Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Carte Orange unit 1
› 1 apprendre 1 t/m 8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Carte Orange unit 1
, deel 1
1 apprendre 1 t/m 8
Jaar 1 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la France = Frankrijk un pays = een land une ville = een stad un village = een dorp le car = de autobus une auto = een auto l'autoroute (v) = de autosnelweg le train = de trein de = van à = naar l'océan (m) = de oceaan deux filles = twee meisjes deux garçons = twee jongens il = hij il s'appelle = hij heet il habite = hij woont à = 1 naar; 2 in sport préféré = lievelingssport le football = voetballen voilà = daar is elle = zij aussi = ook elle est = zij is dans = in la classe = de klas c'est = het is, dat is un copain = een vriend le roller = rolschaatsen, skaten nouvelle = nieuw le quartier = de buurt C'est un copain de David. = Het is een vriend van David. Paris est une ville. = Parijs is een stad. Le train de Paris à Lille. = De trein van Parijs naar Lille. Sophie est dans la classe de David. = Sophie zit in de klas bij David. un = een (m) une = een (v) le = de/ het (m) la = de/ het (v) l' = de/ het (voor een klinker of h) l'océan = de oceaan l'autoroute = de snelweg l'hôtel = het hotel Ik heet David. = Je m'appelle David. Hoe heet jij? = Comment tu t'appelles? Hoe heet hij? = Comment il s'appelle? Hij heet Florian. = Il s'appelle Florian. Zij heet Estelle. = Elle s'appelle Estelle. Sorry. = Excuse-moi. je hebt; heb je = tu as pijn = mal ja = oui nee = non een beetje = un peu er is = il y a het gaat wel = ça va ik heb = j'ai en = et hoe = comment in = dans de buurt = le quartier leuk = mignon aardig = sympa maar = mais morgen = demain de (middelbare) school = le collège ook = aussi goed = bien het is, dat is = c'est daar is = voilà de vriend = le copain de klas = la classe ik ben = je suis tot ziens = au revoir Voilà David. = Daar is David. Il habite à Paris. = Hij woont in Parijs. Voilà Estelle. = Daar is Estelle. Elle est nouvelle. = Zij is nieuw. hij = il zij = elle zij ontmoet = elle rencontre alstublieft, alsjeblieft = s'il vous plaît dag meneer = bonjour monsieur jij bent = tu es welkom = bienvenue hoi Florian = salut Florian de vriendin = la copine van = de, d' dus = donc inderdaad, zo is het = c'est ça bij (iemand thuis) = chez mevrouw = madame and er(e) = autre Dag. = Bonjour. Hoe gaat het? = Ça va? (Het gaat) goed. = Ça va bien. Hoi. = Salut. Dank je wel, dank u wel. = Merci. Tot ziens. = Au revoir.
Ingezonden op 21-10-2013 - 975x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!