Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Lijsten van coolebassist :D
› 77 Engels Idioom Follow Up hoofdstuk 77 - 93
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Lijsten van coolebassist :D
, deel 2
77 Engels Idioom Follow Up hoofdstuk 77 - 93
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
primary = voornaamste to grant = verlenen undergraduate = student neglect = verwaarlozing negligible = te verwaarlozen negligence = slordigheid attentive = oplettend altogether = helemaal gift; talent = talent aptitude = aanleg to crib = spieken survey = overzicht profincient = vaardig profinciency = vaardigheid to acquire = verkrijgen acquisition = aankoop phrase = woordgroep linguistics = taalwetenschap linguist = taalkundig to suspend = schorsen but = behalve tuition = onderwijs masculine = mannelijk feminine = vrouwelijk complexion = gelaatskleur limbs = ledematen to pierce = doorboren fatigue = vermoeidheid lap = schoot vigour = kracht vigorous = energiek to ache = pijn doen feeble = zwak to decay = achteruitgaan to crush = verpletteren sample = monster to caress = strelen to seize = grijpen to pant = hijgen to stoop = bukken to rub = wrijven to drag = slepen to stagger = wankelen to twist = draaien to tap = kloppen to jerk = rukken glanced = even kijken to fling = smijten to dodge = ontwijken to cling = zich vastklemmen to shiver = huiveren to relieve = verlichten to alleviate = verlichten to soothe = verlichten to monitor = controleren ensure = ervoor zorgen relief = hulp tranquil = rustig to ascertain = vaststellen to adminster = toedienen maternity = moederschap to be bound to = wel moeten safeguard = bescherming insanity = krankzinnigheid to deteriotate = slechter worden sane - gezond van geest sanity = geestelijke gezondheid to perish = omkomen late = overleden deceased = overleden lethal = dodelijk in accordance with = overeenkomstig to revive = reanimeren consciousness = bewustzijn solemn = plechtig obituary = in memoriam plague = pest martality = sterftecijfer for the sake of = vanwege to be prevalent = veel voorkomend beam = balk to sustain = steunen quaint; picturesque = schilderachtig property = eigenschap porch = portiek humble = eenvoudig to peep = gluren faint = zwak to retire = zich terugtrekken to insert = insteken damp = vochtig to entail = met zich meebrengen spark = vonk to fade = verwelken utter = totaal patch = plek mantelpiece = schouw ornament = snuisterij threshold =drempel to gather = verzamelen to chop = hakken to uproot = ontwortelen chest = kist to enhance = verhogen audible = hoorbaar to exclaim = uitroepen to deliberate = overleggen coarse = grof to observe = opmerken observation = opmerking plain = duidelijk eloquent = welsprekend eloquence = welsprekendheid to narrate = vertellen to relate = vertellen mute = sprakeloos elaborate = uitvoerig stationery = schrijfwaren to derive from = afleiden van scrap = stukje juvenille = jeugd fictitious; fictional = ficief outline = overzicht volume = deel villain = schurk to portray = beschrijven to affirm = bevestigen affirmative = bevestigend witty = geestig odd = eigenaardig deaf and dumb = doofstom to seal = verzegelen to indulge = verwennen indulgent = toegeeflijk blemish = smet candour = openhartigheid conceited = verwaand trait = karaktereigenschap fashion = manier civil = beleefd to amend = veranderen to make amends for = goedmaken prudent = voorzichtig corporal punishment = lijfstraffen by no means = helemaal niet to own = toegeven scum = uitschot harsh = hard to refrain (from) = zich onthouden (van) to induce = ertoe brengen apologetic = verontschuldigend crude = ruw to sense = voelen to lapse into = vervallen in to affect = doen alsof mischief = kattenkwaad mischievous = ondeugend wicked = slecht counsel = advies to sneer at = neerkijken op devotion = toewijding to tamper with = knoeien aan engaging = aardig smug/complacent = zelfvoldaan to meddle in = zich bemoeien met to question = in twijfel trekken breach = breuk to scold = een standje geven rash = overhaast to forsake = in de steek laten unruly = onhandelbaar mob = menigte to grumble = mopperen to assert = laten gelden hush = stilte to pay homage/tribute = eer betonen deceptive = bedreigelijk deception = bedrog to seek help = hulp zoeken content/contented = tevreden discontented = ontevreden to preach = verkondigen properly = goed improper = onjuist to alienate = vervreemden alienation = vervreemding to disallow = afkeuren to jeer at = uitjouwen to endeavour = proberen senseless = bewusteloos let alone = laat staan to eliminate = uitschakelen honourable = eervol partial = partijdig impartial = onpartijdig partiality = partijdigheid impartiality = onpartijdigheid to proclaim = uitroepen tot benefit = voordeel beneficial = gunstig trial = beproeving mountaineer = bergbeklimmer to descend = afdalen to utilise = benutten pursuit = bezigheid intended = bedoeld to treasure = bewaren outstanding = uitstekend heritage = erfgoed performer = artiest sculpture = beeldhouwwerk sculptor = beeldhouwer specimen = exemplaar to rehearse = repeteren highlight = hoogtepunt to disrupt = ontwrichten disruption = ontwrichting occurrence = gebeurtenis to ascribe to = toeschrijven aan to divert = omleiden verge = berm coach/carriage = koets terminus = eindstation overdue = over tijd to convey = vervoeren to be due = moeten aankomen to pull up = stoppen jammed/congested = verstopt congestion = verstopping charge = heffing gently = voorzichtig commonplace = gewoon navigation = scheepsvaart to puncture = een gaatje maken in to dazzle = verblinden vicinity = buurt to reverse = achteruitrijden rear = achterkant ramshackle = gammel grease = vet rag = lap bound for = op weg naar to propel = voortstuwen distress = nood craft = vaartuig to equip = uitrusten to encounter = ontmoeten encounter = ontmoeting attached = vastmaken haphazardly = op goed geluk incident = voorval to assure = verzekeren assurance = verzekering dreadful = vreselijk venture = waagstuk to venture = zich wagen to convert = veranderen discomfort = ongemak to pitch = opzetten to conform with = in overeenstemming zijn met property = eigendommen to disembark = van boord gaan savage = woest to hover = zweven to roar = brullen flock = kudde schapen to leap = springen pasture = weide to chase = achternazitten burden = last extermination = uitroeiing peasant = kleine boer to facilitate = vergemakkelijken to envelop = hullen hazard = gevaar hazardous = gevaarlijk to ramble; to roam = zwerven infinite = oneindig precipice = afgrond desolate = woest en verlaten arid = droog solitary = eenzaam solitude = eenzaamheid to inflict = toebrengen boundary = grens to designate = aanwijzen by and large = over het algemeen odour = stank to emerge = tevoorschijn komen to persist = aanhouden persistent = aanhoudend thug = gewelddadige crimineel juvenile delinquency = jeugdmisdaad to seek = trachten correlation = verband petty crime = kleine misdaad jeopardy = gevaar to jeopardise = in gevaar brengen to plot = samenzweren precautionary measure = voorzorgsmaatregel to resort to = zijn toevlucht nemen tot pursuit = achtervolging to arouse = wekken to employ = gebruiken detection = opsporing to lure = lokken undeniable = ongetwijfeld brutal = wreed brutality = wreedheid disgrace = schande disgraceful = schandalig to snatch = grijpen trail = spoor to shudder = huiveren to repent = berouw hebben alert = oplettend to alert = waarschuwen to be at large = vrij rondlopen dispute = geschil to confine = beperken / opsluiten to verify = verifieren to banish = verbannen convict = dwangarbeider to summon = oproepen to maintain = beweren to trespass = op verboden terrein zijn to plead = pleiten to enforce = uitvoeren to penalise = straffen to clarify = toelichten to outlaw = verbieden minute = heel nauwkeurig to counter = tegengaan counterpart = tegenhanger to exclude = uitsluiten to detain = vasthouden to expose = ontmaskeren to devise = bedenken thus = zo menace = bedreiging to rule / to reign = regeren recognition = erkenning overwhelming = overweldingend pledge = belofte the polls = de verkiezingen to suppress = onderdukken to curb = beperken to abstain from = zich onthouden van to nominate = nomineren subject = burger capacity = hoedanigheid refuge = toevlucht to distribute = verdelen distribution = verdeling merit = verdienste rigorous = drastisch conspiracy = samenzwering prominent = prominent to reform = hervormen participation = participatie sanction = sanctie to modify = wijzigen session = zitting to consult = overleggen consultation = overleg to manage = besturen; leiden profit = winst profitable = winstegevend share = aandeel to share = delen stocks = effecten stock exchange = effectenbeurs warehouse = pakhuis trade = handel to expand = uitbreiden expansion = uitbreiding to compete = concurreren competition = concurrentie competitor = concurrent competitive = concurrerent boom = snelle groei to boom = snel groeien prosperous = welvarend prosperity = welvaart to prosper = bloeien to yield = opleveren lucrative = winstgevend to flourish = bloeien joint = gezamelijk to exercise = uitoefenen manifestation = teken wholesale = groothandel retail = detailhandel retailer = detaillist; kleinhandelaar debt = schuld to go bankrupt; to go broke = failliet gaan bankruptcy = faillissement so start from scratch = met niets beginnen to insure = verzekeren insurance = verzekering to establish; to found = stichten executive = leidinggevende briefcase = aktetas to transfer = overbrengen to locate = vestigen to benifit; to profit = profiteren van to settle = regelen plant = fabriek shrewd = slim attorney = gevolmachtigde magnate = grootindustrieel premises = gebouw; pand commerce = handel to boost = bevorderen; stimuleren board of directors = raad van commissarissen turnover = omzet outlet = verkooppunt to invent = uitvinden invention = uitvinding recession = recessie trader = handelaar firm = firma supply and demand = vraag en aanbod equivalent = equivalent tax = belasting barrier = belemmering; barrière to switch = overschakelen switch = overschakeling auction = veiling setback = tegenslag to claim = (op)eisen bargain = koopje to bargain = onderhandelen (over de prijs) to charge = rekenen receipt = kassabon to thrive = bloeien to cash in on = profiteren van to relate to = in verband staan met
Ingezonden op 01-10-2013 - 15593x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!