Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans EU2.2
› 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans EU2.2
hoofdstuk 3
Jaar 2 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Het regent heel erg = Il pleut à torrents Een flits = Un éclair De uitdaging = Le défi De ochtend (punt in tijd) = Le matin De ochtend (periode) = La matinée Een wijziging = Un avenant Gebruiken / nodig hebben / neerleggen = Mettre Ik heb 45min nodig om naar kantoor te gaan = Je mets 45 minutes pour aller au bureau Ik gebruik, wij, zij = Je mets, nous mettons, ils mettent De file (b) = Le bouchon De kurk = Le bouchon de bouteille Een file (e) = Un embouteillage In de file staan = Être bloqué dans les bouchons Laat = Tôt Relaxen = Se reposer De buurman = Le voisin De buurvrouw = La voisine Ik vertaal, jij, hij, wij, jullie, zij = Je traduis, tu traduis, il traduit, nous traduisons, vous traduisez, ils traduisent Ik schrijf, wij, zij = J’écris, nous écrivons, ils écrivent Meenemen = Apporter De gastvrouw = La maîtresse de la maison Een maîtresse hebben (m/v) = Avoir une maîtresse / un amant Een gemeentehuis = Un hôtel de ville Het stadskantoor = La mairie De markt = Le marché De politie (p) = La police De politie (g) = La gendarmerie De winkels = Les magasins De winkeltjes = Les boutiques Winkelen (supermarkt) = Faire des courses Winkelen (winkels) = Faire des magasins Window shopping = Faire du lèche-vitrine Een school = Une école Middelbare school diploma = Le bac Het voetpad = Le trottoir De zebra = Le passage piéton De voetgangers = Les piétons Het stoplicht = Le feu de circulation Een fietser = Un cycliste Oversteken = Traverser Levendig = Animé Het leven in de stad is snel = La vie en ville est rapide In de auto rijd ik snel = En voiture je conduis vite De buitenwijk = La banlieue De wijk = Le quartier Meerdere = Plusieurs Het stadscentrum = Le centre de la ville De rij = La queue Ik woon in de Paulinstr = J’habite dans la rue Paulinstr Men vindt Auchon op de weg JFK / op de boulevard / op het plein = On se trouve Auchon sur l’avenue JFK / sur le boulevard / sur la place Aan de kant van / naast = À côté de Tegenover = En face de Op de hoek van = Au coin de Links van = À gauche de Tussen = Entre In het midden van (c) = Au centre de In het midden van (m) = Au milieu de Onderaan = En bas Bovenaan = En haut Een tankstation = Une station-service Tanken = Faire le plein Aan het eind van = Au bout de De gang / passage = Le couloir Aan het eind van de film = À la fin de la filme Achter de tuin = Derrière le jardin Het is een groene stad = C’est une ville verte Een miljoen inwoners = Un million d’habitants Levendig (a/v) = Animé / vivant Rustig / doods = Tranquille / mort Bruisend = Bruyant Er is herrie = Il y a du bruit Het is interessant = C’est intéressant Vervuild = Pollué Gevaarlijk = Dangereux Veilig = Sûr Rijk = Riche Arm = Pauvre Modern = Moderne Oud = Ancien Schoon = Propre Vies = Sale Goedkoop = Bon marché Duur = Cher Luxembourg, het ligt 300km van Parijs = Luxembourg, c’est à 300km de Paris Het is een land van grensgangers = C’est un pays frontaliers De grensganger forens = Le frontalier Voldoende van = Assez de Te veel van = Trop de Veel van (b) = Beaucoup de Weinig van = Peu de Een forens = Un navetteur Het landschap = Le paysage Bezitten / hebben = Posséder Een plaats = Un endroit Veel van (p) = Plein de Lelijk (m/l) = Moche / laid Extensief = Étendu Een steegje = Une ruelle Prachtig = Merveilleux Bergachtig = Montagneux De wandeling = La randonnée Ik woon in Trier sinds 3 maanden = J’habite à Trèves depuis 3 mois Ik heb een aardige vakantie = Je passe des vacances agréables Ik heb een goede vakantie = Je passe de bonnes vacances Gebruiken / help jezelf met = Se servir Een nieuw boek = Un nouveau livre Een nieuw gereedschap = Un nouvel outil Een mooi boek = Un beau livre Een mooi gereedschap = Un bel outil Een oud boek = Un vieux livre Een oud gereedschap = Un vieil outil Een kanaal, de kanalen = Un canal, les canaux Hip = Branché Het is erg dynamisch = Ça bouche beaucoup Het is duidelijk = C’est clair Ik wil bezoeken = Je veux visiter Je kan naar het centrum gaan = Tu peux aller au centre-ville De wens = La volonté Willen, ik, jij, hij, wij, jullie, zij = Vouloir, je veux, tu veux, il veut, nous voulons, vous voulez, ils veulent Kunnen, ik, jij, hij, wij, jullie zij = Pouvoir, je peux, tu peux, il peut, nous pouvons, vous pouvez, ils peuvent Het mobieltje = Le téléphone portable Duiken = Plonger Springen = Sauter De badmuts = Le bonnet de bain De auto parkeren = Stationner la voiture Rijden (ci / co / t) = Circuler / conduire / traverser Het fietspad = La piste cyclable Een boete krijgen = Recevoir une amende De lijn (e.g. hond) = La laisse Het opstijgen = Le décollage Een landing = Un atterrissage Zwaar = Lourd Licht = Léger Gaan zitten = S’asseoir Het gezang = Le chant Een goal scoren = Marquer un but Het lichaam = Le corps De schop = Le coup De donderslag = Le coup de foudre Een kont = Un cul
Ingezonden op 19-08-2013 - 1298x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!