Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
HCE Examenidioom Frans vmbo GT
› 3 Manger et boire zinnen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
HCE Examenidioom Frans vmbo GT
3 Manger et boire zinnen
Jaar 4 (mavo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Ma mère cuisine toujours, mon père jamais. = Mijn moeder kookt altijd, mijn vader nooit. Le cuisinier du restaurant est aussi le patron. = De kok van het restaurant is ook de baas. S'il fait chaud, je prépare souvent une salade. = Als het warm weer is, maak ik vaak een salade. Le petit déjeuner est le repas le plus important de la journée = Het ontbijt is de belangrijkste maaltijd van de dag. Un repas français ne ressemble pas à un repas néerlandais. = Een Franse maaltijd lijkt niet op een Nederlandse maaltijd. En vacances la nourriture est toujours différente. = Op vakantie is het voedsel altijd anders. Nous n'avons pris qu'un plat principal. = Wij hebben alleen maar een hoofdgerecht genomen. Ce restaurant est connu pour ses produits frais. = Dit restaurant staat bekend om zijn verse producten. Il aime un bon morceau de viande. = Hij houdt van een goed stuk vlees. Elle ne mange pratiquement jamais de légumes. = Zij eet praktisch nooit groenten. Le matin je mange souvent des céréales. = 's Ochtends eet ik vaak ontbijtgranen. Le samedi il va au marché pour acheter de poisson. = Op zaterdag gaat hij naar de markt om vis te kopen. Le vin rouge est une boisson délicieuse. = Rode wijn is een heerlijke drank. La margarine est moins grasse que le beurre. = Margarine is minder vet dan boter. Tu peux me passer un morceau de pain, s'il te plaît? = Kun je mij een stukje brood aangeven alsjeblieft? 400 grammes, voilà le poids de ce steak. = 400 gram, dat is het gewicht van deze steak. Elles adorent les desserts, surtout au chocolat. = Zij zijn dol op toetjes, vooral met chocolade. Sur son gâteau d'anniversaire, il y avait 18 bougies. = Op zijn verjaardagstaart stonden 18 kaarsjes. Après le repas je vous donne tous une glace. = Na het eten geef ik jullie allemaal een ijsje. Je peux goûter ta glace? = Mag ik je ijsje eens proeven? Le pain frais a un goût délicieux. = Vers brood heeft een heerlijke smaak. Le plat principal a une odeur délicieuse. = Het hoofdgerecht heeft een heerlijke geur. Cette fille est très gourmande. = Dat meisje houdterg van lekker eten. Il y a aussi un ocmptoir ou l'on peut boire un demi. = Er is ook een bar waar je een biertje kan drinken. Une consommation au comptoir est meilleur marché qu'à la terrasse. = Een consumptie aan de bar is goedkoper dan op het terras. J'adore grignoter des cacahouètes au cinéma. = Ik ben dol op pinda's knabbelen in de bioscoop. Achète deux bouteilles de coca, pas de canettes. = Koop twee flessen cola, geen blikjes. Vous avez une bouteille d'eau pour moi? = Heeft u een fles water voor mij? Son oncle a un vignoble en Gironde. = Zijn oom heeft een wijngaard in de Gironde. Il faut mettre ce vin en cave pour une année. = U moet deze wijn en jaar in de kelder leggen. Avant le repas, il sort une bouteille de vin de la cave. = voor de maaltijd haalt hij een fles wijn uit de kelder. Le Printemps est un grand magasin à Paris. = Le Printemps is een warenhuis in Parijs. Je déteste faire la queue devant une caisse. = Ik haat in de rij staan voor een kassa. Le mercredi et le samedi, il y a un marché au village. = Op woensdag en zaterdag is er markt in het dorp. Le marchand de légumes vend aussi des bananes. = De groenteman verkoopt ook bananen. Il faut peser les oranges pour en connaître le prix. = Je moet de sinaasappels wegen om de prijs te weten. Cette semaine, il y a une réduction de 50% au grand magasin. = Deze week is er 50% korting in het warenhuis. Ce n'est pas mon tour de faire la vaisselle. = Het is niet mijn beurt om af te wassen. Ensuite vous mélangez les fruits avec le sucre. = Vervolgens mengt u het fruit met de suiker. Ce gâteau ne fait pas partie de mon régime. = Dit gebakje past niet in mijn dieet. De supermarkt is 24 uur per dag geopend. = Le supermarché est ouvert 24 heures sur 24. Morgen ga ik boodschappen doen. = Demain je vais faire des courses. Mevrouw, heeft u een muntje voor de winkelwagen? = Madame, vous avez une pièce pour le chariot? Ik zou graag willen bestellen alstublieft. = Je voudrais bien commander, s'il te plaît. Waar is de groenteafdeling? = Où est le rayon des légumes? Als je honger hebt, moet je het zeggen. = Si tu as faim, il faut le dire. Wij hebben dorst = Nous avons soif. Ik ben dol op bier, vooral op tapbier. = J'aime beaucoup la bière, surtout les pressions. Wilt u ook een drankje? = Vous voulez aussi une boisson? De tosti was lekker, maar duur. = Le croque-monsieur était bon, mais cher. Hij heeft een hekel aan koken. = Il déteste faire la cuisine. Wat is de prijs van deze oven? = Quel est le prix de ce four? Meneer, mag ik de rekening alstublieft? = Monsieur, l'addition s'il vous plaît. In Frankrijk is de fooi inbegrepen. = En France le pourboire est compris. Wat kost dat? = Combien ça coûte?
Ingezonden op 19-11-2013 - 1975x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!