Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grammaire essentielle, deel alles per2

2 Alles per2 grammaire essentielle

Jaar 3 (Gymnasium)

hij is goed=il est bon
luc is beleefd=luc est poli
hij is groot=il est grand
hij werkt goed=il travaille bien
hij antwoordt beleefd=il répond poliment
hij is erg groot=il est très grand
dat is absoluut onmogelijk=c'est absolument impossible
hij is volkomen gek=il est complètement fou
hij ging zachtjes vooruit=il avançait doucement
steek voorzichtig over=traversez prudemment
voldoende voorbereid=suffisamment préparé
langzaam+bijwoord=lent-lentement
goed+bijwoord=bon-bien
beter+bijwoord=meilleur-mieux
lang+bijwoord=long-longtemps
slecht+bijwoord=mauvais-mal
erger+bijwoord=pire-pis
geweldig+bijwoord=énorme-énormément
precies+bijwoord=précis-précisément
hard werken=travailler dur
veel kosten=coûter cher
zachtjes praten=parler bas
luid praten=parler haut
Manon is groter dan Caroline=Manon est plus grande que Caroline
André loopt vlugger=André marche plus vite
Paul is de grootste atleet=Paul est le plus grand athlète
Manon is het sympathiekste=Manon est la plus sympathique
de mooiste huizen=les plus belles maison
zijn mooiste schilderij=son plus beau tableau
goed(alle trappen van vergelijking)=bon-meilleur-le meilleur
erg of slecht(alle trappen van vergelijking)=mauvais-pire-le pire
slecht(alle trappen van vergelijking)=mal-pis-le pis
weinig(alle trappen van vergelijking)=peu-moins-le moins
veel(alle trappen van vergelijking)=beaucoup-plus-le plus
het laatste boek=le premier livre
de laatste bladzijde=la dernière page
de geringste fout=la moindre faut
de oudste zoon=le fils aîné
de jongste zoon=le fils cadet
de voornaamste stad=la ville principale
0=zéro
1e=premier
2e=deuxième
3e=troisième
5e=cinquième
9e=neuvième
10e=dixième
30=trente
40=quarante
50=cinquante
60=soixante
70=soixante-dix
80=quatre-vingts
90=quatre-vingts-dix
100=cent
200=deux cents
101=cent deux
1000=mille
2000=deux mille
een halve kilo=un demi-kilo
anderhalve kilo=un kilo et demi
de helft=la moitié
een derde=un tiers
een kwart=un quart
14 juli=le 14 juillet
Lodewijk de veertiende=Louis Quatorze
twee miljoen boeken=deux millions de livres
een tiental boeken=une dizaine de livres
duizenden soldaten=des milliers de soldats
honderden inwoners=des centaines d'habitants
ik praat=je parle
jij praat=tu parles
hij praat=il parle
zij praat=elle parle
wij praten=nous parlons
jullie praten=vous parlez
zij praten(m)=ils parlent
zij praten(vr)=elles parlent
in Frankrijk, spreekt men Franns=en France, on parle français
ben je tevreden, Michel=On est content, Michel
zullen we uitgaan, mijn vrienden=on va sortir, mes amis
zijn jullie tevreden, mijn vrienden=on est content, mes amis
in Frankrijk zie je veel wijngaarden=en France, on voit beaucoup de vignes
in Frankrijk eten ze veel brood=en France, on mange beaucoup de pain
men zoekt mij=on me cherche
men zoekt je=on te cherche
men zoekt hem=on le cherche
men zoekt haar=on la cherche
men zoekt ons=on nous cherche
men zoekt jullie/u=on vous cherche
men zoekt hen/ze=on les cherche
men helpt hem/haar=on l'aide

ik hou van mijn moeder=j'aime ma mère
ik houd van haar=je l'aime
ik kijk naar de tafel=je regarde le tableau
ik kijk ernaar=je le regarde
ik luister naar de radio=j'écoute la radio
ik luister ernaar=je l'écoute
ik wacht op mijn vrienden=j'attends mes amis
ik wacht op hen=je les attends
Hij praat over Parijs. Hij praat erover.=il parle de Paris. Il en parle.
Heb je kaartjes? Ja, ik heb er.=Tu as des billets. Oui, j'en ai
Heb je twee kaartjes? Ja, ik heb er twee.=Tu as deux billets? Oui, j'en ai deux.
Ik ga naar Parijs. Ik ga erheen.=Je vais à Paris. J'y vais.
Ze zijn in de tuin. Ze zijn er.=Ils sont dans le jardin. Ils y sont.
Ik houd van muziek. Ik houd ervan.=J'aime la musique. Je l'aime.
Ik luister naar het lied. Ik luister ernaar.=J'écoute la chanson. Je l'écoute.
Ik begrijp niets van die woorden. Ik begrijp er niets van.=Je ne comprends rien à ces mots. Je n'y comprends rien.
Ik heb het boek nodig. Ik heb het nodig.=J'ai besoin du livre. J'en ai besoin.
Ik ben er zeker van dat hij zal komen.=Je suis sûr qu'il viendra.
Ik betreur het dat gedaan te hebben.=Je regrette d'avoir fait cela.
Hij heeft me een cadeau gegeven.=Il m'a donné un cadeau.
Ik heb hem/haar een cadeau gegeven.=Je lui ai donné un cadeau.
Ik heb hem/haar geen cadeau gegeven.=je ne lui ai pas donné de cadeau.
Geef hem/haar geen schilderij.=Ne lui donnez pas de tableau
Geef hem/haar een schilderij.=Donnez-lui un tableau
Help me.=Aidez-moi.
ik wil hem een cadeau geven=je veux lui donner un cadeau
wilt u me helpen=voulez-vous m'aider
ze heeft me laten wachten=elle m'a fait attendre
ik zie hem komen=je le vois venir
laat het niet vallen=ne le laisse pas tomber
ik heb hem horen zingen=je l'ai entendu chanter
hij geeft het me=il me le donne
hij geeft ze je=il te les donne
geef ze me=donnez-les-moi
geef het hem niet=ne le lui donnez pas
er zijn er weinig=il y en a peu
geef het hun=donnez-le-leur
het is zondag=c'est dimanche
het is wijn=c'est du vin
het is mooi=c'est joli
het is mogelijk=c'est possible
het is acht uur=il est huit heure
het is al laat=il est déjà tard
het is koud=il fait froid
het is warm=il fait chaud
het is mooi weer=il fait beau
het is slecht weer=il fait mauvais

Ingezonden op 16-12-2013 - 2367x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Grammaire essentielle, deel alles per2

2 Alles per2 grammaire essentielle