Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoordenlijst Frans A t/m L
› 100 lame nog ff fixen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoordenlijst Frans A t/m L
100 lame nog ff fixen
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le bac(calauréat) = het eindexamen la baisse = de daling baisser = verlagen, buigen, dalen se balader = wandelen la balle = de kogel; bal le bandit = de bandiet, schurk la barre = de stang; grens la barrière = het hek bas = laag basculer = wankelen le Batave = de Nederlander, kaaskop le bâtiment = het gebouw la beauté = de schoonheid des besoins = de behoeften le Beur = de Arabier, persoon die afkomstig is uit de Maghreb le bienfait = het voordeel le bijou = het juweel blesser = kwetsen, verwonden le blessé = de gewonde la boisson = het drankje la boîte de nuit = de nachtclub la boîte = de doos, het blik, de school (vissen), inbox faire le bond = opspringen le bonnet = de muts la bouche = de mond bouger = bewegen boulerverser = omverwerpen, ontroeren le boulot = het baantje à bout de = aan het eind van au bout de = na (afloop van) au bout = aan het einde la boutique = het winkeltje branché = hip, modern le bras = de arm la bravoure = de dapperheid briser = breken, verbreken le bruit = het geluid le buisson = de struik le cabinet = het kantoor cacher = verbergen se cacher = zich verbergen le camion = de vrachtwagen la campagne = de actie capable de = in staat om capturer = gevangennemen car = want le cas = het geval à cause = de door, wegens causée = veroorzaakt la cave = de kelder célébrer = vieren la certitude = de zekerheid cesser = ophouden c'est chacun pour soi = het is ieder voor zich la chaîne = het kanaal, de zender; de keten le châle = de stola, sjaal la chaleur = de warmte chaleureux = warm, hartelijk le champ = het veld, land, gebied chancelant = wankelend être chargé = de belast zijn met chasser = jagen, wegjagen, verjagen la chasse = de jacht, jagen chaud = warm chez = bij le chiffre d'affaires = de omzet le choeur = het koor choisir = kiezen le chômage = de werkeloosheid la cible = het doel, de doelgroep le cimetière = het kerkhof la circonstance = de omstandigheid le clavier = het toetsenbord le clic = de (muis)klik le clochard = de zwerver la clope = het sigaretje, peukje la clôture = de omheining être cloué au lit = aan bed gekluisterd zijn cela vous réchauffe le coeur = dat beurt je op, dat is hartverwarmend le coeur = het hart le coin cuisine = de kookhoek la crise de colère = de woedeuitbarsting la collaboration = de samenerking, medewerking collecter = verzamelen le collège = de onderbouw van het voortgezet onderwijs le combat = de strijd la combativité = de strijdvaardigheid combattre = vechten sur commande = op bestelling comme = evenals, (net) zoals comme si de rien n'était = alsof er niets aan de hand was comment = hoe le commerçant = de handelaar, winkelier le commerce = de handel, zaak commettre = begaan la commune = de gemeente en compagnie = de in gezelschap van la compagnie = het gezelschap (bv dangsgezelschap) comparaître = voor de rechtbank verschijnen en complément = als aanvulling le comportement = het gedraag la compréhension = het begrip le compte bancaire = de bankrekening à son compte = op zijn/haar rekening, op zijn/haar kerfstok hebben tenir compte = de rekening houden met compter = rekenen le concitoyen = de medeburger la condamnation = de veroordeling condamner à mort = ter dood veroordelen les conditions de vie = de levensomstandigheden conduire = leiden, besturen la confiance = het vertrouwen ne plus faire confiance = niet meer vertrouwen confier = toevertrouwen la confirmation = de bevestiging la confusion = de verwarring en connaissance de cause = met kennis van zaken se consacrer à = zich wijden aan conseiller = aanraden considérer = beschouwen constituer = uitmaken contaminer = besmetten contenir = inhouden, bevatten se contenter de = zich tevreden stellen met continuer = à doorgaan met contre = tegen contribuer = bijdragen convaincre = overtuigen convenir = passen la conversation = het gesprek le corps = het lichaam corrompu = omgekocht le cou = de nek le coup d'envoi = de aftrap le coup de couteau = de messteek tenir le coup = volhouden le coupable = de schuldige couper = snijden, doormidden breken la cour = de binnenplaats, het hof, de hofhouding le courage = de moed le courrier = de post, e-mail au cours de = in de loop van, tijdens le cours = de cursus court = kort couverte = de bedekt met craindre = vrezen sans crainte = zonder angst la crainte = de vrees, angst le cri = het geluid, gepiep, gekrijs croiser = kruisen, tegenkomen le croyant = de gelovige cueillir = plukken cultivé(e) = ontwikkeld, beschaafd la curiosité = de nieuwsgierigheid en danger = in gevaar dangereux = gevaarlijk davantage = meer débarquer = aankomen la déception = de teleurstelling décevant = teleurstellend décider = beslissen la déclaration = de verklaring déclarer = verklaren déclencheur = veroorzakend, aanleiding gevend tot se décontracter = zich ontspannen le découragement = de ontmoediging la découverte = de ontdekking découvrir = ontdekken, uitvinden décrire = beschrijven dédaigneux = hooghartig déduire = afleiden défendre = verbieden le défi = de uitdaging defier = uitdagen défini = omschreven, bepaald, vastgesteld dénombrer = tellen dénoncer = aangeven, aan de kaak stellen la densité = de dichtheid le départ = het vertrek le departement de la santé = de gezondheidsdiensten dépenser = uitgeven déposer = neerzetten depuis = sindsdien se dérouler = zich afspelen derrière = achter dès = reeds vanaf la désapprobation = de afkeuring désapprouver = afkeuren faire descendre = dwingen tot uitstappen déserter = weglopen (van), verlaten le désespoir = de wanhoop désigner = aanwijzen désormais = voortaan le dessin = de tekening la destination = de bestemming la detente = de ontspanning détester = verafschuwen, een hekel hebben aan à deux = met zijn tweeën le développement = de ontwikkeling devenir = worden la moindre difficulté = de minste moeite digne = waardig la digue = de dijk diminuer = verminderen se dire = beweren te zijn dirigé = par geleid door diriger = besturen, beheren se diriger = vers gaan in de richting van discuter = praatje maken disparaître = verdwijnen faire disparaître = doen verdwijnen la disparition = de verdwijning à distance = op afstand a distance = de afstand le divorce = de scheiding le doigt = de vinger le domicile = de woning le don = de gift, het schenken les données = de gegevens donner lieu à = aanleiding geven tot le donneur = de sang de bloeddonor dont = waarvan dormir = slapen le dossier = de zaak le doute = de twijfel sans doute = zonder twijfel doux, douce = zacht dur = hard 304. durant gedurende 305. l'écart de kloof, het verschil 306. échanger uitwisselen 307. l'écheck de mislukking 308. l'éclat de schittering, pracht 309. l'écolo de milieufreak 310. écologique milieu- 311. écouter luisteren naar 312. également ook 313. l'eglise de kerk 314. égorger vermoorden 315. élargir verbreden 316. l'élection de verkiezing 317. élitiste elitair 318. s'éloigner weggaan 319. embarquer instappen 320. embarrassé in verlegenheid gebracht 321. empêcher verhinderen 322. l'employé de beambte, werknemer 323. employer gebruiken 324. l'employeur de werkgever 325. emporter meenemen 326. l'emporter sur de overhand krijgen over 327. en plus bovendien 328. encaisser incasseren 329. encore nog, nog steeds, ook nog 330. encourager aanmoedigen 331. endormir laten slapen 332. le endroit de plaats 333. enfermer opsluiten 334. engager aansnijden, beginnen 335. l'ennui het probleem 336. s'ennuyer zich vervelen 337. l'enquête het onderzoek 338. mener une enquête een onderzoek uitvoeren 339. l'enseignement het onderwijs 340. enseigner leren, onderwijzen 341. l'ensemble het geheel 342. enterrer begraven 343. entêté koppig 344. tout entier in zijn geheel 345. entraîner meeslepen, trainen 346. entre tussen 347. l'entrée de ingang 348. l'entreprise de onderneming 349. entretenir onderhouden 350. envahir binnentrekken, veroveren 351. l'environnement het milieu 352. envisagé(e) overwogen 353. le coup d'envoi de aftrap 354. envoyer sturen 355. s'éponger afvegen 356. l'époque de tijd, het tijdperk 357. l'épouse de echtgenote 358. errant zwervend 359. l'erreur de fout, vergissing 360. l'escargot de slak 361. escroquer oplichten 362. l'espace de ruimte 363. l'espoir de hoop 364. essayer proberen 365. estimé geschat 366. s'établir zich vestigen 367. l'établissement de instelling, school 368. l'état civil de burgerlijke stand 369. éteindre afzetten 370. l'étoile de ster 371. étonnant verbazingwekkend 372. étrange vreemd 373. l'étranger de vreemdeling 374. étroit smal, nauw 375. l'évêque de bisschop 376. éviter vermijden 377. exagérer overdrijven 378. l'exception de uitzondering 379. l'excitation de opwinding 380. être exclu uitgesloten zijn 381. l'exécution de terechtstelling 382. exercé uitgeoefend 383. exigeant veeleisend 384. l'exigence de eis 385. l'exil het ballingschap 386. l'existence het bestaan 387. exister bestaan 388. s'expatrier naar het buitenland verhuizen 389. l'expert de deskundige 390. s'exprimer zich uitdrukken 391. en face de tegenover 392. faible zwak 393. le fait het feit 394. farouche wild, woest, schuw 395. fatal dodelijk 396. la fatalité het noodlot 397. la fatigue de vermoeidheid 398. faussement valselijk 399. le fauteuil de armstoel 400. faux, fausse vals 401. le faux de vervalsing 402. favorisé rijk, gegoed 403. favoriser begunstigen 404. la femelle het vrouwtje 405. le fer het ijzer 406. la fermeture de sluiting, het sluitingsuur 407. la fête het feest 408. fidèle trouw 409. la fidélisation de klantenbinding 410. le fils de zoon 411. en fin de aan het eind van 412. en finir avec een eind maken aan 413. fleurir bloeien 414. la foi het geloof 415. fonctionner werken 416. le fondateur de oprichter 417. la force de kracht 418. forcément noodzakelijkerwijs, per se 419. la formation de opleiding 420. fort sterk 421. fou gek 422. fourni gegeven, geleverd 423. fragile kwetsbaar 424. frapper kloppen, slaan 425. la fréquentation het regelmatig bezoeken 426. fuguer weglopen 427. fuir vermijden 428. prendre la fuite vluchten 429. la fumée de rook 430. fumer roken 431. fut (être) was (zijn) 432. futur toekomstig 433. gagner winnen, verwerven, verdienen 434. la gendarme de marechaussee, agent 435. gêner hinderen 436. le genre de soort 437. gérer leiden, managen 438. le geste het gebaar 439. glisser glijden 440. avoir la gorge serrée een dichtgeknepen keel hebben 441. la gourmandise de snoeplust 442. le goût de smaak 443. reprende goût à opnieuw de smaak te makken krijgen 444. grâce à dankzij 445. la grâce de elegantie, stijl 446. pas grand-chose niet veel 447. grandir groot worden 448. grave ernstig 449. beaucoup plus grave veel erger 450. ne guère nauwelijks 451. guérir genezen 452. la guérison de genezing, het herstel 453. la guerre civile de burgeroorlog 454. la guerre de oorlog 455. la haie de heg 456. la haine de haat 457. le hasard het toeval 458. hebdomadaire(ment) wekelijks 459. la mauvaise herbe het onkruid 460. les herbes het gras, de kruiden 461. l'héritage de erfenis 462. hésiter aarzelen 463. l'histoire het verhaal 464. honnête eerlijk 465. sans honte zonder schaamte 466. honteux schandelijk 467. l'hôpital het ziekenhuis 468. hors d'usage buiten gebruik 469. humain menselijk 470. l'humanité de mensheid 471. humilier vernederen 472. ignorer negeren 473. il y a er is, er zijn; (bepaalde tijd) geleden 474. il y a quelque temps een tijdje geleden 475. l'île het eiland 476. l'image het beeld 477. l'immeuble het gebouw 478. impensable onvoorstelbaar 479. n'importe où waar dan ook 480. n'importe quoi wat dan ook 481. imposer opdringen 482. s'imposer zich opdringen 483. les impôts de belastingen 484. avoir l'impression de indruk hebben 485. inciter aansporen 486. inconnu onbekend 487. incrédule ongelovig 488. incroyable ongelofelijk 489. incurable ongeneeslijk 490. indigné verontwaardigd 491. indiquer aanwijzen 492. l'individu het individu, de kerel 493. inexpliqué onverklaard 494. l'infirmière de verpleegster 495. l'infortune het ongeluk 496. injurier uitschelden 497. l'injustice de onrechtvaardigheid 498. l'innocence de onschuldigheid 499. innombrable talloos 500. inoffensif onschadelijk 501. inoubliable onvergetelijk 502. inquiéter ongerust maken 503. s'inquiéter zich ongerust maken 504. intenter aandoen 505. avoir l'intention de van plan zijn te 506. l'internaute de internetgebruik(st)er 507. l'interrogatoire het verhoor 508. interroger ondervragen 509. inverse omgekeerd 510. l'investigation het onderzoek 511. invrasemblable onwaarschijnlijk 512. irrésistible onweerstaanbaar jamais (à) = ooit ne jamais = nooit le jambe = het been le jardin = de tuin le jardinier = de tuinman le journal = de krant tous les jours = elke dag le juge = de rechter le jugement = het vonnis juger = beoordelen juif, juive = joods jusqu'à ce que = tot jusqu'à présent = tot nu toe jusqu'à = tot jusque = tot c'est le peu juste = het is een beetje krap tout juste = zojuist justement = juist
Ingezonden op 05-11-2013 - 1067x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!