Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

aan de slag met engels, deel 1

2 woorden van hoofdstuk 2

Jaar 1 (Gymnasium)

against = tegen
ago = geleden
angry = boos
archaeologist = archeoloog
archaeology = archeologie
architect = architect
architecture = architectuur
art = kunst
artist = kunstenaar
attack = aanslag 
aunt = tante
before =voor
biography =biografie
biologist =bioloog
biology =biologie
black = zwart
boy = jongen
brother = broer
build = bouwen
business = zaken
buy = kopen
cave = grot
century =eeuw
chemistry =scheikunde
come down = naar beneden komen
daughter =dochter
death = dood
design =ontwerpen
destroy =verwoesten
die =sterven
discover =ontdekken
discovery of =ontdekking van
draw = tekenen
drawing =tekening
engineer =ingenieur
engineering =techniek
escape to =ontsnappen naar
event = gebeurtenis
experiment =experiment
exploration =verkenning
explore =verkennen
father = vader
genius =genie
girl =meisje
give =geven
grandfather =grootvader
grandmother =grootmoeder
happily =gelukkig
hate = haten
have = hebben
incredible =ongelooflijk
introduce =voorstellen
invade =binnenvallen
invent =uitvinden
invention of =uitvinding van
island = eiland
jealous =jaloers
king = koning
leave = weggaan, verlaten
live in = wonen in
lose = verliezen
make = maken
male = mannelijk
marry = trouwen met
mathematician = wiskundige
mathematics = wiskunde
meet = ontmoeten
mirror = spiegel
model = schaalmodel
mother = moeder
move to = verhuizen naar
murder = vermoorden
musician = musicus
nearly = bijna
never = nooit
niece = nicht
observation = waarneming
observe = observeren
opinion about something = mening over iets
order = bestellen
origin of = oorsprong van
paint = schilderen
poor = arm
potato = aardappel
prince = prins
princess = prinses
prison = gevangenis
put = zetten
queen = koningin
read = lezen
return to = terugkeren naar
revolution = revolutie
rule = regeren
run = rennen
sail = zeilen
scientist = wetenschapper
scissors = schaar
secretary = secretaresse
see = zien
sister = zuster
size = grootte
solve = oplossen
son = zoon
soon = gauw
study = (be)studeren
successful = geslaagd
suggest = voorstellen
suggestion = suggestie
take = meenemen
territory = gebied
terrorist = terrorist
time = tijd
tool = gereedschap
uncle = oom
waiter = ober
waitress = serveerster
war = oorlog
wife = echtgenote
woman = vrouw 
work for somebody = voor iemand werken
write = schrijven

Ingezonden op 16-01-2014 - 1687x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 28-04-2016.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

succes met leren!

als er iets fout is meld dit dan even

Vakken

aan de slag met engels, deel 1

2 woorden van hoofdstuk 2