Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans en Japans
› 8 2000 Duitse woorden deel 7
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans en Japans
8 2000 Duitse woorden deel 7
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Einordnung = de rangschikking; de inpassing; de indeling; de classificatie; de kwalificatie ruchbar = bekend etwas hinnehmen = accepteren einhergehen = samengaan; gepaard gaan hochdotiert = goed betaald das Sujet = het onderwerp der Fehlschluss = de verkeerde conclusie die Zumutung = het te veel vragen; het te veel vergen der Stipendiat = de beursstudent berauschen = in vervoering brengen das Negationswort = het ontkenningswoord die Aura = de aura; de stralenkrans die Kapitalrendite = het rendement die Zutraulichkeit = het vertrouwen in elkaar; de vertrouwdheid der Etat = de begroting der Schnorrer = de bedelaar; de klaploper vielspaltig = in veel kolommen der Bedürftige = de arme; de behoeftige der Zeitgeist = de tijdgeest die Verführung = de verleiding die Überfremdung = de infiltratie; de binnendringing die Bedingung = de voorwaarde die Sozialleistungen = de sociale lasten tropfen = druppelen spritzen = spuiten die Statue = het beeld; het standbeeld das Wahrzeichen = het symbool; het oriëntatiepunt zerstören = verwoesten der Handlanger = de loopjongen; de knecht; de handlanger heimsuchen = teisteren spenden = schenken das Lebensmuster = het leefpatroon unbedingt = onvoorwaardelijk; beslist; absoluut; noodzakelijkerwijs; perse überanstrengen = te veel vergen van der Schatten = de schaduw ausgleichen = vereffenen; gelijkmaken; aanvullen der Krach = de ruzie neuerdings = de laatste tijd der Umschwung = de ommekeer verzweifeln = wanhopen mies = beroerd die Sucht = de verslaving die Etagenwohnung = de flat; het appartement die Drogen = de drugs der Auszug = het vertrek; de verhuizing stattlich = deftig; imposant polstern = stofferen; opvullen zimperlich = kleinzerig die Ganztagsbetreuung = de begeleiding; de verzorging voor de hele dag auf sich halten = aan zijn uiterlijk denken; aan zijn reputatie denken sich verlagern = zich verplaatsen die Billigung = de goedkeuring verständigen = verwittigen; op de hoogte brengen; waarschuwen im Nachhinein = achteraf; achteraf bezien; achteraf gezien; in retrospectief nachträglich = achteraf; alsnog längst = al lang bisher = tot nu toe bislang = tot nog toe; tot dusverre recht = echt; behoorlijk ohnehin = toch al; sowieso jeweils = telkens allenfalls = hoogstens eigens = speciaal offensichtlich = duidelijk; kennelijk anscheinend = vermoedelijk; waarschijnlijk angeblich = zogenaamd; naar men zegt geradezu = gewoonweg; in één woord namentlich = vooral; met name zudem = bovendien halt = nu eenmaal keineswegs = geenszins; volstrekt niet; in geen geval daher = daarom demnach = derhalve; dientengevolge deswegen = daarom somit = dus; zodoende kindlich = kinderlijk der Halt = het houvast die Kindheit = de kinderjaren wachsen = groeien die Tanzdiele = de dancing der Reiz = de prikkel; de prikkeling kindisch = kinderachtig neidisch = jaloers die Klamotten = de kleren stehen auf = gek zijn op die Reife = de rijpheid das Wachstum = de groei die Volljährigkeit = de meerderjarigheid die Herkunft = de afkomst der Frust = de frustratie gleichaltrig = even oud erwachsen = volwassen reiflich = rijp das Viertel = de wijk die Zugehörigkeit = de verbondenheid das Bedürfnis = de behoefte die Berücksichtigung = het rekening houden met die Kinderbetreuung = de kinderverzorging schlichten = beslechten ankotzen = kotsen van los = gaande taugen = deugen die Verzögerung = de vertraging sich die Hacken ablaufen = zich de benen uit het lijf lopen vertreiben = verkopen übermitteln = doorgeven der Kernkraftgegner = de tegenstander van kernenergie die Schelte = het standje; de berisping die Schonung = de omzichtigheid die Ansicht = de mening der Aufschluss = het uitsluitsel Anspruch erheben = aanspraak maken gewachsen = opgewassen die Nachgiebigkeit = de toegeeflijkheid aufbegehren = zich verzetten das Umfeld = het milieu schillernd = regenboogkleurig; glanzend rücksichtslos = meedogenloos anspruchsvoll = veeleisend die Vorgehensweise = de manier van optreden sich entziehen = zich onttrekken aan die Erholung = de ontspanning der Urlaub = de vakantie der See = het meer die See = de zee der Aufenthalt = het verblijf das Gepäck = de bagage das Erlebnis = de belevenis; de ervaring zelten = kamperen sich erholen = zich ontspannen der Feierabend = het einde van de werktijd, de vrije tijd zähflieβender Verkehr = lanzaam rijdend verkeer der Wirt = de caféhouder die Gaststätte = het restaurant die Unterkunft = het onderkomen Sport treiben = sport beoefenen die Unterhaltung = het amusement wandern = rondtrekken spazierengehen = wandelen das Segelboot = de zeilboot das Flugzeug = het vliegtuig die Freizeitkleidung = de vrijetijdskleding sich entspannen = zich ontspannen der Imbiss = de snack; het hapje; de snackbar; de cafetaria die Schleife = de bocht der Berghang = de berghelling die Fassade = de gevel erholsam = ontspannend die Glanzleistung = de topprestatie die Vorfreude = de voorpret sesshaft = woonachtig aus der Bahn werfen = uit zijn gewone doen brengen das Quartier = het onderkomen das Herumstreifen = het rondzwerven der Überschuss = het overschot gestalten = vormgeven der Kahn = het bootje herbeisehnen = snakken naar die Verseuchung = de besmetting die Müllentsorgung = de afvalverwerking abmildern = verzachten herauslösen = door oplossen verwijderen der Schrott = het puin die Mehrwertsteuer = de BTW der Maurer = de metselaar der Klempert = de loodgieter die Großzügigkeit = de vrijgevigheid; de generositeit; de gulheid die Weichen stellen = de weg inslaan; de wissels stellen die Rüben = de bieten die Bucht = de baai das Rinnsal = het stroompje das Unwetter = het noodweer der Gipfel = de top der Polarstern = de poolster die Sternschnuppe = de vallende ster das All = het heelal die Kuchenschabe = de kakkerlak der Klimawandel = de klimaatverandering die Auswirkung = het effect der Treibhauseffekt = het broeikaseffect die Verknappung = het schaars worden abholzen = kappen die Rodung = de rooiing ausufern = buiten de oevers treden die Uberflutung = de overstroming der Pegel = het peil die Resource = de hulpbron die Kernkraft = de kernenergie das Kraftwerk = de energiecentrale die Anlage = het complex der Atommeiler = de kernreactor sickern = sijpelen der Atomausstieg = het stoppen met de energiewinning in kernreactoren erneuerbar = duurzaam die Entsorgung = de opslag der Sperrmull = het grofvuil die Wiederverwertung = het hergebruik die Verwertungsabgabe = de verwijderingsbijdrage der Okostrom = de groene stroom der Biokraftstoff = de biobrandstof die Einwegflasche = de wegwerpfles der Muhrweganteil = het hergebruiksaandeel der Zusatz = de toevoeging die Massentierhaltung = de bio-industrie das Meer = de zee der Nebel = de mist das Gewitter = het onweer heiter = helder die Hecke = de heg das Siegel = het keurmerk der Naturschutz = de natuurbescherming die Umwelt = het milieu umweltfreundlich = milieuvriendelijk die Ozonschicht = de ozonlaag der Mull = het vuilnis erhalten = behouden die Verschmutzung = de vervuiling der Abgeordnete = de afgevaardigde zurücktreten = aftreden die Tagung = het congres der Bundeshaushalt = de begroting (van de BRD) die Wahlbeteiligung = de opkomst bij de verkiezingen das Bundesministerium = het bondsministerie die Macht erhalten = de macht behouden die Wahlzelle = het stemhokje der Außenminister = de minister van buitenlandse zaken die Unabhängigkeit = de onafhankelijkheid die Vertrauensfrage stellen = de vertrouwenskwestie stellen die Gipfelkonferrenz = de topconferentie sich sträuben = zich verzetten sich vergegenwärtigen = voor de geest halen der Eidgenosse = de Zwitser sich ducken = zich onderwerpen aan weltanschaulich = wereldbeschouwelijk zutage fördern = aan het licht brengen nachrüsten = doorgaan met de bewapening; verder bewapenen; uitrusten entgleisen = ontsporen die Wahrung = de behartiging; de bescherming; de instandhouding schmälern = verminderen erörten = bespreken die Auseinandersetzung = de ruzie; de discussie; het meningsverschil; de woordenwisseling sich verständigen = communiceren; zich verstaanbaar maken das Verständnis = het begrip der Vorbehalt = het bezwaar; het voorbehoud voraussetzen = uitgaan van; vooronderstellen erwähnen = vermelden hervorbringen = uitbrengen hervorheben = nadruk geven; accentueren; de nadruk leggen op Bescheid sagen = op de hoogte brengen sich herumsprechen = rondgaan; de ronde doen faseln = zwammen; leuteren sich ausmalen = zich voorstellen die Mundart = het dialect die Geste = het gebaar das Informationszeitalter = het informatietijdperk der Lagebericht = het verslag van de situatie der Erfahrungsbericht = het ooggetuige(n)verslag die Auskunft = de informatie; de inlichting die Hauptaussage = de belangrijkste uitspraak die Berichterstattung = de verslaggeving eintragen = noteren; boeken, registreren; inschrijven; deponeren; opleveren, opbrengen; invoeren (data) das Verzeichnis = de lijst; het register die Schlagzeile = de vette kop (in een krant) das Schlagwort = de leus; de slogan die Datei = het bestand speichern = opslaan die Tastatur = het toetsenbord die Müllbox = de prullenbak; de prullenmand die Öffentlichkeit = de publiciteit der Medienrummel = het mediaspectakel ins Bild rücken = voor het voetlicht treden die Sendereihe = de programmareeks die Moderation = de presentatie ansagen = aankondigen aufzeichnen = opnemen mitschneiden = opnemen einblenden = invoegen die Einschaltquote = het kijkcijfer das Medienforschungsinstitut = het instituut voor mediaonderzoek; het mediaonderzoeksinstituut der Fortschritt = de vooruitgang kündigen = opzeggen; beëindigen; ontslag nemen der Stundenlohn = het uurloon das Gehalt = het salaris; het loon der Gärtner = de tuinman der Schlosser = de metaalbewerker die Werkstatt = de garage; de werkplaats; het atelier die Freude = de vreugde die Schwerpunkt = het zwaartepunt die Erwerbslosigkeit = de werk(e)loosheid der Überblick = het overzicht zuverlässig = betrouwbaar die Heimat = het geboorteland; het vaderland sich bewerben (um) = solliciteren (naar) geeignet = geschikt; gepast; passend losgehen = beginnen anstrengend = inspannend das Holzbrett = de houten plank beschäftigt sein = bezig zijn hochziehen = omhoogtrekken zur Verfügung = ter beschikking beträchtlich = aanzienlijk; behoorlijk reichen = genoeg zijn; toereikend zijn malen = schilderen der Lärm = het lawaai basteln = knutselen die Rücksicht = het rekening houden die Lehre = de leer die Fließband = de lopende band
Ingezonden op 04-10-2013 - 2397x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!