Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
m&o hfst 6,7,8,9,10
› 100 alle hoofdstukken
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
m&o hfst 6,7,8,9,10
100 alle hoofdstukken
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Manager = persoon die een organisatie op gang brengt en stuurt, tevens verantwoordelijk voor resultaat en leiding. Management = organisatieleiding die een onderneming bestuurt, als dit meerdere mensen zijn wordt dit een managementteam genoemd. Noem twee types managers = functionele(verantwoordelijkheid 1 activiteit) & algemene manager(verantwoordelijk alle activiteiten) Waar is het aantal managementlagen afhankelijk van? = omvang/type organisatie, specialisatieniveau, organisatiebeleid Wat zijn de drie managementniveaus? = Topmanagement, middenmanagement en lager management. Topmanagement = verantwoordelijk voor leiding organisatie(beleidsformulerend) Middenmanagement = aansturen activiteiten van uitvoerende medewerkers(beleidsformulerend+beleidsuitvoerende taken). Zit altijd tussen twee vuren. Lager management = uitvoerende medewerkers(beleidsuitvoerend) De managementniveaus kennen welke bestuurlijke taken? = beleidsformulerend(constituerend)(plannen/organiseren) + beleidsuitvoerend(dirigerend)(delegeren/controleren) Hoe ziet het stappenplan van de managementniveaus eruit? = topmanagement formuleert beleid, middenmanagement vertaalt dit naar een beleid, lagermanagement voert het vervolgens uit. Noem de laatste tendensen van management = afplatting organisaties, coachen belangrijker dan leidinggeven, functionele managers worden algemene managers Noem drie rollen van managers = interpersoonlijk(leiding/verantwoordelijkheid), informationeel(communicatie/informatie) en besluitvormende rol(richting geven aan beleid/beslissingen nemen. Noem enkele kenmerken van topmanagers = inspirator/symboolfunctie, creatief, enthousiast en open geest. Waarom wordt het middenmanagement steeds belangrijker? = omdat er steeds meer beleidsformulerende taken bij komen en de door het topmanagement bedachte nieuwe veranderingen moeten gaan doorvoeren. Waarom is er een trend te zien in het verplatten van sportorganisaties? Benoem een intern en een extern perspectief = zo kan een organisatie beter concurreren en slagvaardiger zijn. Intern(snellere communicatie). Extern(snellere schakeling op externe zaken) -) kosten/tijd besparend) Noem enkele gevolgen van de verplatting van organisaties = doorgroei hoger management wordt moeilijker, horizontale overplaatsing vindt meer plaats. Noem de bestuurlijke taken van leidinggeven = plannen, organiseren, bevel voeren, coordineren en controleren. Hoe komt het dat de vrouw in het hoger management nog steeds is ondervertegenwoordigd? = zorgtaken, bedrijfscultuur en beeldvorming Wat is macht? = het vermogen om invloed uit te oefenen op medewerkers Noem de machtsbronnen = belonings, afgedwongen, legitieme, expertise en referentiemacht Wat definieert een echte leider? = hij/zij heeft vrijwillige/onafhankelijke volgers, demonstreren dat hij de beste methode heeft om aan de wensen van zijn aanhang te voldoen, op een deskundige wijze met deze methode om kunnen gaan. Autoritair leiderschap = leider geeft bevelen aan medewerkers, strict hierarchisch, geen ruimte voor inspraak/discussie. Alles gericht op resultaat. Democratisch leiderschap = leiderschap is een groepsfunctie met coordineren en begeleiden. Gevaar is besluiteloosheid Participerend leiderschap = leider neemt beslissingen maar laat zich hierbij adviseren en beinvloeden door medewerkers. X-Y Theorie MCGregor = tegengestelde werkopvattingen. X - autoritair/eenrichtingsverkeer. Y - democratisch/inspraak Leiderschapsdiagram(Blake&Mouton) = Er worden vijf stijlen naar de mate van mens en productie onderscheiden. Welke vijf stijlen worden er onderscheiden in het leiderschapsdiagram van Blake&Mouton = verschraald, country club, gulden middenweg, productgericht, teamgericht Drie-dimensionaal leiderschap RAIT = Leiderschapsdiagram Blake/Mouton + effectiviteit (relatie, afscheidingsstijl, integratie, toewijding) Situationeel leiderschap(Contingentiebenadering Hersey/Blanchard) = effectiviteit van leidinggeven is afhankelijk van bekwaamheid en bereidheid medewerkers.(DOOI) Noem de 4 niveaus van taakvolwassenheid binnen het situationeel leiderschapsmodel = delegeren, overleggen, overtuigen, instrueren Van welke factoren is leiding ontvangen afhankelijk? = situatie, taakvaardigheid, relatievaardigheid Situatie-afhankelijk (Fiedler) = drie factoren die van invloed zijn op leiderschapssucces; relatie onderling, taakstructuur en machtspositie Transformationeel(New-Age) = leidinggeven aan organisaties die hevige veranderingen ondervindt. Hoe verloopt het transformatieproces = individu, collectief, structureel en cultureel. ICSC Zelfleiderschap = manager staat niet boven medewerkers maar ernaast. (coachende/trainende rol) Hoe worden internationale managers gezien? = Nederland-gelijkwaardigheid, Frankrijk-autoritair, Duitsland-afstandelijk, Spanje-betrokkenheid, Engeland-eerlijk Wat zijn volgens Fons Trompenaars de regels van succes voor een manager = ken jezelf, fysieke en menselijke setting, verschillende boodschap systemen begrijpen Wat is het manana-syndroom? - morgen zal alles anders zijn Wat bepaalt mede het persoonlijk functioneren van een manager? = de wisselwerking tussen zijn werk en privéleven. Noem de vier concepten van vrijetijdsbesteding = bijkomen, persoonlijke ontplooiing, investeren privéleven, loskomen spanningen Hoe staat ondernemend management ook wel bekend? Noem enkele eigenschappen = entrepreneurial management (energiek/motiverend/duidelijke kwaliteiten/kan goed luisteren/gezond verstand) Noem enkele rollen van een manager = antennerol(info verzamelen), informatieverspreider(analyseren), spreekbuis(contact externe omgeving), strategiemaker(totaalbeeld organisatie) Wat is informatie? = gegevens zijn feiten, na bewerking tot iets nuttigs is dit informatie Noem drie soorten informatie = operationele informatie(ziekteverzuim), strategische informatie(markt/concurrenten), tactische informatie(bedrijfskosten) Wat voor eisen kun je stellen aan informatie = recent, betrouwbaar, globaal van aard, overzichtelijke presentatie, toekomstgericht Waarom wordt besluitvorming steeds moeilijker? = de wereld verandert steeds meer en wordt complexer. Hoe definieer je een probleem? = een werkelijke situatie die afwijkt van de gewenste situatie(karakter/situatie/betrokkenen) Welke typen van voorspelbaarheid zijn er? = volkomen zekerheid, beperkte zekerheid, beperkte onzekerheid, volkomen onzekerheid(benoemen doelstelling/uitkomst). Welke typen problemen zijn er? = gestructureerde / ongestructureerde problemen Noem enkele bronnen van informatie = eigen informatiesysteem, marktonderzoek, literatuurstudie, externe data Hoe ziet het rationele besluitvormingsproces eruit? = probleemonderzoek - ontwikkelen alternatieven - evaluatie alternatieven - maken keuze - invoeren/bewaken beslissing Noem enkele kenmerken van het rationeel besluitvormingsproces = sprake van fasering, oplossing altijd mogelijk, gedurende het proces wordt er informatie verzameld en geanalyseerd. Aan wat voor eisen dient informatie te voldoen wanneer deze een bijdrage wilt hebben binnen het besluitvormingsproces? = relevant, betrouwbaar, snel beschikbaar De eerste fase van het rationeel besluitvormingsproces bestaat uit het probleemonderzoek, wat gebeurt er binnen deze fase? = probleemidentificatie(opstellen/vaststellen), probleemanalyse(oorzaak/gevolg) Noem enkele oorzaken van weerstand tegen een beslissing = perceptueel(verandering), emotioneel(onzeker), cultureel(normen en waarden), omgeving(bang voor gebrek aan informatie/ondersteuning) Waarom schiet een rationeel besluitvormingsproces vaak tekort? = onvoldoende informatie/middelen/tijd/ruimte en beslissers zijn vaak beperkt in hun capaciteiten(belangentegenstelling) Noem de besluitvormingsprocessen(BPON) = bureaucratisch, politiek, openeind en neo-rationeel.(formeel/decentralisatie model) Welke besluitvormingsprocessen vallen onder formeel? = Bureaucratisch en politiek Welke besluitvormingsprocessen vallen onder niet-formeel? = Openeind en neo-rationeel Welke besluitvormingsprocessen vallen onder centralisatie? = bureaucratisch en neo-rationeel Welke besluitvormingsprocessen vallen onder decentralisatie? = politiek en openeind Noem een voordeel en nadeel van het bureaucratische besluitvormingsproces = Voordeel: je kunt ervaringen meenemen, iedereen weet waar die aan toe is. Nadeel: staat vernieuwingen in de weg Noem een voordeel en nadeel van het politieke besluitvormingsproces = Voordeel: open besluitvorming, Nadeel: interne zaken kosten veel energie. Noem een voordeel en nadeel van het openeind besluitvormingsproces = Voordeel: flexibel, Nadeel: minder effectiviteit Noem een voordeel en nadeel van het neo-rationele besluitvormingsproces = Voordeel: snel, Nadeel: lage betrokkenheid Hoe kan men besluitvormingsprocessen zo efficient en effectief mogelijk laten plaatsvinden? = creativiteit, medezeggenschap, vergadertechnieken, onderhandelen, macht, stijl van besluiten nemen Wat is creativiteit? = het proces waarin de aannamen worden doorbroken die iemand onbewust heeft opgedaan tijdens zijn leven Hoe kan men creativiteit stimuleren? = brainstormen of heisessies Wat is medezeggenschap? = alle rechten en bevoegdheden waar medewerkers over kunnen beschikken om invloed uit te oefenen op het beleid van de organisatie. Welke rechten heeft een ondernemingsraad? = recht op informatie en overleg, adviesrecht, instemmingsrecht. (50+ medewerkers) Noem vier functies van vergaderen? = samen zijn-weten-werken-uitvoeren. Wat is het fuik-model en waarom wordt deze gebruikt? = Een model dat wordt gebruikt om een vergadering zo effectief en efficient mogelijk te laten verlopen. Noem de onderdelen van het fuik-model = opening, startvraag, beeldvorming, ordening, meningsvorming, besluitvorming, ontknoping, afsluiting. Binnen vergaderingen worden besluiten genomen op basis van: unanimiteitsbeginsel, consensusbeginsel, besluiten met recht van veto, meerderheidsbesluit, democratische besluitvorming, delegatie, autoriteit. Wat is belangrijk bij het kiezen van de wijze van besluitvorming? = snelheid besluitvorming & acceptatie beslissing Unanimiteitsbeginsel = alles of niets, iedereen is voor of tegen Concensusbeginsel = geldig indien niemand principieel bezwaar heeft. Besluiten met recht van veto = 1 tegenstem is afwijzing Meerderheidsbesluit = overgrote deel moet het er mee eens zijn Democratische besluitvorming = helft+1 bepaalt uitslag Delegatie = besluit wordt genomen door 1 persoon of groep Autoriteit = 1 persoon beslist, vergadering is adviesorgaan Noem 4 stijlen van besluiten nemen = voorschrijvend, analytisch, gedragsmatig, conceptueel (VAGC) Waar is de stijl van besluiten nemen afhankelijk van = de mate van onduidelijkheid(hoog/laag) en denken(rationeel/intuitief) Noem drie besluitvormingstechnieken = Balance Score Card, Beslissingsmatrix, Beslissingsboom Wat is een balance score card? = een hulpmiddel bij het maken van beslissingen in organisaties. meet en verbeter systeem wat zich richt op het vertalen van strategie naar concrete actie. Wat zijn de voordelen van een Balance Score Card? = kijkt niet alleen naar financiele maar ook naar niet-financiele prestaties, meet en verbetersysteem wat zich richt op vertalen van strategie naar concrete actie, wordt niet alleen gekeken naar scores maar ook naar doelstellingen, toekomst gericht managen. Wat kunnen problemen zijn bij het implementeren van de Balance Score Card? = ontbreken duidelijke strategie, slechte afstemming interne cultuur en managementstijl, niet overwogen kosten vs baten, geen aansluiting bevoegdheden, verantwoordelijkheden en beheersingsactiviteiten. Vanuit welke vier invalshoeken wordt een organisatie bekeken? = bedrijfs, financieel, klant en innovatief perspectief Wat is een Value Based Management(VBM)? = sturingsinstrument om waarde onderneming te vergroten Wat is een beslissingsmatrix en waar wordt deze voor gebruikt? = zo kun je alternatieven/oplossingen met elkaar vergelijken door het toekennen van punten(nieuw hoofdkantoor, keuze verkoopprijs) Wat is een beslissingsboom en waar wordt deze voor gebruikt? = grafische gestructureerde (voorstelling van een probleem en relevante factoren ja=doorgaan, nee is stoppen.(diagnose medici, technici met auto probleem) Wat is het transformatieproces? = het verwerven van productiefactoren(arbeid, natuur en kapitaal) en informatie en deze transformeren naar producten en/of diensten.(invoer-uitvoer) Wat is invoer en wat is uitvoer? = invoer is productiefactoren, uitvoer is producten/diensten die verkocht worden Waar is het voortbestaan van organisaties afhankelijk van? = invoer, transformatie en uitvoerprocessen. Welke drie soorten bedrijfsprocessen zijn er? = primaire, secundaire en bestuurlijke processen. Wat zijn primaire processen = alle activiteiten die rechtstreeks bijdrage leveren aan de totstandkoming van een product of dienst.(inkoop/verkoop/productie) Wat zijn secundaire processen = alle activiteiten die de primaire ondersteunen en productiefactoren in stand houden.(personeel/financieel beheer) Wat zijn bestuurlijke processen = alle activiteit die richting geven aan de primaire en secundaire processen(harde s-en) Welke voorwaarden zijn er om bedrijfsprocessen te kunnen beheren? = eenduidige, uitvoerbare en beinvloedbare doelstellingen Wat zijn beheersingsactiviteiten = plannen, meten, vergelijken, bijsturen Wat is maatschappelijke verantwoordelijkheid? = rekening houden met belangen betrokken Definieer de term re-engineering = het ondernemingsproces als verzameling van aan elkaar gekoppelde kernbedrijfprocessen met als doel het behalen van concurrentievoordelen. Michael Porter = legt relatie tussen toegevoegde waarde en concurrentiekracht Value chain van Porter = geeft aan welke toegevoegde waarde de onderdelen hebben voor de organisatie Informatievoorziening en Porter? = hoort niet bij primaire of secundaire activiteiten. Het kan zorgen voor concurrentievoordeel door de afzonderlijke activiteiten te verbinden Noem drie manieren om concurrentievoordelen te halen = laagste kostprijs, differentiatie(onderscheiden), combinatie van beide wat segmentatie/focusstrategie wordt genoemd. Wat is integrale kwaliteitszorg/total quality management? = een systeem dat tot doel heeft de processen die invloed hebben op de kwaliteit zodanig te beheersen dat het product de gewenste kwaliteit heeft tegen minimale kosten. Noem vier belangrijke redenen voor kwaliteitsbeheersing = toenemende concurrentie, afnemer wordt kwaliteitsbewuster, omvang kwaliteitskosten, veranderende wetgeving Wat is logistiek management? = Het besturen en beheersen van de goederen en/of dienstenstroom en de daarbij horende informatievoorziening. Om welke twee pijlers draait het bij logistiek? = materiaal management(oerproducent-fabricage) & fysieke distributie management(fabricage-afnemer) Wat is customer relationship management? = beheer van klantrelaties waarbij de klant centraal staat en niet het product en/of bedrijfsproces. Waarom wordt customer relationship management gebruikt? = groei neemt af, concurrentie neemt toe. Door beter in te spelen op de wensen van de klant hebben organisaties de mogelijkheid deze klanten te binden wat leidt tot loyaliteit. Uit welke vijf gebieden bestaat het Customer Relationship Management? = contact, klant, data, operationeel management + strategie kennismanagement, uitstroom medewerkers. Definieer de term organisatie = een collectief van mensen die aan een gemeenschappelijk doel werken. Wat doet de raad van commissarissen? = houdt toezicht op gang van zaken van organisatie met diverse bevoegdheden zoals benoemen, besluiten nemen en vaststellen jaarrekening. Noem vier soorten organisaties? = bureaucratie, entrepreneur, coalitie, atomisme Noem drie methoden bij het besturen van organisaties = individugericht(MBO-MBE-Timemanagement), organisatiegericht(risico/unitmanagement en procesgericht.(project/netwerkplanning) Noem twee soorten organisatieculturen = organieke en personele structuur Wat is arbeidsverdeling? = het verdelen van werkzaamheden in deeltaken die aan medewerkers toegewezen kunnen worden. (horizontaal/verticaal) Op welke niveaus kan er arbeid verdeeld worden? = horizontaal(taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden verdeeld binnen hetzelfde hierarchische niveau, bij verticaal is het op een verschillend niveau. Noem vier motieven om arbeid te verdelen = kosten(efficiëntie), bestuur(optimale besturing), sociaal(taken moeten een aantrekkelijkheid bezitten), maatschappelijk(rekening houden met voorschriften) Wat is interne differentiatie? = werkzaamheden groeperen per afdeling, taken zoeken die bij elkaar horen en die indelen naar afdeling en functie. Wat is interne specialisatie? = taken groeperen naar het eindresultaat, taken die tot hetzelfde resultaat leiden worden bijeengevoegd in afdelingen en functies. Wat is het verschil tussen interne differentiatie en interne specialisatie? = Interne differentiatie wordt meestal gebruikt in kleine organisaties Wat is omspanningsvermogen? = dit geeft aan hoeveel ondergeschikten een leider effectief leiding kan geven. een groot omspanningsvermogen geeft aan dat een organisatie een platte structuur hebben aangezien er maar 1 leider is Wat wordt er bedoeld met spanwijdte? = het aantal ondergeschikten waar leiding aan wordt gegeven Wat wordt er bedoeld met spandiepte? = het aantal niveaus waar leiding aan wordt gegeven Horizontale dimensie = aantal direct ondergeschikten(spanwijdte) Noem een aantal kenmerken waarmee een organisatie kan worden omschreven = organisatiestructuur, taakverdeling, bevoegdheden, verantwoordelijkheden. Welke eigenschappen zijn volgens Mintzberg bepalend voor een organisatiecultuur? = contingentiefactoren(situatieafhankelijk), ontwerpparameters, coordinatiemechanismen, organisatiedelen) Verticale dimensie = aantal niveaus waaraan leiding wordt gegeven(spandiepte) Hoe kan een organisatie worden beschreven? = organisatiestructuur, taakverdeling, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Welke twee organisatiestelsels worden onderscheiden? = mechanische(stabiele omgeving) en organische(dynamische omgeving) Beschrijf de lijnorganisatie op basis van kenmerken, voordelen, nadelen en geef een voorbeeld = hiërarchie, eenvoudig&snel, duurt lang tot beslissingen worden genomen, kleine organisaties/leger/kerk Beschrijf de lijn-staf organisatie op basis van kenmerken, voordelen, nadelen en geef een voorbeeld = meer deskundigheid, tijdbesparend, teveel gericht op theorie, grote organisaties zoals marktonderzoek Beschrijf de lijn- en functionele organisatie op basis van kenmerken, voordelen, nadelen en geef een voorbeeld = betere betrokkenheid staf, verwarring door verschillende leidinggevenden, organisaties met administratie/personeelszaken/financien. Beschrijf de lijn-stafcommissie op basis van kenmerken, voordelen, nadelen en geef een voorbeeld = beter contact tussen afdelingen, meer inbreng knowhow, grotere acceptatie, tijdrovend en trage besluitvorming Beschrijf de matrix-organisatie op basis van kenmerken, voordelen, nadelen en geef een voorbeeld = specialisten voor betere realisatie taken, 2 petten Beschrijf de zuivere projectorganisatie op basis van kenmerken, voordelen, nadelen en geef een voorbeeld = 1 leider, snel kunnen verplaatsen in nieuw project Beschrijf de interne projectorganisatie op basis van kenmerken, voordelen, nadelen en geef een voorbeeld = fasemodel, werkgroep/stuurgroep model, programmamodel. Beschrijf de divisieorganisatie op basis van kenmerken, voordelen, nadelen en geef een voorbeeld = activiteiten zijn gegroepeerd rond een product/dienst, combinatie voordelen kleine- en grote organisatie, op korte termijn gericht, extra kosten, wordt weinig gebruik gemaakt van knowhow. Welke rollen beschrijft Mintzberg = Interpersoonlijk, informationeel, besluitvormend. Beschrijf de interpersoonlijke rol = manager geeft leiding aan medewerkers,behartigt belangen medewerkers en bouwt netwerk op(boegbeeld/leider/netwerker). Beschrijf de informationele rol = manager bestuurt organisatie en is op de hoogte van veranderingen/resultaten in de organisatie(waarnemer/verspreider/woordvoerder). Beschrijf de besluitvormende rol = manager moet richting geven aan het beleid. Kansen en bedreigingen moeten in beslissingen vertaald worden(ondernemer/oplosser/onderhandelaar). Welke organisatievormen noemt Mintzberg? = ondernemings-, machine-, professionele-, gedivisionaliseerde-, innovatieve-, zendings-, politieke organisatie. Ondernemingsorganisatie = platte organisatiestructuur zonder staf/middenmanagement, informele communicatie, alles draait om ondernemer Machineorganisatie = betrouwbaar en consistent, ondersteuning door technische zelfstandige staf, grote organisaties(non-profit) Professionele organisatie = routinematige organisaties met hoogopgeleide personeelsleden(uni, hogescholen, ziekenhuizen) Gedivisionaliseerde organisatie = Hoofdkantoor bepaald concernstrategie, eenheden verbonden door centraal kantoor, kleine technische staf, voordeel risicospreiding(organisaties 500grootste bedrijven) Innovatieve organisatie = de organisatievorm van de 20ste eeuw, goede organisatie, multidisciplinaire teams gericht op innovatie (organisaties in reclame, automatisering, filmindustrie) Zendingsorganisatie = sterke ideologie, systeem van waarden en overtuigingen, charismatisch leiderschap, duidelijk en inspirerend doel Politieke organisatie = politieke activiteit komt vaak tot uitdrukking in politieke spelletjes Welke ontwikkelingen zijn er wat betreft organisaties? = plattere, virtuele, cluster en horizontale organisaties blake & mouton onderscheiden 2 factoren= productie of taakgericht en mensgericht noem de vier leiderschap stijlen op basis van blake & Mouton maar van Reddin=de relatie stijl, de integratiestijl,de afscheiding stijl, de toewijding stijl hersey & blanchard hun theorie gaat uit van de mogelijkheden noem twee van deze factoren= de bekwaamheid van de medewerker, de bereidheid van de medewerker verantwoordelijkheid te aanvaarden typologie handy= is gebaseerd op twee dimensies, samenwerkingsgraad en machtsspreiding welke vier cultuurtypen worden door handy onderscheiden=rollencultuur, machtscultuur,personencultuur en taakcultuur typologie van G. sanders en B. neuijen noem de zestal dimensies= procesgericht, mensgericht, organisatie gebonden, open, strakke controle en pragmatisch binnen de typologie van G. sanders en B. neuijen worden er een viertal beroepsculturen beschreven= bureaucratische, ambtelijke, professionele en commerciële cultuur welke vier motieven spelen een rol bij het verdelen van arbeid: kosten,bestuur, sociaal en maatschappelijk Noem de 4 niveaus van taakvolwassenheid binnen het situationeel leiderschap model =delegeren, overleggen,overtuigen,instrueren er is een combinatie tussen rationele en niet rationele besluitvormingsproces= neo-rationele besluitvorming proces leg in hoeverre uit wat de samenhang is tussen arbeidsverdeling en coördineren=Bij arbeidsverdeling is het niet alleen de bedoeling om tot verschillende taken te komen die qua niveau gelijkwaardig zijn. Er moet ook gezocht worden naar een bepaalde samenhang tussen de verschillende taken. Bij arbeidsverdeling binnen een organisatie moeten de verschillende taken op elkaar worden afgestemd. Hiervoor is coordinatie tussen de verschillende taken noodzakelijk. Wanneer aan deze coordinatie niet voldoende aandacht wordt besteed, kan nooit een hoge mate van doelmatigheid en doelgerichtheid worden gerealiseerd. welke manier van leiding geven is geschikt voor de taakcultuur volgens Blake & Mouton en Handy = Blake en Mouton: taakgericht en autoritair management, Handy Taakcultuur. model van lewin= bestaat uit 3 fasen , unfreezing fase: medewerkers betrekken bij veranderingen en ze voorbereiden. moving fase: veranderingen geaccepteerd en deze doorvoeren. freezing fase: doorgevoerde veranderingen vastleggen zodat men niet meer terug kan.
Ingezonden op 25-03-2013 - 1852x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!