Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Op niveau, deel 10000

1000000000 a

Jaar 9 (praktijkonderwijs)

amputeren = afzetten
evalueren = onderzoeken wat goed en wat slecht aan iets was
evangeliseren = de blijde boodschap brengen, de leer van Christus verkondigen
innoveren = vernieuwen
inventariseren = een lijstje maken van spullen en punten
liberaliseren = bevrijden van beperkingen en belemmeringen
professionaliseren = tot beroep maken
promoveren = naar een hogere klasse of functie gaan
authentieke = originele
monumentale = indrukwekkende
nostalgie = verlangen naar vroeger
bedevaart = reis naar een heilige plaats om daar te bidden
idealiter = in het beste, ideale geval
diversiteit = verscheidenheid, variatie
exploratie = verkenning
gemeengoed = algemeen bekende en aanvaarde opvatting
impuls = prikkel, oppepper
intrinsieke = echte, werkelijke
nihil = niets
omissie = verzuim, nalatigheid
Paradoxaal = tegenstrijdig lijkend
particuliere initiatieven = het beginnen van iets door burgers of ondernemers 
prototype = iemand die alle kenmerken van iets bezit
estafette = snelheidswedstrijd tussen ploegen waarbij ieder lid van een ploeg een stukje aflegt
esthetische = die met schoonheid te maken heeft
ethische = waarbij het erom gaat of iets goed of kwaad is
feminisering = het toenemen van de invloed van vrouwen
glamourwereld = wereld van schone schijn
incubatietijd = tijd tussen de besmetting en het uitbreken van een ziekte
ideologie = het geheel van de beginselen van een stelsel
Arisch(e) = blank en niet-Joods
psychotherapie = geneesmethode die werkt met psychische middelen
mentale = geestelijke
significant = veelbetekenend, opvallend
trawanten = handlangers
actualiseren = eigentijds maken
consulteren = raadplegen
fiscaliseren = belasting heffen
globaliseren = over de hele wereld verspreid raken
infantiliseren = kinderachtig en dom worden of maken
nasynchroniseren = de gesproken taal van een film opnieuw opnemen in een andere taal
oxideren = verbinden met zuurstof, roesten
profeteren = voorspellen
standaardiseren = tot een eenheid brengen, normaliseren
antecedenten = iemands voorgeschiedenis
apotheose = indrukwekkend einde
assertief = zelfverzekerd, in staat om voor zichzelf op te komen
egaliseren = gelijk maken
geagiteerd = opgewonden en zenuwachtig
generaliseren = op grond van één geval een heleboel gevallen op dezelfde
marchanderen = over voorwaarden onderhandelen, schipperen
militant = strijdbaar
narcistisch = ijdel, erg met zichzelf ingenomen
notabele = voornaam persoon
passe-partout = kaartje dat toegang geeft voor alle voorstellingen, rand van dun karton om een ingelijste foto of prent heen
prioriteit = voorrang
stigmatiseren = iemand een slechte naam bezorgen 
ultimatum = laatste, dwingende eis, waarna bij het niet-toegeven strafmaatregelen volgen
statistisch gezien = op te maken uit de grote hoeveelheid gegevens die met elkaar worden vergeleken
profijtbeginsel = principe dat de kosten van overheidsdiensten in rekening worden gebracht aan de gebruikers ervan
constitutie = gestel, manier waarop je lichaam in elkaar zit en functioneert
heikel =	 lastig, hachelijk
fixatie = zeer sterke gerichtheid
liquidatie = iemand uit de weg ruimen
commotie = opschudding
dialyse = bloedspoeling
interfereren = op elkaar inwerken 
implanteren = inzetten in levend weefsel
imponeren = indruk maken
improviseren = onvoorbereid uitvoeren
incasseren = innen
indexeren = koppelen aan het algemene prijsniveau
indoctrineren = een overtuiging opdringen
paraderen = een optocht houden
polemiseren = twisten in een dagblad over een bepaald onderwerp
preciseren = nauwkeurig omschrijven
provoceren = uitdagen, uitlokken
authentiek = niet-nagemaakt, origineel
altruïsme = onbaatzuchtigheid
ambivalent = tweeslachtig, tegenstrijdig
distinctie = welgemanierdheid, waardoor je je van anderen onderscheidt
dogma = geloofsbeginsel waarover niet te discussiëren valt
entourage = omgeving
excessief = buitensporig, extreem
flatteus = er leuk uitziend, mooier makend
malversatie = verduistering van geld
progressief tarief = tarief dat afhangt van het inkomen 
recidivist = iemand die opnieuw een misdaad pleegt
rehabiliteren = zuiveren van een slechte naam
routing = de weg die de klanten lopen
segregatie = apartheid
matineus = gewend vroeg op te staan
acute = plotseling en hevige
frivool = lichtzinnig, vrolijk en een beetje uitdagend
geobsedeerd = volledig in beslag genomen
uniciteit = het uniek-zijn, enig-zijn
sporadisch = zeer weinig
xenofoob = vreemdelingenhater
eufemistisch = verzachtende, verbloemende
demografische = over de bevolking
rivaliserende = die hun best doen anderen te overtreffen
triviale = Alledaagse, platte, gemene
legitimiteit = wettigheid, rechtmatigheid

ansjovis = sterk gezouten visje
balsamico = azijnsoort
bavarois = schuimige roompudding
bearnaisesaus = eiersaus
beaujolais = jonge wijn
bouillabaisse = vissoep
brochette = vleesspies
carpaccio = zeer dun gesneden rauwe vlees of vis
chateaubriand = biefstuk 
cordon bleu = gepaneerd kalfsvlees met ham en kaas
crêpe Suzette = geflaneerde flensen met likeur 
crouton = stukje in vet gebakken brood
entrecote = lapje rundvlees met vetrandje
fruits de mer = zeevruchten (schelpdieren)
gamba = grote garnaal
gelardeerd = met spek ombonden
getrancheerd = in plakjes gesneden
haricot vert = dunne sperziebonen
hors-d’oeuvre = koud voorgerecht
medaillon = rond lapje vlees
medium = half doorbakken (rood van binnen)
mousserend = bruisend
mozzarella = zachte witte kaas
praline = bonbon
profiterole = hartig/zoet gevulde soes
quiche = hartige taart
rioja = Spaanse wijn
rucola = scherpsmakende slasoort
spoom = met champagne overgoten sorbet
tagliatelle = lintvormige pastasoort
tapenade = dikke saus van olijven en olijfolie
tiramisu = zoet Italiaans nagerecht
tournedos = biefstuk van haas
Hart voor iets hebben= liefde, toewijding voor iets hebben
Het hart niet omhebben= Het niet durven
Een hart van steen hebben= zeer ongevoelig zijn
Een klein hartje hebben= ondanks grote mond of ruw uiterlijk snel geroerd, bewogen zijn
Een groot hart hebben= trots zijn
Een gebroken hart hebben= liefdesverdriet hebben
Iemand een hart onder de riem steken= iemand moed inspreken
Iemand een goed/ kwaad hart toedragen= goed/slecht jegens iemand gezind zijn
Het hart draait mij om in mijn lijf= ik walg vreselijk
Waar het hart van vol is, loopt de mond van over= als je ergens enthousiast over bent, praat je er veel over
Het hart klopte hem in de keel= hij zat erg in spanning
Hij heeft het hart op de tong= hij zegt ronduit wat hij denkt en voelt
Dat gaat mij aan het hart= dat doet mij verdriet
In hart en nieren= door en door
Met hart en ziel= met alle kracht en liefde
Iemand iets op het hart drukken= iemand iets met nadruk aanraden
Iets op het hart hebben= iets willen zeggen
Iets niet over het hart kunnen verkrijgen= het onmogelijk kunnen doen door gevoelsbezwaren
Met de hand over het hart strijken= iets vergeven
Uit het oog, uit het hart= wie afwezig is, wordt vergeten
Dat is mij uit het hart gegrepen= dat is precies wat ik vind/voel
Zijn hart vasthouden= erg bezorgd zijn
Zijn hart ophalen aan iets= er erg van genieten

Ingezonden op 16-06-2013 - 2141x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

hoi ik heb op t moment een seks date met ome wilbert.
doeidag kusjes van me zelluf doie xxxxxoxoxoxoxoxoxoxoxoxoxoxoxoxxxxoooooxxxx

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Op niveau, deel 10000

1000000000 a