Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Geschiedeniswerkplaats

8 asxdcfvghjkml,;

Jaar 2 (universiteit)
 
 
Ingezonden op 07-06-2013 - 3060x bekeken. 
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
 

Basisstof 1 – Genotype en fenotype
Het uiterlijk van een organisme noemen we het fenotype. Je fenotype bestaat uit duizenden eigenschappen. Veel eigenschappen heb je geërfd van je ouders. De informatie voor je erfelijke eigenschappen ligt in de celkernen. In elke cel van je lichaam bevat de celkern de informatie voor al je erfelijke eigenschappen. In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen. Chromosomen zijn langgerekte dunne draden. Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA. Het DNA in de chromosomen in één enkele celkern bevat de complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen. Deze informatie noemen we genotype. Pas als een cel gaat delen kun je de chromosomen zien. Een cel van een mens bevat 46 chromosomen. De chromosomen komen in paren voor. Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern. Dit geldt voor alle cellen waaruit het lichaam van een mens is opgebouwd. Deze cellen noemen we lichaamscellen (bijv. levercellen, spiercellen en huidcellen). Het fenotype van een organisme komt tot stand door:
- Het genotype
- Door invloeden uit het milieu

Ezelsbruggetje: Fenotype  Face, want het fenotype kan je zien aan je gezicht.

Basisstof 2 – Chromosomen en genen
Ieder mens heeft honderden erfelijke eigenschappen. De informatie hiervoor ligt in slechts 46 chromosomen. Elk chromosoom bevat de informatie voor een groot aantal erfelijke eigenschappen. Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap. Elke chromosoom bevat veel genen. Het genotype is het geheel van genen dat in een celkern aanwezig is. De twee chromosomen bevatten dan ook genen voor dezelfde erfelijke eigenschappen. In lichaamscellen komen genen in paren voor. Één genenpaar bevat de informatie voor één erfelijke eigenschap. In de kernen van geslachtcellen (zaadcellen en eicellen) komen ook chromosomen voor. Daar komen ze niet in paren maar enkelvoudig voor. Een geslachtscel van een mens bevat 23 chromosomen. Daardoor zijn ze enkelvoudig. Bij bevruchting versmelten de kern van een zaadcel en de kern van een eicel met elkaar. De chromosomen komen dan bij elkaar. Als de chromosoom van zaadcel en eicel bij elkaar zijn gekomen, bevatten deze samen de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van het nieuwe organismen.

De bevruchte eicel groeit uit tot embryo en daarna tot kind. Tijdens deze groei worden miljoenen nieuwe cellen gevormd. De vorming vindt plaats door celdeling. Een moedercel deelt zich in tweeën en vormt zo twee dochtercellen. Bij deze celdeling verandert het genotype niet. De dochtercellen bevatten dezelfde informatie als de moedercel. Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van bevruchting.


Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.





 

   
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties. Meer informatie.