Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
build your vocabulair
› 24 13-24
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
build your vocabulair
, deel 13-24
24 13-24
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
run the risk of = het risico lopen dat feeling run down = uitgeput zijn to feel drowsy = je slaperig voelen dreary = saai, down dowdy = zonder stijl wary = behoedzaam to entail = inhouden to curtail = verminderen, beperken benefits = voordelen to deteriorate = verslechteren to put across = overbrengen, duidelijk maken to relieve the pain = de pijn verlichten to gargle = gorgelen gurgle = kirren guzzle = wegklokken (grote hoeveelheid drinken) even if = zelfs off colour = bleek van kleur in view of = gezien de on the mend = aan de beterende hand a splitting headache = een knallende koppijn breakthrough = doorbraak the odds that = de kans dat allergic to = allergisch voor a dose = een dosis to make amends for = iets goedmaken to make ends meet = de eindjes aan elkaar knopen to make a pass at = poging doen iemand te versieren to make sense of = iets begrijpen, snappen make your way = ergens naar toe gaan Chapter 18 sentences 1. Het maakt mij niks uit hoe oud hij is. 2. Hij kocht bloemen voor haar als compensatie voor het te laat zijn. 3. Wanneer hij langs haar liep, sloeg ze hem in het gezicht. 4. Sinds hij een fortuin heeft gemaakt in dea vastgoedhandel, leeft hij een luxe leven. 5. Iemand heeft een aanslag gepleegd op de president. 6. Ze bood hem een offer van 3 miljoen aan voor zijn bedrijf. 7. Door jullie te zien, was haar dag goed. 8. De rechter gebruikte hem als voorbeeld en gaf hem tien jaar cel straf. 9. Je kunt alleen contact met ze opnemen via de radio. 10. Ze maakte grapjes over de onhandige manier dat hij liep. 11. Ze had moeite om rond te komen met haar salaris. 12. De minister gaf een verklaring voor het nieuwe voorstel. 13. Denk eraan schone lakens te gebruiken als je het bed opmaakt. 14. De baas stond erop elke werknemer te ontmoeten. 15. Ze gingen te voet naar het stadion. 16. Help! Ik begrijp niks van deze opdracht. to have a free hand = je mag zelf bepalen hoe je iets aanpakt it sets my teeth on edge = het maakt mij erg boos it makes the blood run cold = ergens heel bang van worden I have a bone to pick with you! = Ik heb een appeltje te schillen met jou to have a cool head = een calm karakter hebben to make a clean breast of smth = de waarheid vertellen, toegeven armed to the teeth = tot de tanden bewapend makes my blood boil = maakt mij woest a pat on the back = complimentje to turn a deaf ear = negeren behind her back = achter haar rug om It’s way above my head = het gaat mijn petje te boven learn by heart = uit je hoofd leren take the words right out of my mouth = mij de woorden uit mond nemen to let your hair down = to relax and not worry / to freely tell your feelings to give a hand = helpen to keep an eye on = oppassen op / in de gaten houden You’re pulling my leg! = Je houdt me voor de gek to put your foot in = iets verprutsen she didn’t turn a hair = geen krimp geven / geen emoties laten zien say smth to so’s face = iets in iemands gezicht zeggen to pull a long face = een gezicht trekken omdat je iets niet waardeert to have a sweet tooth = een zoetekauw zijn Chapter 21 Woord Betekenis Amplify =Versterken extend =Uitbreiden generate =Voortbrengen magnify= Vergroten ate= at absorbed =absorbeerde digested =verteerd exhausted =Uitgeput, vermoeid condensation= Condensatie damp =Damp evaporation =verdamping humidity =Vochtigheid flowed =stroomde floated =dreef expended =uitgebreid drifted =afgedreven on =op for =voor at =bij up =op melt =smelten weld =lassen sew= naaien saw =zagen resumed =hervat updated =bijgewerkt predated =dateerde rebuilt =herbouwd barrier =barrière limit =limiet junction= kruising frontier= grens poured= gegoten pierced =doorboord bored =geboord fixed =Gemaakt, gerepareerd funds =fondsen fundamentals =fundamenten foundations =funderingen basics =grondbeginselen up op off =uit canal= kanaal pile =paal path= pad trench= greppel bumped =gestoten bounced =stuiterde jumped =sprong radiated =straalde uit crammed =opgepropt crushed =verpletterd cranked =geleed crunched =gekraakt blocks =blokken blockage =verstopping interference =storring manipulation= manipulatie Chapter 22 Agonise over decisions =Piekeren over keuzes Apologise for your mistakes= Je excuses aanbieden voor je fouten Hospitalise a patient =Een patiënt opnemen in het ziekenhuis Memorise facts and figures =Feiten en figuren memoriseren Modernise a building =Een gebouw moderniseren Organise your life =Je leven organiseren Realise your limitations =Je limieten beseffen Specialise in tropical medicine =Je specialiseren in tropische medicijnen Terrorise innocent victims =Onschuldige slachtoffers terroriseren Vandalise a phone box =Een telefooncel vernielen Alleviate the pain =De pijn verlichten Captivate the audience =Het publiek fascineren Cultivate your garden= Je tuin verbouwen Eradicate a problem = Een probleem oplossen Generate electricity =Elektriciteit opwekken Impersonate a celebrity =Een bekendheid imiteren Interrogate a criminal= Een crimineel ondervragen Investigate a crime =Een misdaad onderzoeken Speculate in oil shares =Speculeren in olieaandelen Terminate an agreement =Een afspraak beëindigen Chapter 23 I don’t blame you = Ik neem het je niet kwalijk That could be tricky = Dat kan lastig zijn About time too = Dat werd tijd What’s the point = Wat is het nut? Serves you right = Dat is je verdiende loon How embarrassing = Wat gênant You’re telling me = Wat je zegt Let’s hope so = Laten we het hopen You might as well = Jullie kunnen net zo goed ( iets doen ) Neither can I = Ik ook niet Chapter 24 1. accept = aannemen 2. reject = afwijzen 3. admit = toegeven 4. deny = ontkennen 5. advance= vooruitgaan 6. retreat = terugtrekken 7. agree = instemmen 8. refuse = weigeren 9. attack = aanvallen 10. defend = verdedigen 11. build = bouwen 12. demolish = slopen 13. complicate= compliceren 14. simplify =vereenvoudigen 15. continue= voortzetten 16. abandon =opgeven 17. deposit = storten 18. withdraw =opnemen 19. improve =verbeteren 20. deteriorated =achteruitgaan 21. permit = toestaan 22. forbid = verbieden 23. punish = straffen 24. reward = belonen 25. raise =verhogen 26. lower =verlagen 27. rise =opgaan 28. set = ondergaan 29. rise =stijgen 30. fall =dalen 31. tighten = aantrekken 32. loose =losmaken
Ingezonden op 24-03-2013 - 1638x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
27-03-2013
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!