Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

gewoon DE belangrijke lijsten die je nodig hebt

1 duits TRABITOUR hoofdstuk 1 plauderecke en woordjes

Jaar 4 (vwo)

Waar ben je op vakantie geweest? = Wo warst du in den Ferien?
Wat heb je gedaan? = Was hast du gemacht?
Hoe lang was je op vakatie? = Wie lange warst du im Urlaub?
Met wie was je op reis? = Mit wem warst du verreist?
Hoe was de camping/het hotel? = Wie war der Campingplatz/das Hotel?
Waarom zijn jullie thuis gebleven? = Warum seid ihr zu Hause geblieben?
Waarom zijn jullie naar Luzern gegaan? = Warum seid ihr nach Luzern gafahren?
Waarom heb je in hotels gelogeerd? = Warum hast du in Hotels übernachtet?
Ben je met de auto gegaan? = Bist du mit dem Auto gefahren?
Wat voor reis zou je volgend jaar/na je eindexamen willen maken? = Was für eine Reise würdest du nächstes Jahr/nach dem Abitur machen wollen?
Reisbureau Adria, goedemorgen, wat kan ik voor u doen? = Reisebüro Adria, guten Morgen, was kann ich für Sie tun?
In welk land kan ik het beste de vakantie doorbrengen? = In welchem Land kann ich am besten den Urlaub verbringen?
Welke bezienswaardigheden moet ik beslist zien? = Welche Sehenswürdigkeiten muss ich unbedingt sehen?
Waarom reis je niet naar Rome? = Warum reist du nicht nach Rom?
Hoe rijd ik daar het snelste naartoe? = Wie komme ich am schnellste hin?
Welk hotel raad u mij aan? = Welches Hotel empfehlen Sie mir?
Zou ik daar een paar folders van mee mogen nemen? = Könnte ich einige Prospekte mitnehmen?
Kan ik nu al boeken? = Kann ich jetzt schon buchen?
sogar = zelfs
demnach = dus
nahezu, fast = bijna
ähnlich = soortgelijk; dergelijk
zwar = wel; weliswaar
etwa = bijvoorbeeld
die Aussage = de uitspraak
außerdem, zudem = bovendien
vermitteln = bemiddelen; overdragen
enthalten = bevatten
die Daten = de gegevens
nur = maar; slechts
gerade = juist; net
leider = helaas
ersetzen = vervangen
fordern = eisen
stattdessen = in plaats daarvan
dennoch = toch
aber = maar; echter
trotzdem = desondanks
also = dus
nach wie vor = nog steeds
jedoch = echter
zum Beispiel = bijvoorbeeld
wenn = als
die Bedingung = de voorwaarde
die Erkenntnis = het inzicht
fördern = bevorderen; steunen
die Ernährung = de voeding
der Erfolg = het succes
het avontuur = das Abenteuer
de afrit = die Ausfahrt
de inlichting = die Auskunft
de spoorwegen, de trein = die Bahn
de bergwandeling, bergtocht = die Bergwanderung
de passagier = der Fahrgast
de rit, de reis = die Fahrt
het voertuig = das Fahrzeug
de snelheid = die Geschwindigkeit
de eeuw = das Jahrhundert
de middeleeuwen = das Mittelalter
de personenauto = der PKW 
de vrachtauto = der LKW
de olie = das Öl
de all-in reis = die Pauschalreise
de folder = der Prospekt
het centrum van de stad = die Stadtmitte
het vliegtuig = das Flugzeug
de helikopter = der Hubschrauber
het traject, gedeelte van een route = die Strecke
de wereld = die Welt
iedere dag = jeden Tag
Goede reis! = Gute Fahrt!
Prettige vlucht = Einen angenehmen Flug!
de trein missen = den Zug verpassen
een kaartje afstempelen = eine Fahrkarte entwerten
naar Afrika reizen = nach Afrika reisen
naar de VS reizen = in die USA reisen
naar het buitenland gaan = ins Ausland fahren
bij mij op de camping = bei mir auf dem Campingplatz
op het Centraal Station = am Hauptbahnhof
via Frankfurt = über Frankfurt
van 2 tot en met 8 augustus = vom zweiten bis zum achten August
een formulier invullen = ein Formular ausfüllen
tweeëneenhalf = zweieinhalb
comfortabel = bequem
gratis = kostenlos
voordelig = preisgünstig
verhuizen = umziehen
trekken = ziehen
kamperen = zelten
sneller dan = schneller als
het snelst = am schnellsten
oversteken = überqueren
onderweg = unterwegs
het verblijf = der Aufenthalt
de ambassade = die Botschaft
de camping = der Campingplatz
het monument = das Denkmal
de belevenis = das Erlebnis
de rondleiding = die Führung
de gast = der Gast
het hotel-restaurant = der Gasthof
de creditcard = die Kreditkarte
de privéwoning = die Privatwohnung
de reisgids = die Reiseführer
de richting = die Richtung
de bezienswaardigheid = die Sehenswürdigkeit
de menukaart = die Speisekarte
de eetzaal = der Speisesaal
de talenkennis = die Sprachkenntnisse
de VVV = das Fremdenverkehrsamt
de munteenheid = die Währung
volpension = Vollpension
halfpension = Halbpension
overnachting met ontbijt = Übernachtung mit Frühstück
de eerste keer = das erste Mal
voor de eerste keer = zum ersten Mal
Fijne vakantie! = Schöne Ferien!
het is de moeite waard = es lohnt sich
op de terugreis = auf der Rückreise
in de buitenlucht slapen = im Freien schlafen
andere culturen leren kennen = andere Kulturen kennenlernen
nieuwsgierig zijn naar = gespannt sein auf
een taalcursus volgen = einen Sprachkurs machen
een bankrekening openen = ein Bankkonto eröffnen
een baantje hebben = jobben
zich iets kunnen permitteren = sich etwas leisten können
ik heb gereserveerd = ich habe reserviert
vertrekken = abfahren; abreisen
contant betalen = bar zahlen
adviseren = beraten
bevestigen = bestätigen
beleven = erleben
parkeren = parken
op reis gaan = verreisen
inclusief = inklusive
alvast, van tevoren = im Voraus
akkoord = einverstanden
iets heel nieuws = etwas ganz Neues

Ingezonden op 17-10-2013 - 2819x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

succes!

Maak een melding als er iets niet klopt!

Vakken

gewoon DE belangrijke lijsten die je nodig hebt

1 duits TRABITOUR hoofdstuk 1 plauderecke en woordjes