} inter-vallum = tussenruimte intra = binnen {1. adv, 2. prep + acc} intro, intrare = binnengaan; binnenkomen in-vado, vadere, vasi, vasum = binnendringen; aanvallen in-venio, venire = vinden in-video, vidére = jaloers zijn op {+ dat} invidia = jaloezie in-vitus = tegen mijn zin; tegen jouw zin ipse, ipsa, ipsum = zelf ira = woede iratus = woedend is, ea, id = hij; zij; het; die; dat iste, ista, istud = die; dat ita = zo itaque = dus item = eveneens iter, itineris = weg; reis; tocht {n} iterum = opnieuw iubeo, iubére, iussi, iussum = bevelen iucundus = aangenaam iudex, dicis = rechter; de rechter {m} iudicium = oordeel; mening; vonnis iudico, iudicare = oordelen; menen iugum = juk; bergrug iungo, iungere, iunxi, iunctum = verbinden iure = terecht iuro, iurare (per) = zweren; zweren bij {(+ acc)} ius, iuris = het recht; recht {n} iussu = op bevel van {+ gen} iustitia = rechtvaardigheid iustus = rechtvaardig; juist iuvenis, is = jonge man {m} iuventus, utis = jeugd {f} iuvo, iuvare, iuvi, iutum = helpen iuvat (me) = het doet plezier; het doet me plezier
Ingezonden op 27-02-2013 - 527x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!