Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Reader Français TV1 + TV2
› 6 TV1 Met
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Reader Français TV1 + TV2
6 TV1 Met
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
met iemand vertrekken = partir avec qn met elkaar spelen = jouer ensemble samen met iemand = avec qn met elkaar vechten = se battre ruzie maken met elkaar = se disputer elkaar spreken = se parler met genoegen, vreugde, trots = avec plaisir, joie, orgueil met luide stem = à haute voix met zachte stem = à voix basse met klagende stem = d'une voix plaintive met recht = avec raison; à juste titre met verlies verkopen = vendre à perte met aanzienlijk verlies verkopen = vendre avec une perte considérable met versnelde pas = d'un pas accéléré met het blote oog = à l'oeil nu met open armen ontvangen = accueillir à bras ouverts; recevoir à bras ouverts met tranen in de ogen = les larmes aux yeux met de ogen dicht = les yeux fermés met zijn handen in zijn zakken = les mains dans les poches met open mond staan luisteren = écouter bouche bée met zijn been trekken = tirer la jambe hij zei het ons met een lachend gezicht = il nous le dit d'un air souriant; il nous le dit en souriant met gevaar voor zijn leven = au péril de sa vie met goedvinden van allen = du consentement de tous zij zijn met vakantie = ils sont en vacances; ils sont partis en vacances ze is met pensioen = elle est à la retraite met een vulpen, een potlood schrijven = écrire avec un stylo, avec un crayon met potlood schrijven en niet met inkt = écrire au crayon et non pas à l'encre lezen met het potlood in de hand = lire le crayon à la main met een stok lopen = marcher à l'aide d'une canne; marcher avec une canne met beide handen = des deux mains met de vinger aanwijzen = montrer du doit; indiquer du doigt met eigen ogen zien = voir de ses propres yeux met de hand vervaardigd = fait à la main met de ogen knipperen = cligner des yeux met de vuist op tafel slaan = frapper du poing sur la table met de voet stampen =frapper du pied met een hamer slaan = frapper avec un marteau met de vleugels klappen, fladderen = battre des ailes versieren met = omer de bedekt met = couvert de een vloer bedekt met stof = un sol couvert de poussière wat heb je met dat geld gedaan? = qu'as-tu fait de cet argent? zich voeden met = se nourrir de ontbijten met twee croissants = déjeuner de deux croissants met geweld = de force vermenigvuldigen met =multiplier par antwoorden met een gebaar = répondre par un geste antwoorden met ja of nee = répondre par oui ou par non met alle middelen = par tous les moyens met de loep lezen = lire à la loupe met lauw water spoelen = rincer à l'eau tiède hij streek met zijn hand over het voorhoofd = il se passe la main sur le front met stenen gooien = jeter des pierres; lancer des pierres met de deuren slaan = claquer les portes met de post = par la poste aankomen, vertrekken met de trein, de bus, de boot = arriver, partir par le train, par le bus, par le bateau gaan, reizen met de trein, de boot, de metro = aller, voyager en train, en bateau, prendre le train, le métro ik ga met de fiets = j'y vais à bicyclette/en vélo met de fiets naar zijn werk gaan = prendre le vélo pour aller à son travail tevreden met, blij met = content de, heureux de dolblij zijn met = être ravi de medelijden hebben met = avoir pitié de met ons zessen kunnen we dat werk doen = nous pouvons faire ce travail à nous six zij wonen met hun zessen in een vierkamerflat = ils vivent à six dans un (appartement de) quatre pièces wij waren met ons zessen = nous étions six met velen komen = venir nombreux met Pasen = à Pâques met Pinksteren = à la Pentecôte hij vertrekt met nieuwjaar = il partira le jour de l'an de man met het grijze haar = l'homme aux cheveux blancs de vrouw met de kersen = la femme aux cerises een mand (gevuld) met kersen = un panier de cerises een wijnglas = un verre à vin een glas (met) wijn (erin) = un verre de vin het huis met het rode dak = la maison au toit rouge een broodje met ham = un sandwich au jambon een trui met lange mouwen = un pull à manches longues met een strohoed op = coiffé d'un chapeau de paille een man met een tweed pak en bruine schoenen = un homme vêtu d'un costume de tweed et chaussé de chaussures marron een boek met de titel = un livre intitulé een auto met een Frans nummerbord = une voiture immatriculée en France een vruchtensla met slagroom = une salade de fruits garnie de crème Chantilly een vruchtensla met likeur = une salade de fruits arrosée de liqueur een huis met een hek er omheen = une maison entourée d'une grille een weg met bomen erlangs = une route bordée d'arbres een televisie met vijf kanalen = une télé équipée de cinq chaînes; une télé dotée de cinq chaînes beginnen, eindigen met (+ inf/znw) = commencer par, finir par (+inf/nom) hij begint altijd met te weigeren = il commence toujours par refuser met het moeilijkste beginnen = commencer par le plus dur waar zullen we mee beginnen? = par où allons-nous commencer? met een nieuw hoofdstuk beginnen = commencer un nouveau chapitre met het werk beginnen = commencer le travail ik ben klaar met het werk = j'ai fini le travail klaar zijn met eten = avoir fini de manger met pensioen gaan = prendre sa retraite iemand met rust laten = laisser qn tranquille; ne pas déranger qn rekening houden met = tenir compte de iemand feliciteren met zijn succes = féliciter qn de son succès iemand condoleren met zijn verlies = présenter ses condoléances à qn à l'occasion d'un deuil met succes bekronen = couronner de succès zijn tijd doorbrengen met = passer son temps à (+inf) in verband met de omstandigheden = etant donné les circonstances; vu les circonstances de tunnel van de Mont Blanc verbindt Chamonix met Courmayeur = le tunnel du Mont Blanc relie Chamonix et Courmayeur een verschijnsel in verband brengen met iets = relier un phénomène à qc; mettre un phénomène en rapport avec qc twee elementen met elkaar in verband brengen = relier deux éléments; rapprocher deux éléments geconfronteerd worden met iets = être confronté à qc in strijd met = contraire à synoniem zijn met = être synonyme de het eens zijn met iemand = être d'accord avec qn het eens zijn over iets = être d'accord sur qc hoe gaat het met je broer? = comment va ton frère? 't is met hem gedaan = c'en est fait de lui wat zullen we met hem doen? = que ferons-nous de lui? met de bedoeling om = dans l'intention de met het doel om = dans le but de met dat doel, daartoe = dans ce but; à cet effet met andere woorden = en d'autres termes met wie spreek ik? = qui est à l'appareil?
Ingezonden op 21-10-2013 - 1796x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
13-03-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!