Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
m&o hfst 6,7,8,9,10
› 6 hoofdstuk 6
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
m&o hfst 6,7,8,9,10
, deel 6
6 hoofdstuk 6
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Manager = persoon die een organisatie op gang brengt en stuurt, tevens verantwoordelijk voor resultaat en leiding. Management = organisatieleiding die een onderneming bestuurt, als dit meerdere mensen zijn wordt dit een managementteam genoemd. Noem twee types managers = functionele(verantwoordelijkheid 1 activiteit) & algemene manager(verantwoordelijk alle activiteiten) Waar is het aantal managementlagen afhankelijk van? = omvang/type organisatie, specialisatieniveau, organisatiebeleid Wat zijn de drie managementniveaus? = Topmanagement, middenmanagement en lager management. Topmanagement = verantwoordelijk voor leiding organisatie(beleidsformulerend) Middenmanagement = aansturen activiteiten van uitvoerende medewerkers(beleidsformulerend+beleidsuitvoerende taken). Zit altijd tussen twee vuren. Lager management = uitvoerende medewerkers(beleidsuitvoerend) De managementniveaus kennen welke bestuurlijke taken? = beleidsformulerend(constituerend)(plannen/organiseren) + beleidsuitvoerend(dirigerend)(delegeren/controleren) Hoe ziet het stappenplan van de managementniveaus eruit? = topmanagement formuleert beleid, middenmanagement vertaalt dit naar een beleid, lagermanagement voert het vervolgens uit. Noem de laatste tendensen van management = afplatting organisaties, coachen belangrijker dan leidinggeven, functionele managers worden algemene managers Noem drie rollen van managers = interpersoonlijk(leiding/verantwoordelijkheid), informationeel(communicatie/informatie) en besluitvormende rol(richting geven aan beleid/beslissingen nemen. Noem enkele kenmerken van topmanagers = inspirator/symboolfunctie, creatief, enthousiast en open geest. Waarom wordt het middenmanagement steeds belangrijker? = omdat er steeds meer beleidsformulerende taken bij komen en de door het topmanagement bedachte nieuwe veranderingen moeten gaan doorvoeren. Waarom is er een trend te zien in het verplatten van sportorganisaties? Benoem een intern en een extern perspectief = zo kan een organisatie beter concurreren en slagvaardiger zijn. Intern(snellere communicatie). Extern(snellere schakeling op externe zaken) -) kosten/tijd besparend) Noem enkele gevolgen van de verplatting van organisaties = doorgroei hoger management wordt moeilijker, horizontale overplaatsing vindt meer plaats. Noem de bestuurlijke taken van leidinggeven = plannen, organiseren, bevel voeren, coordineren en controleren. Hoe komt het dat de vrouw in het hoger management nog steeds is ondervertegenwoordigd? = zorgtaken, bedrijfscultuur en beeldvorming Wat is macht? = het vermogen om invloed uit te oefenen op medewerkers Noem de machtsbronnen = belonings, afgedwongen, legitieme, expertise en referentiemacht Wat definieert een echte leider? = hij/zij heeft vrijwillige/onafhankelijke volgers, demonstreren dat hij de beste methode heeft om aan de wensen van zijn aanhang te voldoen, op een deskundige wijze met deze methode om kunnen gaan. Autoritair leiderschap = leider geeft bevelen aan medewerkers, strict hierarchisch, geen ruimte voor inspraak/discussie. Alles gericht op resultaat. Democratisch leiderschap = leiderschap is een groepsfunctie met coordineren en begeleiden. Gevaar is besluiteloosheid Participerend leiderschap = leider neemt beslissingen maar laat zich hierbij adviseren en beinvloeden door medewerkers. X-Y Theorie MCGregor = tegengestelde werkopvattingen. X - autoritair/eenrichtingsverkeer. Y - democratisch/inspraak Leiderschapsdiagram(Blake&Mouton) = Er worden vijf stijlen naar de mate van mens en productie onderscheiden. Welke vijf stijlen worden er onderscheiden in het leiderschapsdiagram van Blake&Mouton = verschraald, country club, gulden middenweg, productgericht, teamgericht Drie-dimensionaal leiderschap RAIT = Leiderschapsdiagram Blake/Mouton + effectiviteit (relatie, afscheidingsstijl, integratie, toewijding) Situationeel leiderschap(Contingentiebenadering Hersey/Blanchard) = effectiviteit van leidinggeven is afhankelijk van bekwaamheid en bereidheid medewerkers.(DOOI) Noem de 4 niveaus van taakvolwassenheid binnen het situationeel leiderschapsmodel = delegeren, overleggen, overtuigen, instrueren Van welke factoren is leiding ontvangen afhankelijk? = situatie, taakvaardigheid, relatievaardigheid Situatie-afhankelijk (Fiedler) = drie factoren die van invloed zijn op leiderschapssucces; relatie onderling, taakstructuur en machtspositie Transformationeel(New-Age) = leidinggeven aan organisaties die hevige veranderingen ondervindt. Hoe verloopt het transformatieproces = individu, collectief, structureel en cultureel. ICSC Zelfleiderschap = manager staat niet boven medewerkers maar ernaast. (coachende/trainende rol) Hoe worden internationale managers gezien? = Nederland-gelijkwaardigheid, Frankrijk-autoritair, Duitsland-afstandelijk, Spanje-betrokkenheid, Engeland-eerlijk Wat zijn volgens Fons Trompenaars de regels van succes voor een manager = ken jezelf, fysieke en menselijke setting, verschillende boodschap systemen begrijpen Wat is het manana-syndroom? - morgen zal alles anders zijn Wat bepaalt mede het persoonlijk functioneren van een manager? = de wisselwerking tussen zijn werk en privéleven. Noem de vier concepten van vrijetijdsbesteding = bijkomen, persoonlijke ontplooiing, investeren privéleven, loskomen spanningen Hoe staat ondernemend management ook wel bekend? Noem enkele eigenschappen = entrepreneurial management (energiek/motiverend/duidelijke kwaliteiten/kan goed luisteren/gezond verstand) Noem enkele rollen van een manager = antennerol(info verzamelen), informatieverspreider(analyseren), spreekbuis(contact externe omgeving), strategiemaker(totaalbeeld organisatie) Wat is informatie? = gegevens zijn feiten, na bewerking tot iets nuttigs is dit informatie Noem drie soorten informatie = operationele informatie(ziekteverzuim), strategische informatie(markt/concurrenten), tactische informatie(bedrijfskosten) Wat voor eisen kun je stellen aan informatie = recent, betrouwbaar, globaal van aard, overzichtelijke presentatie, toekomstgericht
Ingezonden op 25-03-2013 - 1559x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!