Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Thematische Woordenschat Journalistiek
› 15 Economie en bedrijfsleven
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Thematische Woordenschat Journalistiek
15 Economie en bedrijfsleven
Jaar 6 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
cultiver = verbouwen (land); telen industriel, industrielle = industrieel un industriel, une industrielle= een industrieel un porte-monnaie =een portemonnee un portefeuille=een portefeuille avoir un portefeuille bien rempli=een goed gevulde portemonnee hebben gérer son portefeuille=zijn/haar portefeuille beheren une région industrielle= een industriestreek une zone industrielle (ZI)= een industriegebied un secteur industriel= een industriesector l'industrie = de industrie l'industrie lourde= de zware industrie l'industrie automobile= deauto-industrie l'industrie aéronautique= de luchtvaartindustrie l'industrie électronique= de elektronische industrie s'industrialiser = geïndustrialiseerd worden la surface cultivée= de verbouwde oppervlakte la culture= de verbouw, de teelt pratiquer la culture des fruits et légumes= de groente- en fruitteelt bedrijven un produit = een product un produit agricole= een landbouwproduct le rendement = de opbrengst la chute des prix= de sterke prijsdaling labourer = (om)ploegen une charrue= een ploeg moissonner = oogsten la moisson = de oogst une moissonneuse-batteuse= een combine, een maaidorsmachine les primeurs= de primeurs, de eerstelingen la culture maraîchère = de tuinbouw un maraîcher, une maraîchère =een tuinder l'engrais = de mest un pesticide = een pesticide Les arbres fruitiers sont traités aux pesticides.= De fruitbomen worden met pesticiden behandeld un insecticide = een insecticide élever= fokken, houden Il élève des chèvres dans le Cantal.= Hij houdt geiten in de Cantal. l'élevage = de veeteelt un éleveur, une éleveuse = een veehouder le bétail = het vee le pâturage= de wei, het weiland En automne, le bétail quitte les pâturages et rentre à l'étable.= In de herfst keert het vee van de weiden terug naar de stal. la surproduction = de overproductie les quotas = de quota les quotas laitiers= de melkquota la vigne= de wijnstok, de wingerd le vignoble= de wijngaard; de wijnstreek Le vignoble français fournit de très grands crus.= De Franse wijnstreken brengen topwijnen voort un vigneron, une vignerone = een wijnbouwer un viticulteur, une viticultrice = een wijnbouwer, een wijnboer/-boerin le vin = de wijn viticole = wijn-, wijnbouw- une région viticole= een wijnstreek vendanger = druiven oogsten les vendanges = de druivenoogst pêcher= vissen la pêche= de visserij; de visvangst la pêche au large= de zeevisserij la pêche à la ligne= hengelen une canne à pêche= een hengel un pêcheur, une pêcheuse= een visser un marin-pêcheur= een zeevisser un filet= een net la pisciculture= de visteelt les coquillages = de schelpdieren les crustacés = de schaaldieren les richesses du sous-sol = de bodemschatten les matières premières= de grondstoffen un pays riche/pauvre en matières premières= een land dat rijk/arm is aan grondstoffen le charbon = de (steen)kool une mine = een mijn une mine à ciel ouvert= een open mijn un mineur= een mijnwerker la houille= de steenkool le lignite= de bruinkool une région minière= een mijnstreek une galerie= een mijngang un gisement= een vindplaats, een laag un gisement abondant= een rijke vindplaats Le gisement est épuisé.= De laag is uitgeput. extraire = winnen, delven traiter = bewerken Traiter les minerais est coûteux.= Het bewerken van erts is kostbaar. l'équipement = de uitrusting un tracteur = een tractor campagnard, campagnarde = plattelands-, landelijk La vie campagnarde lui plaît beaucoup.= Het buitenleven bevalt hem heel goed. la campagne = het platteland habiter à la campagne= op het platteland wonen un champ = een veld, een akker un champ de blé= een korenveld un pré = een wei(de) une forêt = een bos la récession = de recessie Délocaliser=(naar het buitenland) verplaatsen Cette firme a délocalisé une partie de sa production. = Deze firma heeft een deel van haar productie naar het buitenland verplaatst. la délocalisation=de verplaatsing (naar het buitenland) Restructurer=herstructureren la restructuration =de herstructurering se reconvertir =omschakelen; zich omscholen la reconversion=de omschakeling; de omscholing la robotisation=de robotisering l'automation/automatisation =de automatisering [otomasj5, otomatizasjS] un travailleur, une travailleuse=een werker/werkster, een arbeider/ arbeidster un ouvrier, une ouvrière =een arbeider/arbeidster un ouvrier qualifié=een geschoolde arbeider un ouvrier spécialisé (OS) =een ongeschoolde arbeider la main-d'œuvre =de arbeidskrachten avoir besoin de main d'œuvre qualifiée=behoefte hebben aan geschoolde arbeidskrachten travailler à la chaîne =aan de lopende band werken se concentrer =zich concentreren la concentration=de concentratie une crise = een crisis L'industrie automobile est en crise.=De auto-industrie bevindt zich in een crisis. un secteur touché par la crise =een sector die getroffen is door de crisis fabriquer =fabriceren, vervaardigen Cette région s'est fortement industrialisée dans les années 80.= In de jaren tachtig werd deze streek sterk geïndustrialiseerd l'industrialisation = de industrialisatie une industrie(-)clé= een sleutelindustrie l'industrie sidérurgique= de ijzer- en staalindustrie l'industrie métallurgique= de metaalindustrie l'industrie textile = de textielindustrie l'industrie agro-alimentaire = de voedingsmiddelenindustrie une industrie de pointe = een speerpuntindustrie l'industrie chimique et pharmaceutique= de chemische en farmaceutische industrie une branche = een (industrie)tak une branche industrielle en plein essor= een bloeiende industrietak une usine = een fabriek s'installer= zich vestigen De nombreuses entreprises se sont installées en province.= Talrijke bedrijven hebben zich in de provincie gevestigd. l'installation= de installatie, de machines une machine = een machine un robot= een robot implanter= vestigen l'implantation= de vestiging protester contre l'implantation d'une centrale nucléaire= protesteren tegen de vestiging van een kerncentrale l'essor = de bloei, de ontwikkeling agricole = landbouw-, agrarisch un ouvrier, une ouvrière agricole= een landarbeider/-arbeidster l'agriculture = de landbouw, de akkerbouw un agriculteur, une agricultrice= een landbouwer, een agrariër un cultivateur, une cultivatrice= een landbouwer un paysan, une paysanne = een boer/boerin (algemeen) une ferme = een boerderij un fermier, une fermière = een boer/boerin; een pachtboer/-boerin le secteur primaire = de primaire sector les ressources naturelles= de natuurlijke hulpbronnen rural, rurale = plattelands- la population rurale= de plattelandsbevolking l'exode rural= de trek naar de stad, de leegloop van het platteland exploiter = ontginnen, bebouwen un exploitant, une exploitante agricole= een landbouwer une exploitation agricole= een landbouwbedrijf une coopérative = een coöperatie envoyer = (ver)sturen, (ver)zenden Envoyez-nous votre bon de commande.= Stuur ons uw bestelbon toe. livrer = leveren la livraison = de levering la taxe = de belasting exempt de taxes= belastingvrij le prix hors taxes (HT) = de prijs exclusief belastingen le prix TTC (toutes taxes comprises)= de prijs inclusief belastingen la TVA (Taxe à la valeur ajoutée) = de btw (belasting toegevoegde waarde) une remise= een korting un rabais= een korting, een rabat un article = een artikel Cet article est épuisé.= Dit artikel is uitverkocht. la marque = het merk une étiquette = een etiket, een label la garantie = de garantie un appareil sous garantie= een apparaat waarop garantie zit faire de la publicité= reclame maken les devises= de valuta's une devise forte/faible= een harde/zwakke valuta le taux de change= de wisselkoers les recettes= de inkomsten dévaluer = devalueren la dévaluation = de devaluatie l'inflation = de inflatie gratuit gratuite = gratis coûter = kosten Ça coûte trop cher.= Dat is te duur. payer = betalen payer comptant/cash= contant betalen dépenser = uitgeven Il dépense son argent sans compter.= Hij smijt met geld. les dépenses = de uitgaven la valeur= de waarde coûteux, coûteuse = duur l'offre =het aanbod la demande =de vraag Les prix varient en fonction de l'offre et de la demande=De prijzen variëren op basis van vraag en aanbod. importer =importeren l'Importation =de import exporter =exporteren l'exportation =de export expédier=verzenden, versturen expédier qc contre remboursement=iets onder rembours versturen un colis =een postpakket un échantillon=een monster un entrepôt =een opslagplaats le stock =de voorraad être en rupture de stock=door de voorraad heen zijn de écouler le stock= de voorraad verkopen une banque= een bank (voor geldzaken) la BNP Paribas (Banque Nationale de Paris)=BNP Paribas (een van de grootste Franse banken) un banc= een (zit)bank un banc public=een bank (in park e.d.) une agence = een bijkantoor, een agentschap une compagnie d'assurances= een verzekeringsmaatschappij un assureur = een verzekeraar une police d'assurance = een verzekeringspolis un contrat= een overeenkomst couvrir qc= iets dekken Cette assurance couvre à peu près tous les risques.= Deze verzekering dekt vrijwel alle risico's. une prime = een premie un bonus= een bonus un malus= een malus un accident = een ongeval déclarer un accident= een ongeval melden une déclaration = een aangifte un constat (à l')amiable= een schadeformulier, een aanrijdings- formulier (zonder tussenkomst van de politie) un formulaire= een formulier remplir un formulaire= een formulier invullen un sinistre = een schadegeval; schade les dégâts= de schade s'assurer contre les dégâts des eaux= zich tegen waterschade verzekeren les dommages = de schade un chèque= een cheque encaisser un chèque= een cheque verzilveren une carte bancaire= een bankpas, een bankkaart une carte de crédit = een creditcard payer par carte (de crédit)= met creditcard betalen le code secret = de pincode un chéquier= een chequeboekje un carnet de chèques = een chequeboekje faire/rédiger un chèque (à l'ordre de qn)= een cheque uitschrijven (op naam van iemand) signer = ondertekenen signer un chèque= een cheque ondertekenen la signature = de handtekening falsifier une signature= een handtekening vervalsen la Bourse= de beurs spéculer= speculeren la spéculation = de speculatie un spéculateur, une spéculatrice= een speculant une action = een aandeel la hausse= de hausse, de stijging Mes actions sont en hausse.= Mijn aandelen stijgen. la baisse = de baisse, de daling un dividende = een dividend un titre= een waardepapier placer= beleggen un placement= een belegging une coopérative viticole= een wijn(bouw)coöperatie les biens d'équipement= de kapitaalgoederen les produits (semi-)finis = de halffabrikaten la finition = de afwerking artisanal, artisanale = handwerks-, ambachts-, ambachtelijk une entreprise artisanale= een ambachtelijk bedrijf l'artisanat = de handwerksnijverheid un artisan, une artisane = een handwerkman/-vrouw un atelier = een werkplaats une entreprise= een onderneming; een bedrijf une entreprise de travaux publics= een aannemersbedrijf une compagnie = een (handels)maatschappij une firme= een firma un groupe = een concern le siège social = de vestigingsplaats; het hoofdkantoor une maison = een firma la maison mère= het moederbedrijf une maison de gros= een groothandelsbedrijf une multinationale [= een multinational une SA (Société anonyme)= vgl. een nv (naamloze vennootschap) une SARL (Société à responsabilité limitée) [ssasREl]= vgl. een bv (besloten vennootschap) une PME (Petites et moyennes entreprises)= een MKB (Midden- en Kleinbedrijf) une succursale= een filiaal ouvrir une succursale à l'étranger= een filiaal openen in het buitenland un, une chef= een chef/cheffin, een hoofd le chef d'entreprise= de bedrijfsleider diriger = leiden la direction= de directie, het management un directeur, une directrice = een directeur le PDG (président-directeur général)= de president-directeur un patron, une patronne = een werkgever/werkgeefster, een baas/bazin le personnel= het personeel un cadre= een leidinggevende, een manager un cadre supérieur= een hoger kader, een hoger management un cadre moyen= een middenkader un supérieur, une supérieure = een leidinggevende un employé, une employée = een werknemer/werkneemster un, une collègue = een collega un poste= een baan, een functie occuper un poste important= een belangrijke functie bekleden une fonction= een functie exercer une fonction de cadre= een leidinggevende functie hebben responsable de = verantwoordelijk voor les effectifs = het personeelsbestand réduire les effectifs de moitié=het personeelsbestand met de helft verminderen un collaborateur, une collaboratrice= een medewerker/medewerkster la fabrication =de fabricage, de vervaardiging la fabrication en (grande) série= de (grootschalige) seriefabricage un fabricant, une fabricante=een fabrikant produire = produceren un produit =een product lancer un produit sur le marché= een product op de markt brengen producteur, productrice =producerend un producteur, une productrice= een producent un pays producteur de pétrole=een olieproducerend land la production [pRodyksjo] de productie les biens de consommation = de consumptiegoederen un fabricant, une fabricante = een fabrikant Produire=produceren lancer un produit sur le marché=een product op de markt brengen un producteur, une productrice=een producent un pays producteur de pétrole= een olieproducerend land la production =de productie un manager= een manager embaucher = aannemen, in dienst nemen L'entreprise embauche des ouvriers qualifiés.=De onderneming neemt geschoolde arbeiders in dienst. l'embauche = het werk; het in dienst nemen le comité directeur = het bestuur le conseil de surveillance =vgl. de raad van commissarissen la concurrence= de concurrentie faire face à la concurrence étrangère=de buitenlandse concurrentie het hoofd bieden un concurrent, une concurrente = een concurrent/concurrente la perte = het verlies produire à perte= met verlies produceren les affaires= de zaken un homme, une femme d'affaires= een zakenman/zakenvrouw Il est en Italie pour affaires.= Hij is voor zaken in Italië. le chiffre d'affaires= de omzet investir dans = investeren in un investissement= een investering amortir ses investissements= zijn investeringen afschrijven fusionner= fuseren fusionner pour rester compétitif= fuseren om concurrerend te blijven une fusion = een fusie la comptabilité= de boekhouding les frais = de kosten les charges = de lasten le bénéfice = de winst réinvestir ses bénéfices= zijn winst herinvesteren un déficit = een tekort déposer son bilan = een faillissement aanvragen faire faillite= failliet gaan une faillite frauduleuse=een frauduleus faillissement technique = technisch la technique = de techniek la technique de pointe=de ultramoderne/geavanceerde techniek un technicien, une technicienne=een technicus le progrès=de vooruitgang un équipement =een uitrusting un dispositif = een voorziening le (service) technico-commercial= de commercieel-technische dienst technologique=technologisch avoir une avance technologique sur qn= een technologische voorsprong op iemand hebben la technologie= de technologie les technologies nouvelles= de nieuwe technologieën le savoir-faire = de knowhow un brevet (d'invention) = een octrooi, een patent déposer un brevet= octrooi aanvragen la haute technologie = de hightech le transfert de technologie= de technologieoverdracht le génie génétique= de gentechnologie un parc technologique = een technologiepark une technopole= een sciencepark, een wetenschapspark La recherche et l'industrie sont réunies dans les technopoles.= Research en industrie zijn in scienceparken bijeengebracht inventer = uitvinden une invention= een uitvinding un inventeur, une inventrice = een uitvinder/uitvindster un ingénieur = een ingenieur scientifique= wetenschappelijk un, une scientifique= een wetenschapper une méthode = een methode agir avec méthode= methodisch te werk gaan un moteur [= een motor automatique= automatisch électrique= elektrisch ( électricité = de elektriciteit une panne d'électricité= een stroomstoring électronique = elektronisch l'électronique = de elektronica nucléaire= kern-, atoom-, nucleair un réacteur nucléaire= een kernreactor le nucléaire= de kernenergie une manifestation contre le nucléaire= een demonstratie tegen kernenergie une centrale nucléaire= een kerncentrale un incident = een storing Un incident technique a provoqué l'arrêt de la centrale électrique.=Door een technische storing is de elektriciteitscentrale uitgevallen. spatial, spatiale = ruimte- un vaisseau spatial= een ruimteschip une navette/station spatiale= een ruimteveer/ruimtestation la navigation spatiale= de ruimtevaart un, une astronaute= een astronaut une fusée = een raket un satellite= een satelliet sur orbite= in een baan om de aarde mettre un satellite sur orbite= een satelliet in een baan om de aarde brengen la vente = de verkoop les fonds d'investissement= de investeringsfondsen Assurer = verzekeren S’assurer contre qc = zich verzekeren tegen S’assurer contre les inondations = zich tegen overstromingsschade verzekeren Une Assurance = een verzekering Une Assurance obligatoire = een verplichte verzekering Un(e) assuré(e)= een verzekerde une assurance vie =een levensverzekering une assurance maladie=een ziektekostenverzekering une assurance auto(mobile) =een autoverzekering une assurance accidents=een ongevallenverzekering On va résilier notre assurance accidents.= We gaan onze ongevallenverzekering opzeggen. une assurance vieillesse = een ouderdomsverzekering contracter une assurance vieillesse= een ouderdomsverzekering afsluiten une assurance dépendance= een thuiszorgverzekering une assurance responsabilité civile= een aansprakelijkheidsverzekering, een WA-verzekering une assurance tous risques= een all-riskverzekering cotiser= premie betalen une cotisation= een premie; een bijdrage les prestations = de uitkeringen la remise= de korting Ie stock= de voorraad le magasin= de winkel la Sécurité sociale= (het stelsel van) de sociale zekerheid la Sécu= (het stelsel van) de sociale zekerheid une caisse d'assurance maladie= een ziekenfonds le dépôt=de remise le bâton=de stok le dépôt= het magazijn une caisse de retraite= een pensioenfonds une allocation = een uitkering, een toelage toucher une allocation= een uitkering ontvangen les allocations familiales= de kinderbijslag l'allocation de maternité= de zwangerschapsuitkering l'allocation de chômage= de werkloosheidsuitkering les Assedic fpl (Associations pour remploi dans l'industrie et le commerce)=de bedrijfsverenigingen voor de handel en industrie (vgl. instanties voor WW-uitkering en/of ziekteuitkering) les charges sociales = de sociale lasten une mutuelle = een onderlinge verzekering(maatschappij) les dommages et Intéréts= schadevergoeding dédommager qn= iemand schadeloosstellen L'assurance ne m'a toujours pas dédommagé.= De verzekering heeft mij nocj steeds niet schadeloosgesteld. indemniser qn de qc/pour qc= iemand voor iets schadeloosstellen Il a été indemnisé pour ses frais d'hôpital.= Hij kreeg zijn ziekenhuiskosten vergoed. une indemnisation= een schadeloosstelling; een schadevergoeding la vente par correspondance= de postorderverkoop la vente en gros/au détail= de verkoop in het groot/de detailverkoop la vente aux enchères= de veiling les soldes = de uitverkoop un contrat = een contract signer un contrat= een contract ondertekenen la distribution = de distributie fournir = leveren, verschaffen un fournisseur une fournisseuse= een leverancier le prix = de prijs la facture = de rekening
Ingezonden op 14-03-2013 - 2220x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!