Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Terminologie Professionnelle
› 4 La politique des prix et des revenus
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Terminologie Professionnelle
, deel 1
4 La politique des prix et des revenus
Jaar 6 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la politique des prix = het prijsbeleid la hausse des prix, la montée des prix = de prijsstijging les prix ne cessent d'augmenter = de prijzen stijgen voortdurend l'inflation atteint 5 pour cent = de inflatie bedraagt 5 procent le taux d'inflation = het inflatiepercentage des prix stables = stabiele prijzen la baisse des prix = de prijsdaling les prix baissent = de prijzen dalen la déflation = de deflatie l'indice des prix à la consommation = het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie la hausse des prix a été ramenée à 4 pour cent = de prijsstijging is teruggebracht tot 4 procent le blocage des prix = de prijsstop le prix plafond = de vastgestelde maximumprijs le prix plancher = de vastgestelde minimumprijs, de bodemprijs l'inflation par les coûts = de kosteninflatie limiter l'inflation à 1 pour cent = de inflatie beperken tot 1 procent la politique des revenus = het inkomensbeleid le revenu national = het nationale inkomen le revenu brut/net = het bruto/netto inkomen la répartition des revenus = de inkomensverdeling les revenus moyens = de modale inkomens le revenu nominal = het nominaal inkomen le revenu réel = het reëel inkomen le revenu par tête continue à croître = het inkomen per hoofd van de bevolking blijft groeien le budget des ménages, le budget familial = het gezinsbudget les ressources = de middelen van bestaan avoir des ressources modestes = bescheiden middelen hebben avoir de gros revenus = hoge inkomsten hebben les charges de famille = de gezinslasten la consommation des ménages = de gezinsconsumptie une part importante du budget est consacrée à l'alimentation = een groot gedeelte van het budget wordt besteed aan eten l'économie = de zuinigheid être économe = zuinig zijn économiser sur l'habillement = bezuinigen op kleding gaspiller son argent = veel geld uitgeven le gaspillage d'argent = de geldverspilling manquer d'argent = gebrek aan geld hebben le manque d'argent = het geldgebrek le pouvoir d'achat a diminué d'environ 2 pour cent = de koopkracht is met ongeveer 2 procent verminderd dépasser le budget = het budget overschrijden l'indice du coût de la vie = de index van de kosten van levensonderhoud la hausse (amélioration) du pouvoir d'achat = de stijging (verbetering) van de koopkracht
Ingezonden op 24-11-2013 - 767x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!