Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans en Japans
› 11 Meer Duitse woorden deel 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans en Japans
11 Meer Duitse woorden deel 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abbauen = verminderen (ab)fordern = eisen der Absatz = alinea die Abgase = uitlaatgassen abstimmen = stemmen ablehnen = afwijzen allemal = in ieder geval; telkens absichtlich = met opzet das Abkommen = overeenkomst abrüsten = ontwapenen ahnungslos = niets vermoedend der Abgeordnete = afgevaardigde Abhilfe schaffen = uitkomst bieden allenfalls = hoogstens allerdings = echter; evenwel; zeker allenthalben = overal ähnlich = lijkend op also = dus alltäglich = dagelijks der Angestellte = employé; werknemer angemessen = geschikt; passend die Anforderung = eis das Anführungszeichen = aanhalingsteken anfällig = gevoelig; vatbaar altertümlich = ouderwets allmählich = langzamerhand angreifen = aanvallen angesichts = met het oog op angezeigt sein = raadzaam zijn veranlassen = aanleiding geven ankurbeln = op gang brengen angeblich = zogenaamd; naar men zegt anerkennen = waarderen die Ansammlung = verzameling der Aufbruch = vertrek der Aufkleber = sticker aufklären = voorlichten; ophelderen aufbegehren gegen = in opstand komen tegen (die) Anzeige erstatten = aangifte doen die Annahme = veronderstelling anspruchsvoll = veeleisend anspruchslos = bescheiden anscheinend = schijnbaar annähernd = bij benadering aufmerksam = attent; aandachtig (sich) anstrengen = (zich) inspannen; zich inspannen einen Antrag stellen = verzoeken (sich) auflösen = oplossen; verdwijnen der Antrag = verzoek anregen = prikkelen; stimuleren anlässlich = naar aanleiding van die Ansicht = mening anschaulich = levendig; duidelijk in Anlehnung an = in aansluiting op die Auffassung = opvatting aufgescholossen = open; toeschietelijk; tolerant das Anliegen = verlangen; wens (den) Anspruch erheben = aanspraak maken aufdecken = onthullen der Anreiz = prikkel das Anzeichen = teken; symptoom die Anweisung = bevel; instructie der Ansatz = begin; beginsel aufschlussreich = informatief der Aufschwung = opleving Aufsehen erregen = opzien baren die Aufspaltung = opsplitsing der Auftakt = begin der Aufwand = inspanning; moeite; ophef aufwendig = duur; ingewikkeld die Aufwendungen = kosten; moeite aufwiegen = opwegen tegen die Ausbildung = opleiding ausdrücken = uitdrukken; tot uitdrukking brengen auseinanderklaffen = zeer erg uiteenlopen auseinandersetzen = zich bezig houden met; van gedachten wisselen ausgleichen = compenseren; weer goed maken die Auskunft = inlichtingen; informatie die Auslese = selectie; keuze; sortering; elite ausloten = peilen ausreichend = voldoende die Aussage = uitspraak aussagefähig = veelzeggend die Ausschreitungen = ongeregeldheden der Ausschluss = commissie außerdem = bovendien (sich) äußern = uiten; zich uitlaten außerordentlich = buitengewoon aussteigen = uitstappen; ermee ophouden die Ausstellung = tentoonstelling bald ... bald = nu eens ... dan weer beabsichten = van plan zijn beanspruchen = opeisen; in beslag nemen beanstanden = bezwaar maken der Bedarf = behoefte bedauern = spijt hebben bedenkenlos = zonder enig bezwaar bedingen = bepalen; veroorzaken bedingt = beperkt; onder voorwaarde; tot op zekere hoogte bedürfen = nodig hebben; behoeven beeinträchtigen = nadelig beïnvloeden befördern = vervoeren; bevorderen befürworten = pleiten voor begegnen = ontmoeten die Begeisterung = enthousiasme begründen = motiveren behaftet = behept; belast behalten = houden; onthouden beharrlich = hardnekkig; vasthoudend behaupten = beweren; handhaven beheben = uit de weg ruimen Behörden = autoriteiten; overheid beimessen = toekennen belegen = bewijzen beliebig = willekeurig bemängeln = kritiseren bemerkenswert = opmerkelijk das Benehmen = gedrag beobachten = waarnemen bequem = gemakkelijk der Berater = adviseur berechtigen = het recht geven berechtigt = rechtvaardig der Bereich = gebied der Bericht = verslag die Berichterstattung = verslaggeving berücksichtigen = rekening houden met beschäftigt = bezig; aan het werk die Beschäftigung = werkgelegenheid bescheren = geven; opleveren beschleunigen = bespoeden; versnellen beschränken = beperken beschützen = beschermen (sich) beschweren = zich beklagen besiedelt = bevolkt bestätigen = bevestigen bestehen = slagen bestimmen = bepalen bestreiten = ontkennen; betwisten; bekostigen bestürzend = verontrustend
Ingezonden op 04-10-2013 - 1862x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!