Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
mywords
› 0 M
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
mywords
, deel LA
0 M
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
maestus = bedroefd magis = meer {adv} magistratus, us = magistraat; ambtenaar magnitudo, inis = grootte {f} magnus = groot; luid maior, oris = groter maiores, um = voorouders {m} malo, malle, malui = liever willen malus = slecht mando, mandare = opdragen maneo, manére, mansi, mansum = blijven; te wachten staan manus, us = hand; groep {f} mare, is = zee {n} maritus = echtgenoot mater, tris = moeder {f} materia = stof; grondstof aturus = rijp; vroeg; vroegtijdig maxime = het mees; meest; vooral maximus = grootst; grootste medius = middelst; middelste melior, oris = beter membra, orum = ledemanten; ledematen {n} menini, meninisse = zich herinneren {+ gen} memor, oris = denkend aan {+ gen} memoria = herinnering; geheugen mens, mentis = geest; verstand mero, merére, merui, meritum = verdienen mereor, meréri, meritus sum (de) = zich verdienstelijk maken; zich verdienstelijk maken tegenover {(+ abl)} merito = terecht {adv} metuo, metuere, metui = bang zijn; vrezen metus, us = angst meus = mijn miles, itis = soldaat {m} milia, ium = duizend; duizendtallen militaris = militair; militaire {indecl} mille = duizend minime = allerminst; het minst minimus = kleinst; kleinste minor, oris = kleiner; minder minuo, minuere, minui, minutum = verminderen miror, mirari = zich verbazen; bewonderen mirus = wonderlijk; bewonderenswaardig misceo, miscére, miscui, mixtum = mengen miser, era, erum = ongelukkig misericordia = medelijden; barmhartigheid mitto, mittere, misi, missum = zenden modo = slechts modo ... modo = nu eens ... dan weer modus = manier moenia, ium = stadsmuren; muren {n} molestus = lastig moneo, monére, monui, monitum = waarschuwen mons, montis = berg {m} monumentum = gedenkteken; monument mora = oponthoud; uitstel morbus = ziekte morior, mori, mortuus sum, (moriturus) = sterven moror, morari = verblijven; dralen; aarzelen mors, mortis = dood; de dood {f} mortalis = sterfelijk; vergankelijk mollis = zacht mos, moris = gewoonte; gedrag; karakter {m, 2. = plur} motus, us = beweging moveo, movére, movi, motum = bewegen; doen bewegen; ontroeren mox = spoedig; weldra mulier, eris = vrouw {f} multitudo, inis = menigte {f} multum = zeer; erg {adv} multus = veel mundus = wereld munio, munire = ommuren; verstevigen munus, muneris = taak; geschenk {n} murus = muur muto, mutare (in) = veranderen; veranderen in {(+ acc)}
Ingezonden op 27-02-2013 - 559x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!