Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

grandes lignes voca lijsten

5 NA KLAR Kapitel 5 alle redemittel en woorden

Jaar 2 (vwo)

abtrocknen = afdrogen
aufheben = bewaren
aufkreuzen = verschijnen; opduiken
der Bekannte = de kennis
bitten - gebeten = verzoeken - verzocht
dennoch = toch 
geschickt = handig
Gewissensbisse haben = gewetensbezwaren hebben
in der Nähe sein = in de buurt zijn
kapieren = begrijpen
das Märchen = het sprookje
misstrauisch = wantrouwig
mithören = meeluisteren
setz dich = ga zitten
sich entschließen - sich entschlossen = besluiten - besloten
streicheln = strelen
das Tonstudio = de geluidsstudio
überlegen sein = de baas zijn
ungerecht = oneerlijk
zelten = kamperen
zufällig = toevallig
fies = gemeen
jemanden fertig machen = iemand kapot maken
jemanden verletzen = iemand pijn doen
die Decke = de deken
immerhin = tenslotte
sich erholen = zich ontspannen, uitrusten
anmachen = hier: lastig vallen
körperlich = lichamelijk
auf einen Typ stehen = een jongen leuk vinden
harmlos = onschuldig
der Klassensprecher = de klassenvertegenwoordiger
die Wahl = de keuze
einladen = uitnodigen
die Ausrede = het smoesje
ins Aus stellen = buitenspel zetten
mittlerweile = ondertussen
beneiden = benijden
neidisch = jaloers
die Hölle = de hel
unbeteiligt = niet betrokken
den Job schmeißen = de baan opgeven
nachäffen = na-apen; imiteren
abfällig = afkeurend; afwijzend
petzen = klikken
sich entscheiden = beslissen
die Beratung = het advies
de tafel = der Tisch
Leg het op tafel! = Lege es auf den Tisch!
Ik heb het op tafel gelegd = Ich habe es auf den Tisch gelegt
de tv-gids = das Programmheft
de zitbank = die Couch
Ga op de bank zitten! = Setz dich auf die Couch!
Hij is op de bank gaan zitten = Er hat sich auf die Couch gesetzt
de tv = der Fernseher
de koelkast = der Kühlschrank
de muur = die Wand
Hang het aan de muur! = Häng es an die Wand!
Heb je het aan de muur opgehangen? = Hast du es an die Wand gehängt?
de keuken = die Küche
Zet het in de keuken! = Stell es in die Küche!
Heeft u het in de keuken gezet? = Haben Sie es in die Küche gestellt?
de markt = der Markt
de hoek = die Ecke 
Op de hoek bij de Italiaan = An der Ecke beim Italiener
de logeerkamer = das Gästezimmer
Ik ging naar mijn kamer = Ich ging auf mein Zimmer
gaan staan = sich stellen
naar bed gaan = ins Bett gehen
gaan zitten = sich setzen
's middags = am Nachmittag
de avond = der Abend
's nachts = in der Nacht
in de tussentijd = in der Zwischenzeit
de minuut = die Minute
het kwartier = die Viertelstunde
de maand = der Monat
over een week = in einer Woche
een dag geleden = vor einem Tag
op woensdag = am Mittwoch
Ik heb op hem gewacht = Ich habe auf ihn gewartet
Ik verheug me op weerzien = Ich freue mich auf das Wiedersehen
Hij zit achter haar aan = Er ist hinter ihr her
Een ogenblikje = Augenblick mal
Wat zeg je? = Wie bitte?
Dat weet je wel = Du weißt schon
Zeg ook eens iets! = Sag doch auch etwas!
Zometeen mag jij = Gleich darfst du
Jij komt zo aan het woord = Du kommst gleich zu Wort
Of vergis ik me? = Oder irre ich mich?
Hoe bedoel je? = Wie meinst du?
Hoe noem je zoiets? = Wie nennt man das?
Mag ik iets vragen? = Darf ich etwas fragen?
Ik snapte je niet = Ich habe dich nicht verstanden
Wat zei je? = Was hast du gesast?
Nee, echt niet = Aber nein
Nou, doe eens rustig! = Nun sei mal ruhig!
Dat was gewoon een grapje = Das war nur ein Spaß
Maak dat de kat wijs! = Erzähl das dem Osterhasen!
Hou daarmee op = Hör auf damit
Je spreekt in raadsels = Du sprichst in Rätseln
Als het zo zit... = Wenn das so ist...
Hoe had zij dat moeten weten? = Wie hätte sie das wissen sollen?
Ik wil mijn vakantie in Parijs doorbrengen = Ich möchte die Ferien in Paris verbringen
Ik mag niet alleen gaan = Ich darf nicht alleine fahren
Mijn ouders willen we niet laten gaan = Meine Eltern wollen mich nicht fahren lassen
Ze vinden dat te gevaarlijk = Sie finden das zu gefährlich 
Mijn moeder is wel oké = Meine Mutter ist schon okay
Alsof ik nog een klein kind ben! = Als wäre ich noch ein Kleinkind!
Ze wilde me kussen = Sie wollte mich küssen
We zijn helemaal verliefd op elkaar = Wir sind total verliebt ineinander
Mijn moeder is het te weten gekomen = Meine Mutter hat es mitgekriegt 
Nu is ze woest = Jetzt ist sie total sauer
Zij is veel te oud voor je = Sie ist viel zu alt für dich
Tussen ons is iets = Zwischen uns läuft was
Het probleem is namelijk... = Das Problem ist nämlich...
Zij is ouder dan ik = Sie ist älter als ich
Ik vind dat niet erg = Mich stört das nicht

Ingezonden op 18-11-2013 - 1682x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Dit is een oud boek!

Vakken

grandes lignes voca lijsten

5 NA KLAR Kapitel 5 alle redemittel en woorden