Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

HCE Examenidioom Pat

6 6 t/m 10 D-N

Jaar 5 (Gymnasium)

befördern = vervoeren
der Gebrauchtwagen = de occasion
das Lastkraftfahrzeug = de vrachtauto
die Geschwindigkeit = de snelheid
der Tacho = de kilometerteller
beschleunigen = versnellen
der Verkehrsünder = de verkeersovertreder
das Knöllchen = de bekeuring
die Maut = de tol
die Strecke = het traject
zurücklegen = afleggen
die Panne = de autopech
der ADAC = de wegenwacht
prallen = botsen
der Notruf = de noodoproep
die Baustelle = de wegwerkzaamheden
die Strassensperre = de wegversperring
der Engpass = het knelpunt
aufsetzen = aan de grond zetten
abstürzen = neerstorten
der Hubschrauber = de helikopter
der Fernzug = de internationale trein
der Fahrplan = de dienstregeling
der Bahnsteig = het perron
die Schiene = de rail
die Schranke = de slagboom
der Schalter = het loket
der Lokführer = de machinist
der Schaffner = de conducteur
beurlauben = met verlof sturen
pauschal = all-inclusive
der Reiseveranstalter = de reisorganisatie
antreten = beginnen
verbringen = doorbrengen
sich auskennen = de weg weten 
der Gipfel = de top
der Schnappschuss = het kiekje
der Drache = de vlieger
das Lagerfeuer = het kampvuur
die Sehenwürdigkeit = de bezienswaardigheid
die tatigkeit = de bezigheid
sich beschäftigen mit = zich bezighouden met
der Vorsatz = het voornemen
beseitigen = opruimen
veranstalten = organiseren
veranlassen = ervoor zorgen
anordnen = voorschrijven
massnahmen ergriefen = maatregelen nemen
Abhilfe schaffen = uitkomst bieden
erledigen = afhandelen
ausstatten = uitrusten
einräumen = geven; verlenen
nötigen = dwingen; noodzaken
aufbürden = opleggen
aufhalsen = opschepen met
unterschwellig = verborgen
beeinträchtigen = schaden
verabreichen = geven
verpassen = geven
behindern = hinderen
unterbinden = verhinderen
räumen = ontruimen
vermitteln = bezorgen
bewältigen = verwerken
verzichten auf = afzien van
sich beschränken auf = zich beperken tot
entziehen = afnemen;afpakken
aich abfinden mit = zich schikken in;zich neerleggen bij
die Nachahmung = de imitatie
vorweisen = laten zien
prägen = afdrukken;slaan;stempelen
auflisten = weergeven
auslösen = veroorzaken
prüfen = keuren;testen
schmecken = proeven
stemmen = duwen
schmettern = smijten
stöbern = rommelen;snuffelen
sntrümpeln = opruimen
sich verständigen = zich verstaanbaar maken;communiceren
austauschen = uitwisselen
das Verständnis = het begrip
andeuten = aanroeren;aantippen
betonen = benadrukken
hervorgeben = met klem zeggen
Bescheid sagen = doorgeven
sich erkundigen = informeren
erfahren = vernemen; erachter komen
sich herumsprechen = overal bekend worden
der Hinweis = de aanwijzing
die Hinsicht = het opzicht
begründen = motiveren
hervorgehen = blijken;volgen
entsprechen = overeenkomen met
gehoben = plechtig
die Hauptaussage = de belangrijkste uitspraak
die Ansprache = de korte toespraak
die Geste = het gebaar
die Auseinandersetzung = de discussie;de ruzie
der Fragebogen = de vragenlijst
erkunden = verkennen; te weten komen
auswerten=verwerken
die Postleitzahl = de postcode
das Schlagwort = het trefwoord
die Schlagzeile = de vette kop;de vette krantenkop
die Berichterstattung = de verslaggeving
die Datei = het bestand
speichern = opslaan
die Tastatur = het toetsenbord
das Telefonat = het telefoontje
die Sendereihe = de programmareeks
aufzeichnen = opnemen
mitschneiden = opnemen
einblenden = toevoegen; invoegen
durchsagen = meedelen;omroepen
ansagen = aankondigen
die Glotze = de televisie
der Moderator = de presentator
die Einschaltquote = het kijkcijfer

Ingezonden op 19-11-2013 - 945x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 11-02-2014.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

HCE Examenidioom Pat

6 6 t/m 10 D-N