Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Pourquoi pas !, deel 5

0 Woordjes & Zinnetjes Stencil A'dams Lyceum

Jaar 5 (vwo)

entretenir=onderhouden{entertain=maintain} 
appartenir à=behoren tot {appertain}
la ressemblance=de gelijkenis{the resemblance}
réciproque=wederzijds{it's reciprocal}
la naissance=de geboorte{renaissance}
le conjoint=de echtgenoot{conjoint=gezamenlijk (Engels)}
baptiser=dopen{Engels: baptize}
gâter=verwennen 
se disputer=ruzie maken {dispute=argue}
mal élevé=slecht opgevoed {élever is ook verhogen. Verhogen op zijn Engels is raise. Raise is ook opvoeden}
détester=een hekel hebben aan
confier=toevertrouwen {confidence}
plaire à=bevallen {s'il te plaît}
enceinte=zwanger {zelfde in Engels (duur woord)}
consacrer à=wijden aan {zelfde in Engels, "consecrate", bestaat uit sacred=heilig} 
fréquenter=omgaan met {als je met iemand omgaat, zie je hem veel. Veel in Engels=frequently}
le comportement=het gedrag {Engels "deportment": houding/gedrag}
responsable de= verantwoordelijk voor {responsible}
abandonner=in de steek laten {Engels verlaten=abandon}
se convertir à=zich bekeren tot {Engels convert=omzetten}
la rapture=de breuk 
la pauvreté=de armoede {Engels "poverty"} 
le chagrin=het verdriet {chagrijnig} 
insupportable=onuitstaanbaar {Engels: ondraaglijk (het kan niet (niet=in-) worden gedragen(dragen=-support)
porter plainte=een klacht indienen {complaint}
le deuil=de rouw 
le cimetière=de begraafplaats {cemetery}
un enterrement=een begrafenis {en=in terre=aarde}
la douleur=het verdriet
la veuve=de weduwe
le décès=het overlijden
ridiculiser=belachelijk maken {ridiculous}
le soutien=de steun 
compréhensif=begripvol {comprendre/comprehend/comprender}
faire appel à=een beroep doen op {Engels=make an appeal}
conseiller=aanraden
la convivialité=de gezelligheid {Engels=convivial}
célibataire=vrijgezel {bataire lijkt een beetje op bachelor}
contrarier=ergeren 
le désir=het verlangen {desire}

de persoonlijke gegevens=les coordonnées
de voornaam=le prénom
de achternaam=le nom de famille
de geboorteplaats=le lieu de naissance
de geboortedatum=la date de naissance
de woonplaats=le domicile
het geluk=le bonheur
de vriendschap=l’amité
volwassen=adulte
sterven=mourir
hartelijk=chaleureux
oudste=aîné
jongste=cadet {Nederlands: een # in het leger is een militair in opleiding. Een # op een sportclub is een junior}
leuk vinden=plaire
een trouwring=une alliance {Engels: “#”= een verbond (“Twee mensen die trouwen zijn verbonden)}

l’education nationale=het onderwijs {Engels: education}
une épreuve (3x, gescheiden met komma’s)=een toets, opgave, examenopgave {preuve lijkt op “proef”} 
la solution=de oplossing {zelfde in Engels}
la conception=de opvatting {zelfde in Engels, denk aan concept of misconception}
les connaissances=de kennis 
le proviseur=de rector {proviseur lijkt op professor=scheikundige=Mr. Schoonveld= de #}
redoubler (2x, gescheiden met komma’s)=overdoen, blijven zitten {denk Nederlands: doubleur/doubleren} 
décevant=teleurstellend {Engels “deceiving”= misleidend of #}
poursuivre=vervolgen {denk aan Engels: pursue(/pursuit) =nastreven, volgen, #} 
obtenir=halen {Engels: obtain} 
être doué pour=aanleg hebben voor 
la fillière (2x, gescheiden met komma’s)= de richting, de studierichting
le dessin=de tekening {denk aan Engels: the design}
être en train de (2x, gescheiden met komma’s )= bezig zijn te, bezig zijn met
se tromper=zich vergissen
commettre=begaan {Engels: commit} 
un emploi du temps = een rooster {letterlijk “een gebruik van tijd” (een indeling van tijd)}
le manuel=het schoolboek {denk aan Engels: manual=handboek} 
contraindre à=dwingen {lijkt op Engels: “constrain”, wat hetzelfde betekent} 
un oral=een mondeling {oraal examen}
efficace=doeltreffend {efficiënt}
la condition= de omstandigheid {hetzelfde in Engels}
faire preuve de= blijk geven van {preuve=blijken (Engels: prove)}
indifférent=overschillig {zelfde in Engels}
le prétexte=het smoesje
rattraper=inhalen 
obligatoire=verplicht {Engels: obligatory}
retenir=onthouden {Engels: retain=vasthouden}
punir=straffen{Engels: punish}
la valeur=de waarde {Engels: valor}
convaincre=overtuigen {Engels: convince}
la scolarité obligatoire=de leerplicht {lett. de verplichte scholing}
soumettre=voorleggen {Engels: submit}
souligner=onderstrepen {ligne=lijn}
la performance=de prestatie {zelfde in Engels}
la confiance=het vertrouwen {Engels: the confidence}
la tâche=de taak {Engels: the task}
la couverture=de kaft {Engels: the cover} 
permettre=toestaan {Engels: permit}
précore=vroegrijp

eindexamen doen=passer le bac
studeren=faire des études
verbieden=interdire
een oefening=un exercice
het cijfer=la note
ongeduldig=impatient 
een vreemde taal=une langue étrangère
slagen=réussir
de pauze=la récréation
verbeteren=améliorer
aarzelen=hésiter
een baantje=un boulot
het huiswerk=les devoirs
behandelen=traiter
uitleggen=expliquer
 
gourmand=dol op lekker eten
l’alimentation=de voeding
grossir=dikker worden
un régime=een dieet
l’obésité=de obesitas
léger=licht verteerbaar
se nourir=zich voeden
contenir=bevatten
un emballage=een verpakking
la boîte=het blik
le goût=de smaak
frais=vers
provenir de=afkomstig zijn van
bouillir=koken
le fournisseur=de leverancier
la pâtisserie=de banketbakkerij
la saveur=de smaak
le poisson=de vis
une truite=een forel
l’huile=de olie
le vinaigre=de azijn
le convive=de tafelgenoot
le congélatuer=de vriezer
affamé=uitgehongerd
le dégustation=een proeverij
renverser=omstoten
déboucher=ontkurker
le gâteau=het koekje
le serveur=de ober
le robinet=de kraan
contribuer à=bijdragen aan
l’addition=de rekening
une entrée=een voorgerecht
emporter=meenemen
une cannette=een blikje
le blé=het graan
la famine=de hongersnood
un gorgée=een slok
le micro-ondes=de magnetron
salé=zout

proeven=goûter
de drank=la boisson
een koffie met melk=un café au lait
een biertje=un demi
uitgeven=dépenser
de markt=le marché
aanbevelen=recommander
de lunch=le déjeuner
een aanbieding=une offre spéciale
de fooi=le pourboire
hoeveel is het (in een café)=c’est combien
het gewicht=le poids
de consument=le consommateur
de rekening=l’addition
de wijnkaart=la carte des vins
 
une habitude=een gewoonte
le mépris=de minachting
la haine=de haat
une attitude=een houding
avoir honte=zich schamen
l’embarrass (2x, gescheiden met komma’s )=de verwarring, de verlegenheid
la pitié=het medelijden
sensible=gevoelig
approuver=goedkeuren
l’amertume=de verbittering
exemplaire=voorbeeldig
se moquer de=spotten met
bouleversé=diep getroffen
la tendresse=de tederheid
la déception=de teleurstelling
méfiant=wantrouwend
indigné=verontwaardigd
fâché=kwaad
la fureur=de woede
ennuyé=ontstemd
avoir horreur de=verafschuwen
consoler=troosten
craindre=vrezen
souffrir=lijden
avoir du mal à=moeite hebbeb om
convenir=passen
avoir tort de=ongelijk hebben
la foi=het geloof
soupirer=zuchten
se résigner à=berusten in
généreux=vrijgevig
tenter de=proberen
la gaieté=de vrolijkheid
modeste=bescheiden
se réconcillier=zich met elkaar verzoenen
le préjugé=het vooroordeel
trembler=trillen
envier=jaloers zijn op
un atout=een troef
l’âme=de ziel

het gevoel=le sentiment
het spuugzat zijn=en avoir marre
de traan=la larme
spijten=être désolé
twijfelen aan=douter de
weigeren=refuser de
toestaan=permettre
een afkeer hebben van=détester
betreuren=regretter
zich afvragen of=se demander si
het ongeluk=le malheur
aangenaam=enchanté
wennen aan=s’habituer à
de verbazing=l’étonnement
ongerust=inquiet
 
extrêmement=enorm
innombrable=talloos
abonder=talrijk zijn
plusieurs=verscheidene
la moitié=de helft
autant de=evenveel
suffire=voldoende zijn
superflu=overbodig
l’amplufeur=de omvang
davantage=meer
un morceau=een stuk
renforcer=versterken
parfaitement=volkomen
mériter=verdienen
indispensable=noodzakelijk
mesurer=meten
impressionnant=indrukwekkend
diminuer=afnemen
croître=groeien
êternellement=eeuwig
élevé=hoog
déconseiller=afraden
une estimation=een schatting
considérable=aanzienlijk
particulièrement=bijzonder
ignorer=negeren
désapprouver=afkeuren
annuel=jaarlijks
essentiellement=voornamelijk
sale=vuil
insignifiant=onbelangrijk
moyen=gemiddeld
apprécier=waarderen
irrésistible=onweerstaanbaar
la longueur=de lengte
épouvantable=afschuwelijk
à peu près=ongeveer
bref=kortom
éloigné=verwijderd
approfoindir=verdiepen

de meeste=la plupart des
grondig=à fond
een hondertal=un centaine
noodzakelijk=nécessaire
vlot=couramment
helaas=hélas
zelden=rarement
vooral=surtout
toch=pourtant
verhogen=augmenter
talrijk=nombreux
bewonderen=admirer
saai=barbant
nuttig=utile
het belangrijkste=le principal
 
un être vivants=een levend wezen
le dégât=de schade
mondial=wereld-
la disparition=het uitsterven
permettre=mogelijk maken
l’extinction=het uitsterven
une espèce=een soort
assumer=aanvaarden
éviter=voorkomen
inaccessible=ontoegankelijk
s’étendre=zich uitstrekken
la boue=de modder
 
Heb je zin om vanavond naar de film te gaan?=Tu as envie d’aller au cinéma ce soir?
Zullen we een kopje koffie drinken?=On va prendre un café?
Wat doe je vanavond?=Qu’est-ce que tu fais ce soir?
Aanstaande vrijdag, schikt dat?=Vendredi prochain, ça te va?
Wij zien elkaar om acht uur bij de ingang.=On se voit à huit heures à l’entrée.
Ik kom je morgen afhalen.=Je viendrai te chercher demain.
Kunt u mij zeggen waar het station is?=Sauriez-vous me dire où est la gare?
Waar is het station?=C’est où la gare?
Hoe laat vertrekt de trein?=A quelle heure est-ce que le train va partir?
Hoeveel kost dat kaartje?=Quel est le prix d’une visite guidée?
Zijn er speciale tarieven voor studenten?=Est-ce qu’il y a des tarifs spéciaux pour étudiants?

Ik ben van plan naar het buitenland te gaan.=J’ai l’intention d’aller à l’étranger.
Ik doe dit jaar eindexamen.=Cette année je passe mon bac.
Ik ga studeren in Utrecht.=Je vais faire des études à Utrecht.
Morgen ga ik haar opzoeken.=Je vais la voir demain.
Ik denk dat ik een half jaar naar het buitenland ga.=Je pense que je vais aller six mois à l’étranger.
Zij overweegt haar studie in Lille voort te zetten.=Elle envisage de continuer ses études à Lille.
Mag ik je wat vragen?=Je peux te demander quelque chose?
Waar kom jij vandaan?=D’où viens-tu?
Kunt u mij zeggen hoe laat het is?=Vous aves l’heures s’il vous plaît?
Mooi terras, hè?=Belle terrasse, n’est-ce pas?
Heb je even tijd voor mij?=Tu as un instant pour moi?
Weet u hoe laat het concert begint?=Savez-vous à quelle heure le concert commence?

Wat scheelt eraan?=Est-ce qu’il y a?
Niets ernstigs hoop ik?=Rien de grave, j’espère?
Wat zie je bleek!=Comme tu es pâle!
Ik maak me zorgen en jij doet niets!=Je me fais des soucis et toi, tu ne fais rien!
Het gaat redelijk goed.=Ça va assez bien.
Het kon slechter.=Ça pourrait être pire.
Ik voel me beter dan gisteren!=Je me sens mieux qu’hier!
Ik ben nog erg zwak omdat ik geopereerd ben.=Je suis encore très faible parce que j’ai été opéré.
Ik ben erg teleurgesteld omdat ik nog steeds wekloos ben.=Je suis très déçu c’est que je suis toujours chômage.

We hebben verloren. Jammer!=Nous avons perdu. Dommage!
Ik voel me wat bedroefd=Je me sens un peu triste.
Ik ben niet zo tevreden met het resultaat.=Je ne suis pas tellement content du résultat.
Ik kan zijn houding niet begrijpen.=Je neux pas comprendre son attitude.
Zijn weigering was een teleurstelling voor mij.=Son refus était une déception pour moi.
De nederlaag van onze ploeg stelt me erg teleur.=La défaite de notre équipe me déçoit beaucoup.
Ik wil iets heel anders.=Je veux quelque chose de complètement différent.
Ik heb besloten niet te betalen.=J’ai décidé de ne pas payer.
Ik zal erover nadenken.=Je vais réfléchir.
Ik wil niet dat je haa!r helpt.=Je ne veus pas que tu l’aides.
Mijn besluit staat vast=Ma décision est prise!

Ik blijf liever hier.=J’aime rester ici.
Ik wil graag een warme chocolademelk.=Je voudrais bien prendre un chocolat chaud.
Ik zou het prettig vinden om naar de film te gaan.=Ça me plairait bien d’aller au cinéma.
Ik zou graag wat meer willen werken. Bijvoorbeeld op zaterdagochtend.=J’aimerais travailler un peu plus. Par exemple le samedi matin.
Ik geef er de voorkeur aan de je er met niemand over praat.=Je préfère que tu n’en parles à personne.
Ik heb liever die groene trui.=Je préfère ce chandall vert.
Zit je al in de vierde? Interessant!=Tu as déjà en troisième? Intéressant!
Kun je me iets over je familie vertellen?=Tu pourrais me parler un peu de ta famille?
Interesseert je je voor muziek?=Tu t’intéresses à la musique?
Wil je mij je postzegelverzameling eens laten zien?=Vuex-tu me montrer ta collection de timbres-poste?
Kun je me iets meer vertellen over je studie?=Tu pourrais me donner plus de détails sur tes études?

Ingezonden op 14-05-2013 - 1384x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

heb mijn eigen geheugensteuntjes t/m hs 2 (gemaakt voor mezelf dus ze werken miss niet voor iedereen). Daarna had ik geen zin meer dus gewoon de woordjes en zinnetjes zonder geheugensteuntjes. Hoeft alleen maar één kant op geleerd te worden dus daarom woordjes N-F, F-N en zinnetjes in één lijst.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Pourquoi pas !, deel 5

0 Woordjes & Zinnetjes Stencil A'dams Lyceum