Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Handboek Online Marketing
› 999 alles bij elkaar
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Handboek Online Marketing
, deel 1
999 alles bij elkaar
Jaar 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
marktplaatsconcept = fysieke marktplaatsen en winkels verdwijnen en duiken online op onder druk van de concurrentie. gemak, snelheid en relevantie spelen hierbij een grote rol. meer p's = parkeren, people, positionering, paying p's van de organisatie = pers, politiek, proces en progress trendy p's = people planet profit nieuwe kansen die online marketing biedt = interactie met online consument, kleine markten kunnen winstgevend worden bediend, het web kent meerdere functies, grote bereikbaarheid, relatief goedkoop, internationalisering moderne marketing moet gebaseerd zijn op = meerwaarde, gelijkheid, permissie, persoonlijke benadering, anticipatie op klantgedrag, beleving/ervaringen, interactie en relevantie relatiemarketing = gericht op relatie met consumenten en actoren databasemarketing = hart van online marketing) klantgegevens eventmarketing = gericht op de ervaring/belevenis van de consument one-to-one marketing = gericht op het individu dat een grote groep kan beinvloeden permissie marketing = uitgaan van het benaderen van de prospect o.b.v. toestemming netwerkmarketing = uitbreiden en onderhouden van het netwerk moderne marketing = het relevant inzetten van instrumenten uit de on- en offline marketing. Online marketing strategie = is een logische afgeleide van de corporate en marketing strategie 3 belangrijke eigenschappen van online marketing = sterke relatiegerichtheid, focus op het kanaal, de content en de terugkerende bezoeker, focus op een afgewogen mix van informatie, transactie en communicatie 7 S model van McKinsey = structure, systems, style, staff, skills, strategy structure = geeft de richtingen van de onderneming aan in onderdelen als niveaus etc. systems = alle werkwijzen, procedures en communicatiestromen, zowel intern als extern style = managementstijl staff = managers/medewerkers skills = waar is de organisatie goed in strategy = geeft beoogde acties van organisatie weer IVF = de randvoorwaarde van een online marketing strategie, identiteit, focus, visie i-dentiteit = de positionering die het bedrijf online meerwaarde en concurrentiekracht geeft focus = bovenop de internetmiddelen zitten visie = mission statement (geeft heel kort het doel van een bedrijf of organisatie weer) rationele factoren die een marketingstrategie beïnvloeden = budget, aanwezige online ervaring, internetkennis, internetvisie, timing, dienst of product zelf, vatbaarheid van de doelgroep voor online activiteiten i-pact = sluit een pact voor een succesvolle online marketing strategie, personeel,afhandeling,content,techniek personeel = laat weten dat je online gaat met een (nieuwe) online marketing strategie afhandeling = mobiliseer een serieuze back-office voor klantvragen via het web content = organiseer een team dat dedicated op content van de uitingen focust techniek = betrek de ICT afdeling bij de online marketing strategie 3 online strategieen = internet als missie, internet als kritische succesfactor, internet als strategisch hulpmiddel strategie-RAEN framework = reach, engage, activate, nurture reach = het creeren van bereik door middel van zoekmachine etc. engage = juiste content om klanten vast te houden en te boeien activate = engage omzetten naar waarde en meerwaarde nurture = converteren en waarmaken van de doelen en voorfases. relaties worden klanten en leads worden orders 4c's = dit model wordt de online marketingmix, deze vormen de brug van de 4p's naar online middelen cost (prijs) = online prijs die wordt berekend, premiums, kortingen, moeite etc. door vergelijkingssites is de prijs die berekend wordt zeer transparant geworden. convenience (plaats) = gemak dient de mens, voorbeelden: in 3 stappen volledig kunnen boeken, tijdens de koop bijproducten direct kunnen bestellen, een formulier dat meehelpt de juiste gegevens in te vullen consumer value (product) = unieke, onderscheidende en sterke merkwaarde, die niet eenvoudig te kopieren is door de concurrent: het bestellen en direct uitprinten van persoonlijke toegangskaarten, het kunnen inzien van delen van boeken die gekocht kunnen worden communication (promotie) = look en feel van webuitingen. interaction design. het doel is het meegeven van een goed gevoel. 2 voorbeelden:de verhouding tekst/foto/video en overige onderdelen van een scherm, een ontwerp en uitstraling die veel vertrouwen geven web 1.0 = de handige bibliotheek waar info werd aangeboden. Techneuten hadden de macht. Info aanbod, multimediale presentatie, virtuele communicatie, direct marketing en ‘aanwezig zijn’. Kenmerken web 1.0 = intreding CMS, flash intro’s, online directories, mp3’s downloaden Web 2.0 kenmerken = er is veel bereidheid tot delen van info, nieuws, ervaringen, etc(sharing), prive en zakelijke online netwerken is een dagelijkse bezigheid, bijb. Mobiele telefoons zorgen voor user-generated content zoals video’s en foto’s, het web heeft ook zakelijk een sterk sociaal karakter gekregen Focus web 2.0 = social networking, social media, crowdsourcing en collective intelligence, user-generated content, collaboration en sharing Social networking = en communities zoals linkedIn, youtube, facebook. Het doel is online snel contant maken en onderhouden Social media = (weblogs, sociale netwerken, microblogs etc. Burgerpers: interactie, nieuws en uitingen zonder geredigeerde boodschap. Zakelijk gezien is social media goed voor reputatiemanagement en de concurrentiepositie Crowdsourcing en collective intelligence = de online community levert een bijdrage aan de ontwikkeling van content, een dienst of product en maakt daarbij gebruik van collectieve intelligentie User-generated content = video’s op youtube, foto’s op flickr die door niet commerciele personen er op worden gezet Collaboration en sharing = crowdsourcing wordt hier gefocust op het gezamenlijk opleveren van een volledig product, zoals wikipedia Visuele en technische kenmerken web 2.0 = webontwerp is gericht op usability, het gemak en vindbaarheid staan voorop, het gebruik van bijv webvideo’s om gebruikers ook via andere media aan te spreken, visuele opbouw web om gebruiker snel te essentie te laten doorzien Web 3.0 = internetters wordt het nog gemakkelijker gemaakt door vergaande relevante koppelingen van technieken, media, profielen, content en databases. Kernwoorden zijn relevantie en location based. De internet p’s = positioning, packaging, portals, pathways, pages, personalization, progression, payments, processes, performance Positioning = onderscheid jezelf ook online Packaging = hoe jij je online informatie/diensten/producten aanbiedt Portals = je gestructureerde en ongestructureerde info zoals op fora en communities Pathways = de paden die je bezoekers dienen te volgen om op je website te komen Pages = is al je content nodig, relevant en nuttig voor de bezoeker? Personalization = zoals persoonlijk look en feel web en relevante persoonlijk content progression = de kunst van het omzetten van je bezoeker tot klant payments = de manieren van online betalen op je website processes = je functionele ontwerp (aan de gront - usability - en back office) performance = de uiteindelijke werking van je website goede online marketing doelstellingen zijn = gekwantificeerde doelstellingen die meetbaar en concreet zijn: ze zijn makkelijk te meten, analyseren, leren, bij te sturen op korte termijn, hebben onbepaalde looptijd, continu veranderende bedrijfscultuur etc. online doelstellingen kunnen zijn = internet als promotieinstrument, directe verkoop van goederen of diensen, productinnovaties/concurrentievoordeel benadrukken, content en advies verhandelen, advertentie inkomsten en sponsoring, verhandelen consumentengegevens, maken van producten voor derden via het web kwantificering = doelstellingen die online gesteld worden kunnen ten alle tijden gemeten worden. meten van doelstellingen aan de hand van = verkeer, downloads, unieke bezoekers per maand, views, verkeer naar landingspagina online middelen gebruiken = na het bepalen van de IFV, online marketing strategie, het benoemen van de 4 c's en de 10 ip's en de online doelen, wordt het tijd om de online middelen te kiezen. overzicht van online middelen = website, viral marketing, content strategie, e-mail marketing, microsites, social media, webvertising en affiliates, mobiele marketing, online video advertising het 4r model = relevantie, rich, retentie, reactie en rendement relevantie = de timing, vorm en gerichte content rich = de inhoud en boodschap die direct een behoefte dient te bevredigen retentie = de herhaling van de boodschap reactie en rendement = de interactie ICT-model = informatie, communicatie en transactie Informatie = content is gericht op voorlichten en informeren, sites die informatie centraal stellen zijn bijv overheid en nieuwssites Communicatie = De communicatie met de klant/bezoeker voor het stadium van transactie. Denk aan polls, fora, online chats, sites die communicatie centraal stellen zijn online communities en blogs Transactie = sites die transactie centraal stellen zijn webshops, er vindt een overdracht plaats zoals een online koop, aanvraag voor contact of bezoekafspraak Usability = gebruiksvriendelijkheid en bruikbaarheid van een site. Is de website effectief? = vindt de gebruiken wat hij zoekt? Is de website efficient? = met minimale inzet van tijd? Stemt de website tot tevredenheid van de bezoeker? = subjectieve beleving? Componenten usability = usability voor het web, accessibility, interaction design usability voor het web = zoals lay-out, navigatie, bedieningsmenu, vindbaarheid en toegankelijkheid van de website accessibility = de gemakkelijke bediening van en uniforme toegang tot een website interaction design (ID) = het functioneel en visueel ontwerp van de website, stel vragen als ‘wie gaat de website gebruiken’, ‘wat motiveert de gebruiker om de website te gebruiken, in welke context en wat is de toegevoegde waarde voor de gebruiker? Usability do’s en don’ts = maak geen mooie site, maar een die werkt, snel bediend kan worden en toegankelijk is, bouw geen sites die alleen werken met de nieuwste plugins en technieken, plaats de zoekoptie vast en rechtsboven op de site, gebruik veel witruimte rondom de componenten call-to-action (c2a) = een concreet, actief, kort en krachtig, opvallend, duidelijn in de verwachting en dringed. Bijv. vraag vandaag de gratis brochure aan 4r model = relevantie, rich, retentie, reactie&rendement relevantie = is de site relevant voor het doel en is er geen waste dat afleidt? rich = is er aantrekkelijke content op de site die past bij de doelgroep? retentie = zorg met de site, usability, accessability en ID dat gebruiker terug wil komen reactie &rendement = goede c2a's en het pad naar het doel moet kort snel en duidelijk zijn. voorbeelden e-mailmarketing = ruim 32% opent een e-mailing in de 1ste 2 uur na ontvangst, click rates liggen ron 2,7% eind 2008, de onderwerpregel en afzender zijn de meest belangrijke redenen om de mail te openen belangrijk bij databases = effectief managen, schoon houden, beheren en laten groeien van de lijst met e-mailadressen en mailprofielen doelen van e-mailmarketing = periodiek informeren, direct verkopen, bijsturen imago/goodwill, klanten binden, nieuwe klanten, klanten inventariseren, traffic genereren periodiek informeren = nieuwsbrief mails, informeer periodiek met bijv. tips buzz, product en gebruik pakkende kop direct verkopen = acquisitie mails ( to the poimt laat product en prijs ziet en geeft sfeer waarbij de klant denkt de beste deal te hebben) bijsturen image/goodwill = buzz (1 boodschap die de ontvanger laat shaken) of viral mails nieuwe klanten = werven voor toekomstige databasemarketing met virale mailcampagnes klanten inventariseren = vragenlijst mails (niet commerciele retentie) traffic genereren = bijv buzz, viral of acquisitie mails opt in = de klant geeft zich bewust op voor een emailing opt out = de klant krijgt ongevraagd mails en kan zich wel uitschrijven telecomwet voorbeelden van regels = de mail dient virusvrij te zijn en herkenbaar als reclame, de bezoeker kan alleen vooral door een actieve handeling aangeven of hij reclame via mail wenst te ontvangen, het mailadres mag gebruikt worden als het is verkregen in het kader van het leveren van producten diensten en/of het doen van donaties succesfactoren e-mailmarketing = stuur kwaliteits info, werkelijk nieuws, stuur scanbare, snel te begrijpen en goede relevante aanbiedingen en updates, de tekst en onderwerp kort en krachtig, maak de mail zo persoonlijk mogelijk e-mail relevantie = is de boodschap aangepast aan de voorkeuren van de respondent? e-mail rich = stuur info van waarde, afgestemde aanbiedingen, geen verplichte mailings e-mail retentie = stuur relevante en opvolgende mail na koop/klantcontact/ 1ste interesse e-mail reactie &rendement = bouw concrete actiepunten in de e-mailings microsite = deelsites, minisites, multisites of substitutes. deze kunnen fungeren als landingssite voor een campangne of een campagne voor een specifieke doelgroep eigenschappen minisites = doelgricht meetbaar actiematig opvolgende op online campagnes, concreet gericht op 1 product weinig afleiding, de aanbieder is zo meerdere keren aanwezig in de zoekmachines vormen microsites = actielanding, taalvariant, focussite, campagne actielanding = online actie, consument direct landen op site, geen afleiding van landingsdoel, tijdelijk, van traffic conversie realiseren taalvariant = juiste vindbaarheid in land en juiste indexering, taalversie kan decentraal onderhouden worden, crosslink naar ander taalversies focussite (product/dienst voor specifieke doelgroep) = focus op de product/marktcombinatie, vormen zoals een weblog bijlage loskanaal. campagne = zware toepassing geen invloed op hoofdsite, niet slagen virale campagne geen invloed op hoofdsite, losse actiedatabase opbouwen, uitgebreide analyse is mogelijk microsites zijn ook geschikt voor = wedstrijden, promotionele campagnes, crisis communicatie, internet banner advertenties, recruiting, product lanceringen, virtuele pressrooms 10 tips gebruik microsites = eenvoudig, levensduur kort houden, link van corporate naar microsite niet andersom, geef een beloning voor het geven van info, wees to-the-point lever alleen nodige info, laat u niet afleiden door corporate site, geef een mogelijkheid om vragen te stellen, vermijd scrollpagina's teveel graphics en tekst, meten is weten relevantie = de relevantie is hoog, vanwege hun bestaansrecht rich = microsites moeten gefocust zijn en compact in aanbod retentie = microsites kennen een hoog terugkeerratio vanwege toespitsing op bijv 1 taal reactie en rendement = de vall to action moet sterk duidelijk kort en bondig zijn social media = de macht ligt bij de ontvanger en de lezen. een aantal voorbeelden zijn: reviews, fora blogs social news social networks, user-generated content, online, chats 3 belangrijke eigenschappen social media = het kanaal is niet sterk georganiseerd en komt organisch tot stand, de communicatie is niet strak geregisseerd en geredigeerd, het kanaal zelf vormt de strategisch waarde 3 gedragskenmerken social media = in de social media vindt snel acceptatie of afwijzing plaats, social media is een menselijk communicatiekanaal zonder regie en zakelijke toon, social media bestaat uit sterke netwerken s.o.c.i.a.l. = speed, organic, collaboration, intelligence, anti-structure, learning speed = communiceren via sm kanalen is veel sneller dan die via traditionele organic = het platform en de omgeving wordt organisch en puur gevormd collaboration = het samen met klanten, gebruikers ontwikkelen van producten intelligence = het gebruiken van kennis van de internetmassa anti-structure = de aanwezigen bepalen de structuur, toon en het onderwerp learning = door vergaande interactie kan veel worden geleerd social media middelen = bloggen, microbloggen, wiki's, social news and networking, podcasts, RSS, crowdsourcing en collaboration bloggen = persoonlijke, business, politieke, nieuwes en themablogs microbloggen = de sociale omgeving is beperkter en gesloten en de manier van communiceren is sneller en korter ivm met bloggen wiki's = het is een open en interactieve toepassing waarbij de lezer ook onderdeel kan zijn van de lerende gemeenscaho social news en networking = social nieuws word door de crowd gebracht en aangeboden podcasts = het uitzenden van video en/of audio via het web rss = really simple syndication, voor het eenvoudig doorplaatsen van artikelen crowdsourcing = samen met klanten gebruikers doorontwikkelen van producten succesfactoren social media = consumenten delen graag meningen en reviews, speel hier op in, de authority en de machtsposities van blogs zijn enorm, maak daar gebruik van, wees persoonlij, betrokken op en eerlijk in social media POST model = people, objectives, strategy en technology POST model people = wie je wilt bereiken POST model objectives = doelen die je stelt voor jouw social media marketing POST model strategy = welk langdurig pad ga je betreden om tot de doelen te komen POST model technology = welke middelen zet je in voor je campagne. Het gaat hier om middelen zoals weblogs social media relevantie = de dialoges en reacties van de aanbieder dienen relevant te zijn social media rich = gezamenlijk wordt de content rijk van waarde social media retentie = door het onderhouden en juist inzetten van social media social media reactie en rendement = reageer op kritiek en wees niet te veel gericht op sales doelen webvertising = alles wat te maken heeft met betaald adverteren op internet, het is een goedkoop medium met een hoog bereik en meetbare, interactieve en gerichte manier van adverteren die goed bij te sturen is webvertise afrekenmodellen = cost per, mille, click, lead, sales cost per mille (CPM) = kosten per 1000 vertoningen of bekeken uitingen cost per click (CPC) = het model dat afrekent per klik op bijv een link of banner cost per lead (CPL) = afrekenmodel per lead, bijv ingevulde offerte cost per sales (CPS) cost per order (OPS) = het model dat commissie ontvangt per verkoop onderdelen webvertising = SEA, banners en overlays, betaalde links (google adsense, ads op relevante websites), game-advertising en inmail advertising, behavourial targeting en linkbuilding, affliliates do's webvertising = formuleer vooraf een duidelijk doel, leesgedrag is niet gelijk aan koopgedrag, test meet en optimaliseer, kernwoord is relevantie/fit de advertentie dient in de context van de omgeving te passen webvertising relevantie = het rendement van webvertising hangt hier volledig van af webvertising rich = zorg dat de advertentie van waarde is voor de lezer/bezoekr webvertising retentie = herhaling van uitingen in diverse vormen heeft versterkende werking webvertising reactie en rendement = het laten participeren van een bezoeker in een uiting creeert awareness en vergroot de reactie en het rendement randvoorwaarden omp = omp als deel/afgeleide van en match met organisatie en marketing strategieen en doelen, betrek al je stakeholders bij de tot standkoming van het omp, het omp als business case met smart doelen, een multimediale uitrel een tijdsbalk en een kostenindicatie 7 stappen omp = koppeling aan organisatie, swot analyse, IFV bepalen, online marketing en 4c model formuleren, bepaal de online middelen en 4r model, OPAFIT en het plan van aanpak, feedbak en analyse OMP stap 1 = koppeling aan bestaande organisatie en doelstellingen en plannen. wat wordt het afgeleide doel van het omp? het omp zal flexibel, praktisch en kneedbaar opgesteld dienen te worden OMP stap 2 = swot analyse, rekening houdend met het middel internet en de fase waarin de organisatie verkeert bij implementeren van online markt OMP stap 3 = bepaald de identitiet, focus en visie en de online marketing strategie OMP stap 4 = formuleer de online marketing doelen en het 4c model. kwantificeer, geef prioriteiten en faseer je doelstellingen in de tijd. de 4c's zijn een logisch voortvloeisel van de IFV. de strategie en de doelen vormen de brug naar online middelen cost = welk kostenvoordeel heeft jouw klant bij jouw organisatie online? consumer value = wat is de unieke online meerwaarde voor de online gebruiker? convenience = hoe gemakkelijk zijn de online middelen te gebruiken? communication = hoe wekt de communicatie/promotie vertrouwen bij de gebruiker? OMP stap 5 = bepaal de online middelen mix en het 4r model. omdat de website het hart vormt van de online mix, is het handig om 2 ict modellen te maken, een van de huidige en een van de gewenste situatie van de website. bepaal verder welke online middelen ingezet zullen worden, breng prioriteiten aan voor de budgetverdeling en omschrijf heel concreet hoe je elk online middel gaat inzetten. beoordeel tot slot de gehele samengestelde online mix aan de hand van het 4r model OMP stap 6 = opafit en het pva. nu dient de organisatie ingericht te worden voor operationalisatie Opafit = organisatie, personeel, administratieve procedures, financiering, informatie en vastlegging, techniek opafit organisatie = hoe ziet de organisatie van het project of webteam er uit? opafit personeel = wel of niet uitbesteeds, wel of niet interne/externe medewerkers opafit administratieve procedures = tijdens het project, bijv projectomschrijving en facturatie opafit financiering = is voldaan aan alle organisatie vereisten om het budget los te krijgen? opafit informatie en vastlegging = wel of niet vaste meetings en communicatie rondom voortgang? opafit techniek = een belangrijke variabele die het internet project flink kan beinvloeden pva 1 = wat is de probleemstelling en de centrale doelstelling en vraag die het omp beantwoord? pva 2 = wat is de situatie en opdracht omschrijving? pva 3 = wie is de interne en/of externe opdrachtgever? pva 4 = wie is de opdrachtnemer? pva 5 = wat zijn de IFV strategie en online doelen? pva 6 = wat is de projectmethodiek? pva 7 = wat zijn de actoren van het project? HR, bureaus, afdelingen etc. pva 8 = wat zijn de projectprincipes? producteisen, doorlooptijd, fall back plan, investeringsissues, gevolgen voor organisatieprocessen, etc. pva 9 wat zijn de milestones (deelopleveringen) en deliverables afgezet tegen de tijd? pva 10 = welke activiteiten moeten plaatsvinden voor de deelopleveringen en eindresultaat? OMP stap 7 = feedback en analyse
Ingezonden op 07-06-2013 - 2724x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!