Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Neue Kontakte

0 Sterke ww Textbuch blz. 117t/m119 8.1 en 8.2

Jaar 3 (vwo)

aankomen = ankommen - kam an - angekommen
aantrekken = anziehen - zog an - angezogen
afslaan = abbiegen - bog ab - abgebogen
bevallen = gefallen - gefiel - gefallen
dragen = tragen - trug - getragen
er is, er zijn = geben - gab - gegeben {Ik weet niet of de vertaling klopt maar stond in het boek}
eten = essen - ass - gegessen; essen - aß - gegessen
fietsen = Rad fahren - fuhr - gefahren
gaan = gehen - ging - gegangen
geven = geben - gab - gegeben
hangen = hängen - hing - gehangen
houden, stoppen = halten - hielt - gehalten
komen = kommen - kam - gekommen
krijgen = bekommen - bekam - bekommen
laten = lassen - ließ - gelassen; lassen - liess - gelassen
lezen = lesen - las - gelesen
liggen = liegen - lag - gelegen
lopen, hard rennen = laufen - lief - gelaufen
nemen = nehmen - nahm - genommen
opbellen = anrufen - rief an - angerufen
plaats nemen = Platz nehmen - nahm Platz - Platz genommen
schieten = schießen - schoss - geschossen
slapen = schlafen - schlief - geschlafen
sluiten = schließen - schloss - geschlossen
spreken = sprechen - sprach - gesprochen
teruggeven = zurückgeben - gab zurück - zurückgegeben
uittrekken = ausziehen - zog aus - ausgezogen
vergeten = vergessen - vergaß - vergessen; vergessen - vergass - vergessen
verhuizen = umziehen - zog um - umgezogen
vertrekken, wegrijden = abfahren - fuhr ab - abgefahren
vliegen = fliegen - flog - geflogen
zijn = sein - war - gewesen
zitten = sitzen - saß - gesessen; sitzen - sass - gesessen
blijven = bleiben - blieb - geblieben
instappen = einsteigen - stieg ein - eingestiegen
overstappen = umsteigen - stieg um - umgestiegen
schijnen = scheinen - schien - geschienen
schreeuwen = schreien - schrie - geschrien
schrijven = schreiben - schrieb - geschrieben
snijden = schneiden - schnitt - geschnitten
uitstappen = aussteigen - stieg aus - ausgestiegen
helpen = helfen - half - geholfen
sterven = sterben - starb - gestorben
winnen = gewinnen - gewann - gewonnen
zwemmen = schwimmen - schwamm - geschwommen
doen = tun - tat - getan
opstaan = aufstehen - stand auf - aufgestanden
pijn doen = wehtun - tat weh - wehgetan
staan = stehen - stand - gestanden
verstaan, begrijpen = verstehen - verstand - verstanden
drinken = trinken - trank - getrunken
vinden = finden - fand - gefunden
zingen = singen - sang - gesungen
televisiekijken = fernsehen - sah fern - ferngesehen
uitzien = aussehen - sah aus - ausgesehen
zien = sehen - sah - gesehen
uitnodigen = einladen - lud ein - eingeladen
wassen = waschen - wusch - gewaschen
heten = heißen - hieß - geheißen; heissen - hiess - geheissen
vallen = fallen - fiel - gefallen

Ingezonden op 11-03-2013 - 1203x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

Alle sterke werkwoorden van Duits Neue Kontakte, vwo 3, achterin textbuch, Grammatikübersicht blz. 117 t/m 119, 8.1 en 8.2

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Neue Kontakte

0 Sterke ww Textbuch blz. 117t/m119 8.1 en 8.2