Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Carte Orange unit 3
› 3 apprendre 1 t/m 9
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Carte Orange unit 3
, deel 1
3 apprendre 1 t/m 9
Jaar 1 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le car de ramassage scolaire = de schoolbus le prof(esseur) = de leraar l'élève (m/v) = de leerling le cours = de les le livre = het boek le cahier = het schrift l'agenda (m) = de agenda la trousse = het etui le tableau = het schoolbord les devoirs (m) = het huiswerk l'interro (v) = de overhoring l'exposé (v) = de spreekbeurt la rédaction = het opstel l'emploi m du temps = het rooster le français = Frans l'anglais (m) = Engels l'allemand (m) = Duits les maths (v) = wiskunde la géo = aardrijkskunde l'histoire (v) = geschiedenis l'informatique (v) = informatica le dessin = tekenen la gym = gymnastiek le CDI = de mediatheek la récré = de pauze pour = om, voor aller = gaan il passe = hij komt langs à l'heure = op tijd l'heure (v) = het uur tu arrives = jij komt aan dernière = laatste le lundi matin = maandagochtend dur = moeilijk, hard on va = we gaan, men gaat l'école (v) = de school à pied = lopend, te voet différent = verschillend pas = niet ce matin = vanochtend je déteste = ik haat, ik heb een hekel aan difficile = moeilijk j'aime bien = ik vind het leuk nul, nulle = waardeloos la matière = het vak vendredi = vrijdag j'adore = ik ben dol op je termine = ik ben klaar cet après-midi = vanmiddag Tu arrives toujours à la dernière minute. = Jij komt altijd op het laatste moment aan. Je termine à 4 heures. = Ik ben om 4 uur klaar. regarder = kijken je regarde = ik kijk tu regardes = jij kijkt il regarde = hij kijkt elle regarde (ev) = zij kijkt (ev) on regarde = men kijkt, wij kijken nous regardons = wij kijken vous regardez = jullie kijken, u kijkt ils/ elles regardent = zij kijken On regarde un film. = Wij kijken naar een film. On arrive. = Wij komen aan. Wat is je lievelingsvak? = C'est quoi, ta matière préférée? Ik hou van wiskunde. = J'aime les maths. Ik ben dol op gym. = J'adore la gym. Ik heb een hekel aan Frans. = Je déteste le français. Engels is waardeloos. = L'anglais, c'est nul. De geschiedenisleraar is geweldig. = Le prof d'histoire est super. zoeken = chercher voor = pour vinden = trouver ik ga = je vais maken = faire leuk = chouette werken = travailler samen = ensemble oké = d'accord makkelijk = facile vragen = demander de leerling = l'élève (m/v) beginnen = commencer wanneer = quand dinsdag = mardi vrij = libre stellen = poser de vraag = la question de school = l'école (v) bestaan = exister alleen, slechts = seulement veel = beaucoup praten, spreken = parler het ding = le truc onmogelijk = impossible niet gek = pas mal het cijfer = la note 0 = zéro 1 = un 2 = deux 3 = trois 4 = quatre 5 = cinq 6 = six 7 = sept 8 = huit 9 = neuf 10 = dix 11 = onze 12 = douze 13 = treize 14 = quatorze 15 = quinze 16 = seize 17 = dix-sept 18 = dix-huit 19 = dix-neuf 20 = vingt maandag = lundi woensdag = mercredi donderdag = jeudi vrijdag = vendredi zaterdag = samedi zondag = dimanche tellen = compter de les = le cours dol zijn op = adorer een hekel hebben aan, haten = détester wat is dat? = qu'est-ce que c'est? wat = qu'est-ce que niets = rien laten zien = montrer de mobiel = le portable de moeder = la mère verboden = interdit jij weet = tu sais opruimen = ranger nieuw = nouveau, nouvelle (een klas) overdoen = redoubler stom = bête sterkte! = bon courage! klaar zijn, eindigen = terminer hoe laat = à quelle heure vandaag = aujourd'hui zo = si laat = tard waarom = pourquoi het uur = l'heure (v) lang = long bovendien = en plus tekenen = le dessin houden van, leuk vinden = aimer de gang = le couloir huilen = pleurer sterk = fort, forte moeilijk = difficile het onderwerp = le sujet Heb je veel huiswerk? = Tu as beaucoup de devoirs? Ik heb een aardrijkskundeoverhoring. = J'ai une interro de géo. Ik hou een spreekbeurt over de ruimte. = Je fais un exposé sur l'espace. Ik ben waardeloos in geschiedenis. = Je suis nul en histoire. Ik ben goed in tekenen. = Je suis fort en dessin. Informatica is moeilijk. = C'est dur, l'informatique.
Ingezonden op 07-01-2014 - 1375x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!