Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
atdam 3U
› 1120 Worthilfe 11-20
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
atdam 3U
1120 Worthilfe 11-20
Jaar 5 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
das Verbrechen = de misdaad die Einzelheit = de bijzonderheid ; het detail die Anweisung = de instructie der Widerstand = het verzet gewaltsam = met geweld aufrechterhalten = handhaven angeblich = naar men zegt ertappen = betrappen vorgehen = optreden, gebeuren gemäß = in overeenstemming met der Hinweis = de aanwijzing ; de tip verlässlich = betrouwbaar sich aussetzen = zich blootstellen aan unterschlagen = verduisteren entlarven = ontmaskeren die Sicherheit = de veiligheid der Verhaftete = de arrestant rücksichtlos = meedogenloos anzeigen = aangeven die Anzeige = de aangifte ermitteln = opsporen mutmaßlich = vermoedelijk entwenden = ontvreemden vorwerfen = verwijten gestehen = bekennen das Geständnis = de bekentenis die Kripo = de recherche ergeben = opleveren das Vergehen = het vergrijp ; het delict überführen = schuldig bevinden aan die Hochstapelei = de oplichterij die Demütigung = de vernedering demütig = deemoedig ; nederig der Tatort = de plaats van het misdrijf verdächtigen = verdenken van der Verdacht = de verdenking in Verdacht haben = verdenken büßen = boeten das Bußgeld = de boete entlassen = ontslaan ohne Bewärung = onvoorwaardelijk auf Bewährung = voorwaardelijk der Anwalt = de advocaat vernehmen = verhoren anzünden = in brand steken zündend = gloedvol aufklären = ophelderen das Gesetz = de wet gesetzwidrig = in strijd met de wet zuwider sein = tegen staan die Spurensicherung = het forensisch-technisch onderzoek nachweisen = bewijzen verstoßen gegen = overtreden der Verstoß = de overtreding verhängen über = opleggen mildernd = verzachtend verletzen = schenden ausgedehnt = uitgebreid der Schutz = de bescherming bedrohlich = bedreigend unheimlich = akelig, ontzettend ; akelig, enorm ; niet op mijn gemak, ontzettend ; niet op mijn gemak, enorm vorbeugen = voorkomen gewährleisen = garanderen die Alarmanlage = de alarminstallatie warnen = waarschuwen sich hinwegsetzen über = zich niets aantrekken van plädieren für = pleiten voor fürchten = vrezen die Furcht = de vrees ; de angst der Zoo = de dierentuin offenbar = blijkbaar niedlich = lief ; aardig die Schnecke = de slak wittern = ruiken die Ausnahme = de uitzondering ausgenommen = uitgezonderd der Tierschutz = de dierenbescherming der Wal = de walvis verscheuchen = doen opschrikken die Vogelscheuche = de vogelverschrikker beobachten = gadeslaan ; observeren die Art = de soort die Arterhaltung = het behoud van de soort der Versuch = de proef ; het experiment die Herde = de kudde die Zucht = het fokken ; het kweken der Nachwuchs = het kroost ; de nakomeling gesellig = in groepen levend selten = zeldzaam die Bedingung = de omstandigheid ; de voorwaarde zerstören = vernietigen die Seuche = de epidemie die Massentierhaltung = de intensieve veehouderij das Verhalten = het gedrag die Wirtschaft = de economie, het bedrijfsleven wirtschaftlich = economisch das Wirtschaftswunder = het economisch wonder sich erholen = herstellen das Wachstum = de groei das Angebot = het aanbod die Niederlassung = het filiaal die Erweiterung = de uitbreiding die Senkung = de verlaging die Finanzlage = de financiële positie anlegen = beleggen der Ertrag = de opbrengst das Verfahren = het procedé ; de methode ankurbeln = aanzwengelen erzielen = behalen sich anhäufen = zich ophopen das Kaufhaus = het warenhuis verführen = verleiden erschließen = ontsluiten der Umzug = de verhuizing das Muster = het monster, het patroon verschuldet sein = schulden hebben die Währung = de valuta ; de munt abheben = opnemen sich auszahlen = de moeite waard zijn ; renderen der Rabatt = de korting der Aufwand = de kosten fördern = bevorderen bewerten = waarderen der Hersteller = de producent herstellen = produceren der Rohstoff = de grondstof knapp = schaars verschlingen = verslinden die Marktlücke = het gat in de markt die Nachfrage = de vraag leihen = lenen überprüfen = controleren der Kunde = de klant die Nutzung = het gebruik der Geldschein = het bankbiljet der Bedarf = de behoefte das Bargeld = het contant geld der Wettbewerb = de concurrentie werben = reclame maken zuständig = verantwoordelijk das Entgelt = de beloning zur Verfügung stellen = ter beschikking stellen der Landwirt = de landbouwer erhalten = krijgen erhältich = verkrijgbaar die Anzeige = de advertentie verwalten = beheren das Defizit = het tekort rationieren = rantsoeneren beeinträchtigen = verminderen abbauen = inkrimpen ; verminderen halten für = aansprakelijk zijn voor untauglich = ondeugdelijk erwirtschaften = behalen der Geschäftsbericht = het jaarverslag scheitern = mislukken erfolgreich = succesvol die Frist = de termijn kurzfristig = op korte termijn die Rente = het pensioen ; de uitkering der Rentner = de gepensioneerde die Zinsen = de rente die Gepflogenheiten = de gewoonten das Merkmal = het kenmerk verinbaren = overeenkomen die Vereinbarung = de overeenkomst beteiligt sein an = betrokken zijn bij das Gedächtnis = het geheugen die Gedächtnisfeier = de herdenkingsplechtigheid die Liebenswürdigkeit = de beminnelijkheid ; de vriendelijkheid die Fähigkeit = de capaciteit ; het talent fähig = bekwaam, in staat der Vordergrund = de voorgrond vordergründig = oppervlakkig angeben = opscheppen ; pochen angeblich = zogenaamd prahlen mit = opscheppen over nachgiebig = toegevend nachgeben = toegeven aan der Trotz = de koppigheid trotzig = koppig verletzen = kwetsen die Natur = de aard der Charakterzug = de karaktertrek mürrisch = nors mürren = mopperen die Ausdauer = het uithoudingsvermogen das Versprechen = de belofte versprechen = beloven sich anstrengen = zich inspannen Wert legen auf = prijs stellen op gewachsen = opgewassen tegen sich täuschen = zich vergissen darüber hinwegtäuschen = verbloemen ; verhullen täuschen = misleiden die Tücke = de gemeenheid ; de geniepigheid entfalten = ontplooien die Laune = het humeur launisch = humeurig launig = luimig ; komisch eingestehen = bekennen wahrhaben = toegeven aufgeschlossen = open ; toegankelijk die Toleranz = de verdraagzaamheid überdurchschnittlich = meer dan gemiddeld schätzen = waarderen der Vorwurf = het verwijt der Anreiz = de prikkel ; de stimulans großzügig = ruimdenkend der Einklang = de harmonie hinnehmen = accepteren der Eigennutz = het eigenbelang weich = zacht ; zachtmoedig unbeirrt = onverstoorbaar irreführen = misleiden schmackhaft = smakelijk Geschmackssache = een kwestie van smaak ekelhaft = walgelijk anekeln = doen walgen die Abneigung = de afkeer die Miene = het gezicht ; de gezichtsuitdrukking sich entscheiden = een keuze maken entscheiden = beslissen empfehlen = aanbevelen das Empfehlungsschreiben = de aanbevelingsbrief verpönt = streng verboden herstellen = vervaardigen die Zutat = het ingrediënt gewürzt = gekruid würzen = kruiden die Würze = de kracht der Ruf = de reputatie ausgezeichnet = uitstekend auszeichnen = onderscheiden die Lagerung = de opslag lagern = liggen ; opgeslagen liggen löschen = lessen, blussen herkömmlich = traditioneel ernähren = voeden der Sonderwunsch = de speciale wens
Ingezonden op 14-10-2013 - 1758x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
28-09-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!