Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

restauranttechnieken

2 vakterminologie, alfabetisch gerangschikt.

Jaar 3 (bso)

dresser=netjes op een bord schikken
enlever=afhalen van gerechten in de keuken
l'entrée= voorgerecht, tussengerecht
entremets=verzamelnaam voor alle voorgerecht en nagerecht bestek en borden
escaloperen=versnijden van vlees, wild of gevogelte in schuine dunne plakken 
etiquette=de beleefdheidsregel
faites marcher=opdracht geven aan de keuken om een gerecht klaar te maken( lange tijd)
flamber=gerecht met een alcoholische drank op smaak brengen en in brand steken
frapper=een glas koelen door ere en ijsblokje in rond te draaien voor de show
free-flow-system=systeem van aparte los opgestelde buffetten 
friandises=kleine fijne zoetigheden voor bij de koffie of thee
grosse-pièce=de hoofdschotel, grote stukken gebraad op schotels opgediend 
gang=een onderdeel van het menu
garner=versieren
gastronomie=de kunst van gerechten zodanig bereiden dat ze smakelijk overkomen
gastronoom=specialist op culinair gebied
gastronorm=een standaardmaat van horecamateriaal zaal, chafing dish, chariot, bestekbakken 
gepileerd ijs=fijn geklopt of gemalen ijs
givreren=de rand van glazen bevochtigen met citroen en in suiker gedompeld
glutenvrij=eiwitvrij
goujons=in reepjes gesneden vis
le guéridon=de bijzettafel waaraan het personeelslid kan werken in het bijzijn van zijn gasten 
hatelette=sierpennen voor op de bbq.
horeca=ho/ tel, re/ staurant, ca /fé
infusion=een aftreksel, smaakstof van bepaalde producten zoals bv. rozenbottel
klimaatkast=een koelkast met verschillende klimaat zones 
komfoor=een toestel om iets in warm te maken of te houden
koosjer=ritueel bereide joodse voeding
kopbestek=bestek dat boven het bord wordt opgedekt en gebruikt wordt voor het nagerecht 
likeur=zoete, alcoholhoudende dranken bvb: pissang ambon, baileys,
lunch=maaltijd die tijdens de middag genuttigd wordt bv. zakenlunch (licht verteerbaar en vlot te bedienen menu) 
louche=soeplepel
maceren=sangria/fruit laten weken in alcohol
Mastiek=: voorbereidende werkzaamheden zoals de schoonmaak en – onderhoudswerkzaamheden die uitgevoerd worden.
ménage=kruiderijen die men op tafel zet bv. zout, peper, mosterd, olie, azijn
le menu gourmand=een maaltijd van 3 gangen in de juiste volgorde 
mignardises=fijn assortiment patisserie bij de koffie/thee
mise-en-place=voorbereidende werkzaamheden bij het klaarzetten van het restaurant
molton=onderlegger vervaardigd uit zachte weefsels om de tafel te beschermen
monogram=in elkaar geweven gevlochten letters bv. op borden, linnen
la montre= showtafel
le moutardier= mosterdpot
napper= het tafellaken
napperen=koude of warme gerechten overgieten met saus nooit gegrilde of gepaneerde gerechten napperen Napage
le napperon=dekservet
l'office=de plaats waar de voorbereiding gebeurt is gelegen tussen de keuken en het restaurant
parfumeren=een lichte smaak geven aan een bepaald gerecht, altijd met een likeur:amarretto, tiramisu
La passe: dorgeeftafel
Passeren: serveren van gerechten, dranken of garnituren aan de tafel; van de gast steeds aan de linkerkant 
	 (leeg bord)
Placeren: de gasten behulpzaam zijn bij het plaatsnemen (stoel)
Presenter: het gerecht tonen aan de gast vooraleer uit te serveren op bord
Plateau: de schotel (voeding) 
Poleren: mastiqueren, opwrijven van materiaal
Le rayon: de rang
Le réchaud: wordt gebruikt om gerechten warm te houden
La repasse: wat men tweede maal serveert

Ingezonden op 17-03-2013 - 2005x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 20-03-2013.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

restauranttechnieken

2 vakterminologie, alfabetisch gerangschikt.