Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans - Modules
› 2 Periode 2 - Alle woorden van Periode 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans - Modules
2 Periode 2 - Alle woorden van Periode 2
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
aanraden = conseiller een slaapplaats = un endroit ou dormir een entreebewijs = un billet d'entrée een pinautomaat = un distributeur de billets verdwaald zijn = s’ (être) perdu de route = l’itinéraire de bezienswaardigheid = la curiosité uitgaan = sortir de stadsplattegrond = le plan de ville de openingstijden = les heures d’ouverture de toegangsprijs = le prix d’entrée de maat = la taille helpen = aider zoeken = chercher het merk = la marque (aan-)passen = essayer het pashokje = la cabine de etalage = la vitrine afrekenen = payer in de uitverkoop = soldé(e)(s) de broek = le pantalon / le jean de jurk = la robe de rok = la jupe de schoenen = les chaussures de kassa = la caisse het kledingstuk = le vêtement de prijs = le prix rood = rouge geel = jaune groen = vert(e) blauw = bleu(e) grijs = gris(e) zwart = noir(e) bruin = brun(e) wit = blanc(he) lelijk = moche slecht = mauvais(e) mooi = beau ( belle) groot = grand(e) klein = petit(e) acteur/de actrice = l’acteur/l’actrice actiefilm = le film d’action romantische film = le film romantique comedy = le film comique (een film) zien/kijken = voir (un film) de pauze = la pause de zitplaats = la place voorin = à l'avant achterin = à l'arrière in het midden = au milieu het politiebureau = le commissariat de police de politieauto = la voiture de police politieman = l’agent de police / le policier de aangifte = la déclaration de achternaam = le nom de voornaam = le prénom de geboorteplaats = le lieu de naissance de woonplaats = le domicile stelen = voler de dief = le voleur beschrijven = décrire de tas = le sac vluchten = s’enfuir een arrestatie = une arrestation een verhoor = une interrogatoire de pistool = le pistolet arresteren = arrêter het rijbewijs = le permis de conduire het mobieltje = le portable identificeren = identifier de artsle = médecin een ziekenhuis = un hôpital de eerste hulp = les urgences mij helpen = m’aider een ongeluk = un accident au ! = aie ! pijn hebben = avoir mal aan m’n … = à la / à l’/ au /aux … het hoofd = la tète de arm = le bras de schouder = l’épaule het been = la jambe de voet = le pied gewond zijn = être blesse een wond = une blessure koorts hebben = avoir de la fièvre griep hebben = avoir la grippe het eten = la nourriture voorgerecht = l’entrée hoofdgerecht = le plat principal de dagschotel = le plat du jour de tomatensaus = la sauce tomate het kaasplateau = le plateau de fromage de kan water = une carafe d’eau de pauze = la récréation welke vakken = quelles matières
Ingezonden op 12-01-2014 - 2050x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Alle woorden van Periode 2!
Allemaal:
NL - FR
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!